In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 6 oktober 2023 uitspraak gedaan in een huurzaken tussen [eiser01] en [gedaagde01] en [gedaagde02]. [Eiser01] heeft de ontbinding van de huurovereenkomst gevorderd wegens een aanzienlijke huurachterstand van € 21.523,50, die was opgebouwd sinds het ingaan van de huurovereenkomst op 25 april 2020. De huurder, [gedaagde01], heeft erkend dat er een huurachterstand is, maar heeft betwist dat deze zo hoog is. [Gedaagde02] heeft zich verweerd door te stellen dat zij geen huurder is en daarom ten onrechte is gedagvaard. De kantonrechter heeft geoordeeld dat [gedaagde02] niet als huurder kan worden aangemerkt, omdat zij de huurovereenkomst niet heeft ondertekend en nooit op het adres van het gehuurde heeft ingeschreven.
De kantonrechter heeft de vordering van [eiser01] tegen [gedaagde02] afgewezen en de huurovereenkomst met [gedaagde01] ontbonden. De rechter heeft vastgesteld dat de huurachterstand substantieel is en dat er geen omstandigheden zijn die de ontbinding en ontruiming in de weg staan. De ontruimingstermijn is vastgesteld op veertien dagen na betekening van het vonnis. Daarnaast is [gedaagde01] veroordeeld tot betaling van de huurachterstand, toekomstige huurbetalingen, buitengerechtelijke kosten en proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.