ECLI:NL:RBROT:2023:9216

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 september 2023
Publicatiedatum
3 oktober 2023
Zaaknummer
ROT 22/887
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank Rotterdam het verzoek van verzoekster om een veroordeling van verweerder in de proceskosten. Verweerder heeft bij besluit op bezwaar van 13 januari 2022 de WOZ-waarde van een object in Capelle aan den IJssel verlaagd, maar verzoekster is van mening dat de toegekende proceskostenvergoeding van € 530,- te laag is en had moeten zijn € 538,-. Verweerder erkent in een brief van 29 maart 2022 dat de proceskostenvergoeding met € 8,- te laag was vastgesteld, maar stelt dat verzoekster, gezien het geringe financiële belang, contact had kunnen opnemen om een beroepsprocedure te voorkomen. Verzoekster heeft echter besloten om het beroep voort te zetten en vraagt om een volledige proceskostenvergoeding.

De rechtbank stelt vast dat verweerder met de wijziging van het bestreden besluit op 14 juni 2023 geheel aan het beroep tegemoet is gekomen, waardoor verzoekster geen procesbelang meer heeft bij de beoordeling van het beroep. De rechtbank oordeelt dat de gemachtigde van verzoekster als professioneel hulpverlener had moeten begrijpen dat het onjuiste bedrag van € 530,- per abuis was vermeld en dat contact met verweerder had kunnen leiden tot een oplossing zonder gerechtelijke procedure. Daarom verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk en wijst het verzoek om proceskostenvergoeding en vergoeding van griffierecht af.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 22/887

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 september 2023 in de zaak tussen

[verzoekster] , uit [plaats] , verzoekster

(gemachtigde: [naam gemachtigde 1] ),
en

de heffingsambtenaar van Capelle aan den IJssel, verweerder

(gemachtigde: [naam gemachtigde 2] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het verzoek van verzoekster om een veroordeling van verweerder in de proceskosten. Verweerder heeft bij besluit op bezwaar van 13 januari 2022 (het bestreden besluit) de WOZ-waarde van het object [adres] te Capelle aan den IJssel voor het belastingjaar 2021 verlaagd van € 369.000,- naar
€ 345.000,-, het bezwaar gegrond verklaard en proceskosten toegekend tot een bedrag van
€ 530,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor de hoorzitting met een waarde per punt van € 265,-).
2. Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het beroep is beperkt tot de hoogte van de toegekende proceskostenvergoeding van € 530,-. Dit had
€ 538,- moeten zijn gelet op de waarde per punt van € 269,-. Omdat verweerder bij brief van 9 maart 2022 had aangegeven de hoogte van de proceskostenvergoeding te gaan corrigeren, meldde eiseres dat het beroep zou worden ingetrokken tegen vergoeding van het griffierecht en een 0,5 punt voor het beroepschrift.
3. Met een brief van 29 maart 2022 heeft verweerder erkend dat de proceskostenvergoeding met € 8,- te laag was vastgesteld. Verweerder stelt dat verzoekster, gelet op het geringe financiële belang (telefonisch) contact met verweerder had kunnen opnemen om een beroepsprocedure te voorkomen. Verweerder ziet dan ook geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
4. Verzoekster reageerde met een brief van 12 april 2022 dat is geprobeerd verweerder te bereiken om te wijzen op de fout in het bestreden besluit voordat er beroep werd ingesteld. Verzoekster stelt dat ze het recht heeft om beroep in te stellen tegen een onjuist besluit op bezwaar. Verzoekster zet het beroep voort en verzoekt om een volledige proceskostenvergoeding.
5. Bij gewijzigd besluit op bezwaar van 14 juni 2023 heeft verweerder de hoogte van de proceskostenvergoeding vastgesteld op € 538,- en meegedeeld dat het verschil van € 8,- al veel eerder is betaald. Volgens verweerder heeft verzoekster geen procesbelang meer.
6. Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

7.De rechtbank stelt vast dat verweerder met de wijziging van het bestreden besluit bij besluit van 14 juni 2023 geheel aan het beroep tegemoet is gekomen. De rechtbank stelt vast dat eiseres geen procesbelang meer heeft bij de beoordeling van het beroep, voor zover dat beroep betrekking heeft op de hoogte van de proceskostenvergoeding in bezwaar. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.
8. In het bestreden besluit is vermeld dat de proceskostenvergoeding is berekend volgens het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht. De gemachtigde had redelijkerwijs kunnen weten dat bedoeld was een proceskotenvergoeding van € 538,- toe te kennen. Het bestreden besluit dateert van 13 januari 2022, terwijl op 1 januari 2022 de hoogte van de proceskostenvergoedingen is aangepast. De gemachtigde van eiseres had kunnen onderkennen dat het onjuiste bedrag van € 530,- (gebaseerd op het tot 1 januari 2022 geldende bedrag) kennelijk per abuis door verweerder is vermeld. Gelet op de hoogte van de nabetaling van € 8,- is de rechtbank van oordeel dat van de gemachtigde van eiseres als professioneel hulpverlener had mogen worden verwacht dat men zich tot verweerder had gewend (bijvoorbeeld telefonisch) met het verzoek tot correctie over te gaan, nadat was ontdekt dat verweerder het onjuiste forfaitaire bedrag van € 265,- per punt had gehanteerd, in plaats van direct beroep in te stellen bij de rechtbank (zie ook een uitspraak van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 17 juni 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1887). Er was geen enkele aanleiding om te veronderstellen dat verweerder deze kennelijke vergissing niet zou corrigeren indien de gemachtigde van eiseres contact (telefonisch of schriftelijk) op zou nemen met verweerder. Was een (juiste) reactie van verweerder uitgebleven, dan had alsnog beroep kunnen worden ingesteld. Nu de gemachtigde van eiseres van deze relatief eenvoudige mogelijkheid om een gerechtelijke procedure te voorkomen geen gebruik heeft gemaakt, ziet de rechtbank in de onderhavige situatie onvoldoende aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten en vergoeding van het griffierecht.

Beslissing

De rechtbank
-verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- wijst het verzoek om proceskostenvergoeding en vergoeding van griffierecht af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. P. Hameete, rechter, in aanwezigheid van
mr. J. Nieuwstraten, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 20 september 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.