ECLI:NL:RBROT:2023:9377

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 juni 2023
Publicatiedatum
10 oktober 2023
Zaaknummer
10/010918-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meerdere diefstallen van benzine en witwassen met gevangenisstraf en vorderingen benadeelde partijen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 29 juni 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1988, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere diefstallen van benzine en witwassen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 24 februari 2022 tot en met 9 januari 2023 meermalen benzine heeft gestolen van diverse tankstations in Nederland. Daarnaast heeft hij in dezelfde periode kentekenplaten verworven en voorhanden gehad, wetende dat deze afkomstig waren uit misdrijf. De rechtbank heeft de vorderingen van in totaal 117 benadeelde partijen toegewezen, die schade hebben geleden door de diefstallen. De officier van justitie had een hogere straf geëist, maar de rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn verslavingsproblematiek en zijn motivatie voor verandering. De rechtbank heeft de verdachte ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en deelname aan een behandeling voor zijn verslaving. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de impact op de benadeelde partijen, terwijl ook de mogelijkheid voor rehabilitatie van de verdachte wordt erkend.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/010918-23
Datum uitspraak: 29 juni 2023
Tegenspraak
Verkort vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1988,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres01] , [postcode01] [woonplaats01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in
de Penitentiaire Inrichting [naam PI01] , locatie [locatie01] ,
raadsman mr. I. Car, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 15 juni 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. Boekhoud heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 9 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en de bijzondere voorwaarden zoals genoemd in de rapportage van de reclassering;
  • verbeurdverklaring van de onder de verdachte inbeslaggenomen personenauto (Fiat Panda).

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 1 en 2 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij in de periode van 24 februari 2022 tot en met 09 januari 2023
te diverse plaatsen in Nederland, waaronder Rotterdam,
telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
meermalen telkens heeft weggenomen een hoeveelheid benzine,
geheel toebehorende aan diverse tankstations, personen en of bedrijven,
2.
hij in de periode van 13 december 2021 tot en met 9 januari 2023
in Nederland, meermalen,
kentekenplaten,
telkens voorhanden heeft gehad en daarvan gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij wist dat deze voorwerpen
geheel onmiddellijk of middellijk afkomstig waren uit enig misdrijf
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de redengevende inhoud van het voorgaande en op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende tot bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1.diefstal, meermalen gepleegd;

2.
witwassen, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich in een periode van elf maanden schuldig gemaakt aan
141 benzinediefstallen. Hij vulde jerrycans bij verschillende tankstations en reed vervolgens – in zijn auto voorzien van een reeks verschillende gestolen kentekenplaten – weg zonder te betalen. De verdachte leverde de benzine aan zijn dealer in ruil voor cocaïne of verkocht de benzine door om van de opbrengst cocaïne te kunnen kopen. Met zijn handelen heeft de verdachte een groot aantal ondernemers getroffen en hun schade en overlast toegebracht. De ondernemers zijn financieel gedupeerd en aan de afwikkeling van de diefstallen moeten bovendien kostbare arbeidsuren besteed worden. Voorts heeft de verdachte als heler geprofiteerd van de diefstal van zo’n twintig kentekenplaten, waardoor de autobezitters aanzienlijke overlast hebben ondervonden en op kosten zijn gejaagd. De rechtbank rekent de verdachte dit alles aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 30 mei 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft twee rapportages over de verdachte opgemaakt, gedateerd
14 april 2023 en 13 juni 2023. Deze rapportages houden het volgende in.
De reclassering ziet de leefgebieden financiën en middelengebruik als delictgerelateerde factoren. Er is sprake van een jarenlange cocaïneverslaving en verdachte beschikte over onvoldoende financiële armslag om daarin te kunnen voorzien. De reclassering ziet ook aanwijzingen voor gebrekkige vaardigheden in het oplossen van (interpersoonlijke) problemen. Behandeling wordt noodzakelijk geacht om de middelenproblematiek en het psychosociaal functioneren van verdachte aan te pakken. Hij beschikt over onvoldoende vaardigheden om zijn behandeldoelen zelfstandig te verwezenlijken. Om die reden wordt het vrijwillig kader ingeschat als te summier. Het vrijwillig kader, wat in het verleden door de verdachte zelf is ingezet, is bovendien niet voldoende helpend gebleken. Het recidiverisico wordt ingeschat als gemiddeld-hoog.
Bij een veroordeling wordt een (deels) voorwaardelijke straf geadviseerd met als bijzondere voorwaarden: een meldplicht, ambulante behandeling (met de mogelijkheid tot een kortdurende klinische opname), dagbesteding en meewerken aan schuldhulpverlening en middelencontrole.
7.3.3.
Overige persoonlijke omstandigheden
De verdachte heeft ter zitting aangegeven dat hij inmiddels clean is, schoon schip wil maken en graag behandeld wil worden voor zijn verslavingsproblematiek. Ook heeft hij spijt betuigd voor zijn daden.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De officier van justitie heeft bij het bepalen van zijn eis (een gevangenisstraf van 24 maanden) de vergelijking gemaakt met de ISD maatregel. Deze vergelijking gaat wat de rechtbank betreft niet helemaal op. Weliswaar zou verdachte op grond van de bewezen feiten als een veelpleger kunnen worden aangemerkt, maar de reeks diefstallen die de verdachte heeft gepleegd volgden elkaar vrijwel aansluitend op en hierbij is, anders dan bij verdachten aan wie de ISD maatregel wordt opgelegd, niet eerder op ingegrepen, door het opleggen van een verplicht zorgaanbod, zoals een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden. Bovendien is de responsiviteit van de verdachte voor hulp groot. Om die reden zal de rechtbank een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie geëist.
De verdediging heeft bepleit een straf op te leggen die het voorarrest niet overschrijdt, omdat de vrees bestaat dat de verdachte bij een langere gevangenisstraf zijn motivatie voor verandering zal verliezen. Gezien het grote aantal diefstallen, kan uit het oogpunt van normhandhaving bezien echter niet worden volstaan met een straf gelijk aan het voorarrest.
Naast een gevangenisstraf acht de rechtbank het van belang dat de verdachte na zijn detentie een langdurig verplicht kader heeft om te zorgen dat hij niet terugvalt in het gebruik van cocaïne. De eerder, door de verdachte zelf ingezette, vrijwillige behandelingen bleken immers onvoldoende en de verslaving is de directe aanleiding geweest van het plegen van de strafbare feiten. Ter zitting heeft de verdachte gezegd dat hij een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt tijdens detentie en dat hij gemotiveerd is om, ook buiten detentie, niet in zijn verslaving terug te vallen. De rechtbank prijst deze motivatie en rekent erop dat die motivatie er ook nog is als de verdachte zijn straf, ook als deze langer is dan zijn voorarrest, heeft uitgezeten.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen, waaronder de hieronder besproken verbeurdverklaring, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen Fiat Panda (kenteken [kenteken01] ) verbeurd te verklaren.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.3.
Beoordeling
De in beslag genomen Fiat Panda (kenteken [kenteken01] ) zal worden verbeurd verklaard.
Het voorwerp behoort aan de verdachte toe.
De onder 1 bewezen feiten zijn met behulp van dit voorwerp begaan.

9.Vorderingen benadeelde partijen

Er heeft zich ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde een groot aantal benadeelde partijen gevoegd. Dit betreffen allen ondernemers die een tankstation exploiteren en zijn gedupeerd door de benzinediefstallen die de verdachte heeft gepleegd. Een overzicht van de vorderingen en de beslissingen daarop is als bijlage III aan dit vonnis gehecht.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen geheel kunnen worden toegewezen tot een totaalbedrag van € 15.209,26.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen kunnen worden toegewezen, met uitzondering van de gevorderde BTW. De vorderingen betreffen bedragen inclusief BTW. Verdachte heeft echter nooit de intentie gehad om een civielrechtelijke overeenkomst aan te gaan en er is voor de benzine die de verdachte heeft weggenomen ook geen BTW afgedragen door de benadeelde partijen. Om die reden kan de BTW niet doorberekend worden aan de verdachte.
Beoordeling
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partijen rechtstreeks materiële schade hebben geleden als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde feit. De vorderingen zijn onderbouwd en daarmee in beginsel toewijsbaar.
De verdediging heeft aangevoerd dat de BTW niet kan worden toegewezen. Dit verweer wordt verworpen. De rechtbank overweegt daartoe dat de benadeelde partijen ondernemers zijn. De vorderingen zien op goederen die niet betaald zijn. Voor een ondernemer geldt dat hij over zijn omzet altijd BTW (die hij bij zijn klanten in rekening brengt) aan de fiscus moet afdragen. Krijgt een ondernemer niet betaald voor een door hem geleverd product, dan moet hij wel de BTW aan de fiscus afdragen, maar heeft hij deze niet bij zijn klant kunnen innen. De rechtbank neemt daarbij ook in aanmerking dat de toewijzing van de vorderingen tot vergoeding van de door de benadeelde partijen geleden schade meebrengt dat de verdachte alsnog veroordeeld is tot nakoming van zijn verplichting tot betaling van de oorspronkelijke productprijzen (vgl. HR 9 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:512). De BTW zit bij die productprijs inbegrepen, zodat de rechtbank voorbij gaat aan het verweer van de raadsman. De verdachte is tot vergoeding van de schade gehouden zodat de vorderingen volledig zullen worden toegewezen.
Proceskosten
Nu de vorderingen van de benadeelde partijen volledig worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Conclusie
De rechtbank wijst alle vorderingen van de benadeelde partijen toe, zoals is opgenomen in het overzicht in bijlage II van dit vonnis.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 57, 310 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
6 (zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde zal zich onthouden van het gebruik van verdovende middelen, onder de verplichting ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan urineonderzoek, zolang en zo vaak als de reclassering noodzakelijk vindt;
3. de veroordeelde zal zich onder ambulante behandeling stellen van een nader door de reclassering te bepalen zorgverlener voor zijn problematiek zolang de reclassering dit noodzakelijk vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
4. Indien er sprake is van een terugval in middelengebruik en/of een zodanige verslechtering van de psychische toestand van de veroordeelde dat een kortdurende klinische opname voor detoxificatie, stabilisatie en observatie noodzakelijk is, kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een dergelijke kortdurende klinische opname voor de duur van maximaal 7 weken. Indien de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert zal, nadat dit door de rechter is bevolen, de veroordeelde zich laten opnemen in een zorginstelling te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De veroordeelde zal medicijnen innemen, als de zorginstelling dat nodig vindt;
5. de veroordeelde zal verblijven in de instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, of een soortgelijke instelling, en zal zich houden aan de aanwijzingen die door of namens de directeur van die instelling worden gegeven, zolang als de reclassering dit noodzakelijk vindt;
6. de veroordeelde zal zich inspannen voor het vinden van betaald werk, onbetaald werk en/of een vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur;
7. de veroordeelde zal meewerken aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De veroordeelde zal de reclassering inzicht geven in zijn financiën en schulden en hij zal zich laten ondersteunen op het gebied van financiën door de Materieel Juridische Dienstverlening (MJD) Fivoor, of een soortgelijke instelling, te bepalen door de reclassering.
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor feit 1: Fiat Panda (kenteken [kenteken01] );
wijst de vorderingen van de benadeelde partijen toe conform het overzicht in bijlage II van dit vonnis;
veroordeelt de verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Luijck, voorzitter,
en mrs. J.J. Bade en L. Amperse, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.S. Beukema, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 24 februari 2022 tot en met 09 januari 2023
te diverse plaatsen in Nederland, waaronder Rotterdam,
telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
meermalen althans eenmaal
telkens heeft weggenomen
ten grote hoeveelheid benzine, althans brandstof,
in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan diverse tankstations, personen en of bedrijven,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
2.
hij in of omstreeks de periode van 13 december 2021 tot en met 9 januari 2023
te Rotterdam, althans in Nederland,
meermalen althans eenmaal,
een groot aantal kentekenplaten, althans een kentekenplaat,
telkens heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of
heeft omgezet en/of daarvan gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden
dat deze voorwerpen c.q. dit voorwerp
geheel of gedeeltelijk
onmiddellijk of middellijk
afkomstig waren of was uit enig (eigen) misdrijf