ECLI:NL:RBROT:2023:944
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in ontnemingsvordering door uitzonderlijk lange tijdsverloop
In deze ontnemingszaak heeft de rechtbank Rotterdam op 19 januari 2023 uitspraak gedaan over de vordering van het Openbaar Ministerie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ter hoogte van € 4.931,96. De vordering was ingediend op 25 juni 2012, maar de behandeling van de zaak heeft lange tijd stilgelegen. De rechtbank heeft op de zittingen van 19 juli 2012, 6 oktober 2022 en 19 januari 2023 de vordering behandeld, waarbij de veroordeelde niet aanwezig was op de zittingen in 2022 en 2023.
De officier van justitie, mr. R.K. Nanhkoesingh, heeft verzocht om het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in de ontnemingsvordering, omdat de zaak al geruime tijd stil lag en voortzetting daarvan niet langer opportuun zou zijn. De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de vordering al lange tijd geleden was ingediend en dat er geen verwijt aan de veroordeelde kan worden gemaakt voor het stilleggen van de procedure. Voortzetting van de ontnemingsprocedure zou in deze situatie botsen met de rechtszekerheid voor de veroordeelde.
Op basis van deze overwegingen heeft de rechtbank besloten het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in de ontnemingsvordering. Dit vonnis is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 19 januari 2023 door de meervoudige kamer voor strafzaken, met mr. R.J.A.M. Cooijmans als voorzitter en mrs. B.E. Dijkers en J.L. Luiten als rechters, in tegenwoordigheid van griffier M.J. Grootendorst.