ECLI:NL:RBROT:2023:943

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 januari 2023
Publicatiedatum
10 februari 2023
Zaaknummer
10-750242-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in strafzaak

In deze ontnemingszaak heeft de rechtbank Rotterdam op 19 januari 2023 uitspraak gedaan over de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van de veroordeelde, geboren in Turkije in 1956. De officier van justitie, mr. M.D. Hes, had een vordering ingediend ter hoogte van € 317.037,83, gebaseerd op een kasopstelling volgens artikel 36e lid 3 van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank heeft de vordering behandeld tijdens de terechtzittingen op 15 april 2021 en 19 januari 2023. De veroordeelde was eerder in eerste aanleg vrijgesproken, maar door het gerechtshof veroordeeld voor de invoer van cocaïne. De officier van justitie stelde dat niet voldaan was aan de voorwaarden voor ontneming van wederrechtelijk voordeel, omdat de cocaïne in beslag was genomen en niet kon worden aangetoond dat de veroordeelde voordeel had genoten van de partijen waarvoor hij was veroordeeld. De verdediging stelde dat de veroordeelde geen wederrechtelijk verkregen voordeel had en dat de vordering afgewezen diende te worden. De rechtbank heeft, na beoordeling van het dossier en de standpunten, geconcludeerd dat niet aannemelijk is geworden dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen. De vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel is dan ook afgewezen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Straf team 2
Parketnummer: 10-750242-18
Datum uitspraak: 19 januari 2023
Tegenspraak (gemachtigd raadsman)
VONNIS
van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de ontnemingszaak tegen:
[veroordeelde01] ,
geboren te [geboorteplaats01] (Turkije) op [geboortedatum01] 1956,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen in Nederland,
huidig adres [adres01] , [woonplaats01] in Turkije,
raadsman mr. C. Crince le Roy, advocaat te Amsterdam.

1..Inleiding

De officier van justitie mr. M.D. Hes heeft een vordering ingediend tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ter hoogte van € 317.037,83. Op de terechtzittingen van 15 april 2021 en 19 januari 2023 is deze vordering behandeld.

2..Standpunten

De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering.
De ontnemingsrapportage is gebaseerd op een kasopstelling, voortvloeiend uit artikel 36e lid 3 van het Wetboek van Strafvordering (hierna Sv). Dat betekent dat sprake moet zijn van een veroordeling wegens een misdrijf dat naar de wettelijke omschrijving wordt bedreigd met een geldboete van de vijfde categorie.
De heer [veroordeelde01] is in eerste aanleg door de rechtbank vrijgesproken, maar door het gerechtshof veroordeeld voor de zogenaamde overtredingsvariant van de invoer van een hoeveelheid cocaïne. Daarmee is naar het oordeel van het Openbaar Ministerie niet voldaan aan de voorwaarde ex artikel 36e lid 3 Sv. Er is nog onderzocht of het mogelijk is de rapportage “om te bouwen” naar een rapportage ex artikel 36e lid 2 Sv, maar omdat de cocaïne in beslag is genomen, kon niet aannemelijk worden gemaakt dat de veroordeelde van die partijen waarvoor hij veroordeeld is wederrechtelijk voordeel heeft genoten.
De verdediging is van oordeel dat vastgesteld dient te worden dat de veroordeelde geen wederrechtelijk verkregen voordeel heeft gehad. Of dit tot de conclusie moet leiden tot afwijzing van de vordering of niet-ontvankelijk verklaring van het Openbaar Ministerie, is de verdediging om het even.

3..Beoordeling

Gelet op de inhoud van het dossier en het standpunt van de officier van justitie, dient de vordering te worden afgewezen omdat niet aannemelijk is geworden dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen.

4..Beslissing

De rechtbank:
wijst af de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
Dit vonnis is gewezen en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank
op 19 januari 2023 door:
mr. R.J.A.M. Cooijmans, voorzitter,
en mrs. B.E. Dijkers en J.L. Luiten, rechters,
in tegenwoordigheid van M.J. Grootendorst, griffier.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.