ECLI:NL:RBROT:2023:943
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in strafzaak
In deze ontnemingszaak heeft de rechtbank Rotterdam op 19 januari 2023 uitspraak gedaan over de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van de veroordeelde, geboren in Turkije in 1956. De officier van justitie, mr. M.D. Hes, had een vordering ingediend ter hoogte van € 317.037,83, gebaseerd op een kasopstelling volgens artikel 36e lid 3 van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank heeft de vordering behandeld tijdens de terechtzittingen op 15 april 2021 en 19 januari 2023. De veroordeelde was eerder in eerste aanleg vrijgesproken, maar door het gerechtshof veroordeeld voor de invoer van cocaïne. De officier van justitie stelde dat niet voldaan was aan de voorwaarden voor ontneming van wederrechtelijk voordeel, omdat de cocaïne in beslag was genomen en niet kon worden aangetoond dat de veroordeelde voordeel had genoten van de partijen waarvoor hij was veroordeeld. De verdediging stelde dat de veroordeelde geen wederrechtelijk verkregen voordeel had en dat de vordering afgewezen diende te worden. De rechtbank heeft, na beoordeling van het dossier en de standpunten, geconcludeerd dat niet aannemelijk is geworden dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen. De vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel is dan ook afgewezen.