Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- het tussenvonnis van 23 juni 2023 en de daarin genoemde stukken;
- akte van [gedaagde01] ;
- de akte van Hef Wonen.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 29 september 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Hef Wonen en een huurder, aangeduid als [gedaagde01]. De zaak betreft de opzegging van een huurovereenkomst voor een studentenkamer door Hef Wonen, die stelt de woning dringend nodig te hebben voor eigen gebruik. De kantonrechter heeft in zijn beoordeling gekeken naar de voorwaarden voor beëindiging van de huurovereenkomst op grond van artikel 7:274 lid 1 sub c BW, waarbij het noodzakelijk is dat de huurder andere passende woonruimte kan verkrijgen.
De procedure omvatte een tussenvonnis van 23 juni 2023, waarin de kantonrechter de huurder de gelegenheid gaf om inzicht te geven in zijn inkomenssituatie. De huurder heeft aangetoond dat hij leeft van een bijstandsuitkering en dat hij afhankelijk is van de sociale huursector. Hef Wonen heeft een woning in Spijkenisse aangeboden, maar de huurder betwistte dat deze woning passend is, gezien zijn sociale leven en werkactiviteiten in Rotterdam.
De kantonrechter oordeelde dat Hef Wonen niet voldoende heeft aangetoond dat de aangeboden woning in Spijkenisse als passende woonruimte kan worden beschouwd. De huurder heeft overtuigend aangetoond dat zijn activiteiten in Rotterdam plaatsvinden en dat hij financieel niet in staat is om de reiskosten van en naar Spijkenisse te dragen. Bovendien is er geen bewijs dat er andere passende woonruimte beschikbaar is. Daarom heeft de kantonrechter de vorderingen van Hef Wonen afgewezen en het eerdere verstekvonnis vernietigd. Hef Wonen is veroordeeld in de proceskosten van de huurder.