ECLI:NL:RBROT:2023:9303

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 september 2023
Publicatiedatum
6 oktober 2023
Zaaknummer
9609796 CV EXPL 21-43392eindvonnis
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van vorderingen inzake pensioenaanspraken en proceskostenveroordeling

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 8 september 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer, aangeduid als [eiser], en de buitenlandse vennootschap HDI Global SE. De zaak betreft pensioenaanspraken van de werknemer, waarbij eerder tussenvonnissen zijn uitgesproken. De kantonrechter heeft een deskundige benoemd om de pensioenaanspraken van de werknemer te berekenen, waarbij de deskundige concludeerde dat de berekende pensioenaanspraak van de werknemer vrijwel overeenkomt met de pensioenaanspraak zoals vermeld in de UPO van 2014. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de pensioenaanspraak voldoende gefinancierd is door HDI Global en heeft de vorderingen van de werknemer afgewezen. Tevens is de werknemer veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 1.188,-. De kantonrechter heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de proceskosten direct moeten worden betaald, ongeacht een eventuele hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9609796 CV EXPL 21-43392
datum uitspraak: 8 september 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser],
woonplaats: [woonplaats],
eiser,
gemachtigde: mr. E.H. de Joode (na de pensionering van mr. L.R.T. Peeters),
tegen
de buitenlandse vennootschap
HDI Global SE,
vestigingsplaats: Hannover, Duitsland,
gedaagde,
gemachtigde: mr. G.R. Derksen.
Partijen worden hierna aangeduid als “[eiser]” en “HDI Global”.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • het vonnis van 3 februari 2023, met de daaraan ten grondslag liggende stukken;
  • het deskundigenbericht van 26 juni 2023;
  • het e-mailbericht van 20 juli 2023 van HDI Global (reactie op deskundigenbericht);
  • de akte uitlating deskundigenbericht van 21 juli 2023 van HDI Global.

2.De verdere beoordeling

2.1.
In het tussenvonnis van 15 juli 2022 is geoordeeld dat de kantonrechter voornemens is om een deskundige te benoemen die, met in achtneming van wat in het tussenvonnis is overwogen over het maximum pensioengevend salaris en de bonussen van [eiser], de pensioenaanspraken van [eiser] tot 1 januari 2014 moet berekenen. Nadat partijen in de gelegenheid zijn gesteld om zich uit te laten over de persoon van de deskundige en de aan deze te stellen vragen, heeft de kantonrechter in het vonnis van 3 februari 2023 [naam] (hierna: [naam]) benoemd tot deskundige ter beantwoording van de volgende vraag:
1. Wat is volgens uw berekening de totale omvang van de pensioenaanspraak van [eiser] gedurende zijn dienstverband van 1 januari 1982 tot 1 januari 2014? Komt dit overeen met de pensioenaanspraak zoals opgenomen in de UPO’s 2014 van [eiser]? Zo nee, kunt u toelichten wat de verschillen zijn?
Wilt u bij uw berekening:
o rekening houden met de vraag per wanneer, als gevolg van de wijziging per 1 januari 2005, voor het laatst een pensioengrondslag is vastgesteld op basis van het pensioengevend salaris dat volledig in de eindloonsystematiek viel;
o rekening houden met de afspraken die in het tussenvonnis zijn vastgesteld met betrekking tot het maximum pensioengevend salaris van [eiser] en dat de vaste bonussen die [eiser] ontving na 1 januari 2010 wel tot zijn pensioengevend salaris behoren;
o ingaan op de berekeningen die partijen zelf gemaakt hebben.
2.2.
In zijn deskundigenbericht van 26 juni 2023 heeft [naam] het getotaliseerde bedrag aan levenslang-ouderdomspensioen van [eiser] berekend op een bedrag van € 75.839,- per 31 december 2013. Dit bedrag komt vrijwel overeenkomst met het op de UPO 2014 vermeldde bedrag van € 75.965,- per 31 december 2013. Dit geringe verschil vindt volgens [naam] waarschijnlijk zijn oorzaak in afrondingsverschillen en indexaties.
2.3.
HDI Global kan zich vinden in de inhoud en conclusie van het deskundigenbericht. [eiser] kan zich niet vinden in het deskundigenbericht. Hieronder zal op zijn kritiek op het deskundigenbericht worden ingegaan.
2.4.
Volgens [eiser] gaat [naam] ten onrechte uit van de (pensioengevende) jaarsalarissen zoals die zijn opgenomen in de verzekeringsbewijzen, respectievelijk de UPO’s, terwijl hij uit had moeten gaan van de door [eiser] berekende salarissen. De kantonrechter begrijpt dat [eiser] hiermee bedoelt dat de bonussen die hij vanaf 2008 genoot (in 2008 is voor het eerst tantième uitgekeerd) tot zijn regelmatige salaris behoorden en ten onrechte niet zijn meegenomen in de berekeningen door [naam].
De kantonrechter overweegt hierover als volgt. In het tussenvonnis van 15 juni 2022 is geoordeeld dat de bonussen die [eiser] voor 2010 ontving geen onderdeel uitmaken van zijn volledig (en dus pensioengevend) salaris en de (vaste) bonussen vanaf 2010 wel. [naam] heeft in het deskundigenbericht ditzelfde standpunt ingenomen, omdat het toekennen van bonussen afhankelijk is van andere factoren dan het vaste salaris en daardoor – ondanks dat dit jaren niet is gebeurd – kan wijzigen. De kantonrechter ziet in hetgeen [eiser] heeft aangevoerd geen redenen om op dit oordeel over de bonussen terug te komen. Dat HDI Global in 2005 op salaris via tantième heeft ingezet, is een beloningswijze waarmee [eiser] destijds kennelijk zelf heeft ingestemd. Dat HDI Global in sommige stukken wel rekent met een salaris vermeerderd met tantième, maakt dit ook niet anders. Daarnaast ziet de kantonrechter in hetgeen [eiser] heeft aangevoerd met betrekking tot artikel 6 lid 3 van de Pensioenovereenkomst 55- geen reden om van dit oordeel terug te komen.
De kantonrechter constateert voorts dat [naam] in het deskundigenbericht voldoende zijn berekeningen heeft toegelicht. [naam] is voor de periode vanaf 2010 uitgegaan van een salaris van € 260.000,-, dus inclusief bonussen. Uit het deskundigenbericht volgt daarnaast dat [naam] wat betreft de periode van 2005 tot 2010 [naam] heeft gerekend met een salaris van € 200.000,-, zodat de kantonrechter gelet op de hoogte van dit bedrag niet begrijpt wat de bezwaren van [eiser] tegen de berekening van [naam] zijn.
[eiser] kan gelet op het voorgaande niet worden gevolgd in zijn opmerkingen op het deskundigenrapport als zou [naam] ten onrechte geen rekening hebben gehouden met zijn bonussen.
2.5.
De kantonrechter kan [eiser] voorts niet volgen in zijn stelling dat de berekening van het pre pensioen in het deskundigenbericht niet correct c.q. volledig is. [eiser] legt hieraan ten grondslag dat [naam] is uitgegaan van een opbouwpercentage van 0,75%, maar dat [naam] ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de cao Verzekeringsbedrijf en de daarin opgenomen percentages en cao surplus. [naam] is in zijn deskundigenbericht hierop ingegaan en stelt dat hij deze cao niet heeft meegenomen, omdat de cao geen onderdeel was van het procesdossier. De kantonrechter is van oordeel dat uit de processtukken onvoldoende volgt dat [eiser] eerder het standpunt heeft ingenomen dat de cao Verzekeringsbedrijf bij de berekening van het prepensioen van belang was. [naam] hoefde daarom hiermee geen rekening te houden en heeft gelet hierop geen onjuiste berekeningen gemaakt. De kantonrechter is daarnaast van oordeel dat [eiser] onvoldoende heeft onderbouwd, terwijl dit op zijn weg had gelegen, wat het wel toepassen van de cao voor gevolgen zou hebben voor de berekening van zijn pre pensioenaanspraken. Gelet hierop is er geen reden om het deskundigenbericht wat betreft het pre pensioen niet te volgen.
2.6.
Volgens [eiser] heeft [naam] in zijn ogen ten onrechte de FAR-regeling niet meegenomen in zijn berekeningen in het deskundigenbericht. [naam] heeft echter toegelicht dat de FAR-regeling een premieovereenkomst is en een kenmerk van een dergelijke regeling is dat tot de pensioeningangsdatum geen sprake is van verzekerde periodieke uitkeringen, maar van een pensioenkapitaal dat op de pensioenuitkeringsdatum op basis van de op dat moment door de pensioenuitvoerder gehanteerde berekeningsgrondslagen wordt omgezet in een direct ingaande levenslange uitkering. Tot de pensioeningangsdatum heeft de deelnemer dus alleen aanspraak op het verzekerde kapitaal, zodat er volgens [naam] tot de pensioeningangsdatum nog geen recht is op een periodieke uitkering. De kantonrechter is van oordeel dat uit hetgeen [eiser] hiertegen heeft aangevoerd niet kan worden afgeleid dat [naam] een onjuist uitgangspunt heeft gehanteerd, zodat dit geen reden is om niet van het deskundigenbericht uit te gaan.
2.7.
Gelet op het voorgaande slaagt de kritiek die [eiser] heeft op het deskundigenbericht niet. Het rapport is voorts voldoende duidelijk en [naam] heeft voldoende zijn berekeningen toegelicht. Nu er ook geen andere redenen zijn om niet van het deskundigenbericht van [naam] uit te gaan, zal de kantonrechter deze conclusies overnemen. Dit betekent dat er geen grond is om de vorderingen van [eiser] toe te wijzen, omdat de door [naam] berekende omvang van de pensioenaanspraak van [eiser] gedurende zijn dienstverband van 1 januari 1982 tot 1 januari 2014 zo goed als overeenkomt met de pensioenaanspraak zoals opgenomen in de UPO’s 2014 van [eiser]. HDI Global heeft de pensioenaanspraken van [eiser] dus voldoende gefinancierd. De pensioenaanspraak die [naam] heeft berekend is zelfs iets lager, maar dat wijt [naam] aan afrondingsverschillen en de indexaties.
proceskosten
2.8.
[eiser] krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van HDI Global tot vandaag vast op € 1.188,- aan salaris voor de gemachtigde (3 punten x € 396,-). Voor kosten die HDI Global maakt na deze uitspraak moet [eiser] een bedrag betalen van € 132,- (1/2 punt x € 396,-, met een maximum van € 132,-). Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist (ECLI:NL:HR:2022:853). De wettelijke rente wordt toegewezen. Dit voorgaande betekent ook dat de kosten van de deskundige voor [eiser] blijven, deze de factuur heeft hij (bij wijze van voorschot) al betaald.
uitvoerbaarheid bij voorraad
2.9.
Dit vonnis wordt wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af;
3.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, die aan de kant van HDI Global tot vandaag worden vastgesteld op € 1.188,- met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na vandaag tot de dag dat volledig is betaald;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Poiesz en in het openbaar uitgesproken.
31688