ECLI:NL:RVS:2015:1887

Raad van State

Datum uitspraak
17 juni 2015
Publicatiedatum
17 juni 2015
Zaaknummer
201409266/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verzoek om proceskostenveroordeling na intrekking beroep

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellante] tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 13 november 2014. De rechtbank had het verzoek van [appellante] om proceskostenveroordeling afgewezen na de intrekking van haar beroep tegen een besluit van het dagelijks bestuur van waterschap Groot Salland. Dit besluit, genomen op 16 september 2014, had betrekking op de openbaarmaking van documenten en de toekenning van een proceskostenvergoeding van € 472,00, terwijl [appellante] meende recht te hebben op € 487,00. De rechtbank oordeelde dat [appellante] niet eerst contact had opgenomen met het dagelijks bestuur om het onjuiste bedrag te corrigeren, wat haar recht op proceskostenveroordeling zou hebben beïnvloed.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep ongegrond verklaard. De rechtbank had terecht overwogen dat [appellante] niet voldoende aanleiding had gegeven voor een proceskostenveroordeling. De Afdeling bevestigde dat het dagelijks bestuur per abuis het verkeerde bedrag had vermeld en dat [appellante] of haar gemachtigde redelijkerwijs hadden kunnen weten dat het juiste bedrag € 487,00 was. De Afdeling concludeerde dat er geen grond was voor het oordeel dat de rechtbank ten onrechte onvoldoende aanleiding had gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

201409266/1/A3.
Datum uitspraak: 17 juni 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [plaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 13 november 2014 in zaak nr. 14/2545 op het verzoek van [appellante] om proceskostenveroordeling in geval van intrekking van het beroep (artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)).
Procesverloop
Bij besluit van 14 mei 2014 heeft het dagelijks bestuur van het waterschap Groot Salland naar aanleiding van een verzoek van [appellante] diverse documenten openbaar gemaakt.
Bij besluit van 16 september 2014 heeft het dagelijks bestuur het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard, het besluit van 14 mei 2014 herroepen, diverse documenten openbaar gemaakt en een proceskostenvergoeding toegekend.
Bij brief van 3 oktober 2014 heeft [appellante] hiertegen beroep ingesteld.
Bij brief van 23 oktober 2014 heeft het dagelijks bestuur te kennen gegeven per omgaande € 15,00 over te maken op het door [appellante] opgegeven bankrekeningnummer.
Naar aanleiding hiervan heeft [appellante] het beroep ingetrokken en verzocht om het dagelijks bestuur te veroordelen in de kosten van het beroep.
Bij uitspraak van 13 november 2014 heeft de rechtbank dat verzoek afgewezen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
[appellante] heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
Partijen hebben toestemming verleend, als bedoeld in artikel 8:57 van de Awb, om in het geding uitspraak te doen zonder zitting. Vervolgens heeft de Afdeling bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft.
Overwegingen
1. [appellante] heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 16 september 2014, omdat daarin is vermeld dat aan haar een proceskostenvergoeding van € 472,00 wordt toegekend, terwijl dit € 487,00 had moeten zijn.
2. De rechtbank heeft overwogen dat van de gemachtigde van [appellante], als professioneel rechtshulpverlener, mocht worden verwacht dat hij zich - bijvoorbeeld telefonisch - tot het dagelijks bestuur wendde met het verzoek om over te gaan tot correctie van het onjuiste bedrag aan proceskostenvergoeding, in plaats van direct beroep in te stellen tegen het besluit van 16 september 2014. Nu de gemachtigde zich niet tot het dagelijks bestuur heeft gewend, heeft de rechtbank onvoldoende aanleiding gezien om het dagelijks bestuur te veroordelen in de door [appellante] gemaakte proceskosten.
3. [appellante] betoogt dat de rechtbank het verzoek om proceskostenveroordeling ten onrechte heeft afgewezen.
3.1. De stelling van [appellante] dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat zij direct beroep heeft ingesteld, berust op een onjuiste lezing van de aangevallen uitspraak. De rechtbank heeft, anders dan [appellante] kennelijk meent, niet overwogen dat onmiddellijk na ontvangst van het besluit van 16 september 2014 daartegen beroep is ingesteld, maar slechts dat beroep is ingesteld zonder dat daaraan voorafgaand contact is opgenomen met het dagelijks bestuur om te verzoeken om correctie van het onjuiste bedrag aan proceskostenvergoeding.
3.2. In het besluit van 16 september 2014 is vermeld dat de kosten van de bezwaarprocedure overeenkomstig artikel 7:15 van de Awb worden vergoed alsmede dat de wijze waarop die kosten moeten worden vergoed en de hoogte ervan zijn vastgelegd in het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Bpb). Verder is in het besluit vermeld dat in dit geval één punt met een gemiddeld gewicht, als bedoeld in de bijlage bij het Bpb, wordt vergoed. Ingevolge de bijlage bij het Bpb, zoals die luidde ten tijde van voormeld besluit, is de waarde per punt voor een bezwaar in dit geval € 487,00. Gelet op de uitdrukkelijke verwijzing naar het Bpb en de bijbehorende bijlage, kon [appellante] - of in elk geval haar gemachtigde - redelijkerwijs weten dat het dagelijks bestuur heeft bedoeld haar een proceskostenvergoeding van € 487,00 toe te kennen. Mede gezien de duidelijke en uitvoerige omschrijving in het besluit van de samenstelling van de door het dagelijks bestuur toegekende proceskostenvergoeding, heeft het dagelijks bestuur het onjuiste bedrag van € 472,00 - zijnde het tot 1 januari 2014 geldende bedrag - kennelijk per abuis vermeld. Er was geen enkele aanleiding om te veronderstellen dat het dagelijks bestuur deze kennelijke vergissing niet zou corrigeren indien [appellante] of haar gemachtigde - bijvoorbeeld telefonisch - contact op zou nemen met het dagelijks bestuur. Daar doet niet aan af dat zij, naar zij stelt, niet al te goede ervaringen heeft met telefonische contacten met bestuursorganen. Voor zover [appellante] stelt dat zij het recht had om beroep in te stellen, wordt overwogen dat de rechtbank nergens heeft overwogen dat dit niet het geval is. Er is daarom geen grond voor het oordeel dat de rechtbank ten onrechte onvoldoende aanleiding heeft gezien voor een proceskostenveroordeling.
Het betoog faalt.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. H. Herweijer, griffier.
w.g. Borman w.g. Herweijer
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 17 juni 2015
640.