ECLI:NL:RBROT:2023:9020

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 september 2023
Publicatiedatum
28 september 2023
Zaaknummer
658986 / HA ZA 23-505
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in verzet inzake de afwikkeling van de koop/verkoop van aandelen in Maxroi B.V. met betrekking tot bedrog en misbruik van omstandigheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 27 september 2023 een vonnis in verzet uitgesproken in een geschil tussen [eiser01] en [gedaagde01] over de afwikkeling van de koop van aandelen in Maxroi B.V. [eiser01] was oorspronkelijk eiser in conventie en vorderde betaling van een bedrag van € 167.363,57, vermeerderd met rente en proceskosten, omdat [gedaagde01] de koopprijs voor de aandelen niet had voldaan. [gedaagde01] had de aandelen gekocht voor € 125.000,00, maar had deze niet op de afgesproken datum betaald. Na conservatoir beslag door [eiser01] en een vaststellingsovereenkomst, heeft [gedaagde01] slechts een deel van de koopprijs voldaan.

In zijn verzet heeft [gedaagde01] aangevoerd dat de koopovereenkomst tot stand is gekomen onder invloed van bedrog, misbruik van omstandigheden en dwaling. Hij stelde dat [eiser01] hem had misleid over de waarde van de aandelen en de financiële situatie van Maxroi. De rechtbank oordeelde echter dat [gedaagde01] niet had voldaan aan zijn stelplicht en dat zijn argumenten onvoldoende onderbouwd waren. De rechtbank bekrachtigde het eerdere verstekvonnis en veroordeelde [gedaagde01] in de proceskosten.

In reconventie werden de vorderingen van [gedaagde01] afgewezen, en ook hij werd veroordeeld in de proceskosten. De rechtbank concludeerde dat de koopovereenkomst niet vernietigd kon worden op de door [gedaagde01] aangevoerde gronden.

Uitspraak

RECHTBANK Rotterdam

Team handel en haven
Zaaknummer: C/10/658986 / HA ZA 23-505
Vonnis in verzet van 27 september 2023 (bij vervroeging)
in de zaak van
[eiser01],
wonende in Klimmen,
oorspronkelijk eiser in conventie, gedaagde in het verzet,
verweerder in reconventie,
advocaat: mr. R. Gijsen in Maastricht.
tegen
[gedaagde01],
wonende in Rotterdam,
oorspronkelijk gedaagde in conventie,
eiser in het verzet en in reconventie,
advocaat: mr. M.Z.D. Nasrullah in Den Haag,
Partijen zullen hierna [eiser01] en [gedaagde01] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 20 februari 2023, met producties,
- de akte overlegging beslagstukken, met producties,
- het verstekvonnis van deze rechtbank van 5 april 2023, tussen partijen gewezen onder zaak-/rolnummer: C/10/653722 / HA ZA 23-221,
- de verzetdagvaarding van 25 mei 2023, met een productie,
- de brief van de rechtbank van 20 juni 2023, met een oproeping voor een mondelinge behandeling op 24 augustus 2023,
- de brief van de rechtbank van 10 juli 2023, met een zittingsagenda voor de mondelinge behandeling,
- de brief van mr. Gijsen van 14 augustus 2023, met producties,
- het B8-formulier van mr. Nasrullah van 22 augustus 2023, met een productie,
- de spreekaantekeningen voor de mondelinge behandeling van [eiser01] ,
- de mondelinge behandeling van 24 augustus 2023.
1.2.
Aan het einde van de mondelinge behandeling heeft de rechtbank de datum bepaald waarop er vonnis zal worden gewezen. Dit vonnis wordt vandaag bij vervroeging uitgesproken.
2. De feiten
2.1.
[gedaagde01] en [eiser01] waren voorheen, ieder voor 50%, aandeelhouders van Maxroi B.V., destijds gevestigd in Voerendaal (hierna: Maxroi). Maxroi drijft een onderneming die zich bezighoudt met handel in en verhuur van onroerend goed.
2.2.
Op 11 februari 2021 is er tussen (onder meer) [gedaagde01] , Maxroi en Cervus Vastgoed N.V. (hierna: Cervus Vastgoed) een vaststellingsovereenkomst gesloten. Daarin is, voor zover van belang, het volgende opgenomen:
IN AANMERKING NEMENDE DAT:
a.
Er tussen [gedaagde01] en Cervus diverse schriftelijke overeenkomsten zijn gesloten ter zake de navolgende registergoederen:
[…]
OVEREENGEKOMEN ALS VOLGT:
1.1
In het kader van de tussen [gedaagde01] , Maxroi en Cervus ontstane discussie omtrent de uitvoering van de gesloten overeenkomsten als omschreven in de considerans, verplicht Cervus zich ertoe om aan Maxroi -waarmee [gedaagde01] expliciet instemt- onder de voorwaarden als omschreven in deze vaststellingsovereenkomst te voldoen een compensatievergoeding ad € 425.000,00.
1.2
[gedaagde01] stelt dat hij ten tijde van het ondertekenen van de overeenkomsten als genoemd in de considerans handelde namens een nader te noemen meester c.q. Maxroi. Cervus stelt dat de overeenkomsten met [gedaagde01] zijn gesloten. Middels ondertekening van onderhavige vaststellingsovereenkomst verklaart [gedaagde01] aan Cervus dat alle uit deze vaststellingsovereenkomst voortvloeiende rechten toekomen aan Maxroi en dat Cervus bij nakoming jegens Maxroi jegens hem is gekweten. [gedaagde01] verklaart op zijn beurt dat hij op grond van het zojuist verklaarde geen aanspraak (meer) heeft op Maxroi.
1.3
Ten aanzien van het moment waarop het compensatiebedrag als voornoemd aan Maxroi voldaan wordt, zijn partijen overeengekomen dat een uiterste datum geldt van 3 mei 2021. […] De compensatievergoeding kan enkel bevrijdend worden voldaan op rekeningnummer […] ten name van Maxroi B.V. ten titel en onder vermelding van ‘compensatievergoeding/Maxroi-Cervus’.
[…]
1.6
Ingeval Cervus de verbintenissen als omschreven in artikel 1.1 en 1.3 niet deugdelijk is nagekomen, dan blijft daarin genoemde compensatievergoeding te allen tijde verschuldigd.[…]”
2.3.
In door [gedaagde01] en [eiser01] ondertekende notulen van de algemene vergadering van aandeelhouders van Maxroi van 30 september 2021 is, voor zover relevant, het volgende opgenomen:
“4. Koop aandelen [eiser01] door [gedaagde01]
In 2020 heeft [gedaagde01] in privé (of nader te noemen meester) koopcontracten getekend met Cervus Vastgoed NV inzake de koop van een o.g. portefeuille. Aangezien [gedaagde01] de financiering voor deze aankoop niet rond kon krijgen is Maxroi BV (met haar goedkeuring) door [gedaagde01] aangewezen als nader te noemen meester voor deze aankoop transactie.
[…]
Uiteindelijk heeft de aankoop transactie met Cervus Vastgoed NV geleid tot een juridisch conflict met Cervus Vastgoed NV, waarbij Maxroi BV een vordering heeft ingesteld jegens Cervus Vastgoed NV. Een uitgebreid onderhandelingstraject om te komen tot een buitengerechtelijke minnelijke regeling tussen Maxroi (en koper c.q. [gedaagde01] ) en Cervus Vastgoed NV is het gevolg geweest.
Dit traject heeft ten tijde van deze AVA geleid tot een minnelijke regeling waarbij ook (direct of indirect) een regeling met Maxroi is bereikt. [gedaagde01] geeft er, om voor hem moverende redenen, de voorkeur aan om de o.g. aankooptransactie, die deel is van de minnelijke regeling met Cervus Vastgoed NV, via zijn 100% deelneming Homebiz BV te laten lopen. [eiser01] geeft er de voorkeur aan om deze transactie via Maxroi te laten lopen zoals ook oorspronkelijk de afspraak was.
Ter compensatie voor zijn deel van de minnelijke regeling met Maxroi BV (dat ten gunste van [eiser01] komt via zijn 50% deel in Maxroi BV) is [gedaagde01] voornemens de aandelen van [eiser01] over te nemen. [gedaagde01] en [eiser01] zijn het eens geworden over een koopprijs van € 150.000 voor de 50% aandelen van Maxroi BV van [eiser01] .
In deze prijs, waarvoor [gedaagde01] de aandelen koopt van [eiser01] , is de compensatie voor de minnelijke regeling met Cervus Vastgoed NV meegewogen, alsmede de overwaarde op het reeds in het bezit zijnde pand van Maxroi BV, [adres01] te [plaats01] . De overwaarde op dit laatstgenoemde o.g. is ontstaan door de algemene prijsstijging van vastgoed te Rotterdam sinds de aankoop, alsmede door de ontstane ontwikkelmogelijkheden tot een appartemententoren op deze adressen.
[gedaagde01] heeft aangegeven dat hij de overeengekomen koopprijs voor de aandelen niet bij de levering van de aandelen kan betalen. Hij dient de koopprijs van de aandelen schuldig te blijven aan [eiser01] . [gedaagde01] zal de koopprijs echter binnen uiterlijk 9 maanden na levering van de aandelen betalen aan [eiser01] . Na verloop van deze periode wordt de lening opeisbaar door [eiser01] .
[eiser01] is hiermee akkoord gegaan. […].
2.4.
Op 30 september 2021 hebben [gedaagde01] en [eiser01] een “overeenkomst tot koop en verkoop van aandelen” gesloten (hierna: de koopovereenkomst) met betrekking tot de door [eiser01] gehouden aandelen in Maxroi (hierna: de aandelen). De artikelen 3.1, 3.2, 6.1, 6.2 en 8.3 van de koopovereenkomst luiden -voor zover relevant- als volgt:
“3.1 De koopprijs van de Aandelen bedraagt EUR 150.000,- (zegge: een honderd en vijftig duizend euro), hierna te noemen:de Koopprijs. Partijen hebben uitvoerig overleg gevoerd over de totstandkoming van (de hoogte van) de Koopprijs, hetwelk zij in de Overeenkomst nader wensen toe te lichten. Partijen zijn bekend met het gegeven dat de Vennootschap en Koper verwikkeld is (zijn) in een juridisch conflict met Cervus Vastgoed N.V. (verder: Cervus), waarbij Maxroi een vordering heeft ingesteld jegens Cervus. Een uitgebreid onderhandelingstraject om te komen tot een buitengerechtelijke minnelijke regeling tussen Maxroi (en Koper) en Cervus is het gevolg geweest. Dit traject heeft ten tijde van de ondertekening van deze Overeenkomst geleid tot een minnelijke regeling tussen Cervus en (direct of indirect) Koper als gevolg waarvan ook (direct en indirect) met Maxroi een regeling is bereikt. Nu Koper en Verkoper jegens elkaar hebben verklaard om -mede ten gevolge van het geschil met Cervus- ieder hun eigen zakelijke weg te vervolgen, zijn Partijen overeengekomen de Aandelen van Verkoper aan Koper te verkopen en te leveren.
3.2
De Koopprijs wordt als volgt betaald. De Koopprijs zal uiterlijk binnen negen maanden na ondertekening van deze Overeenkomst door Koper aan Verkoper worden voldaan middels bijschrijving daarvan […]. De betalingstermijn als voornoemd is een fatale termijn. […].
6.1
In geval de Koper niet aan zijn verplichtingen jegens de Verkoper uit hoofde van deze Overeenkomst voldoet verbeurt Koper jegens Verkoper per inbreuk een direct opeisbare boete ter hoogte van € 75.000,00 (zegge: vijfenzeventig duizend euro).
6.2
Voor zover de inbreuk ziet op het bepaalde in artikel 3 van de Overeenkomst maakt Verkoper aanspraak op (i) de boete als omschreven in artikel 6.1 (ii) betaling van een rente van 8% op jaarbasis over de Koopprijs en […].
8.3
Koper doet hierbij afstand van zijn recht, voor zover zij dit mochten hebben, om (gedeeltelijke) ontbinding of (gedeeltelijke) vernietiging van deze Koopovereenkomst te vorderen op grond van de artikel 6:265 of 6:228 van het Burgerlijk Wetboek, […].”
2.5.
Partijen hebben de koopprijs voor de aandelen op een later moment in overleg verlaagd tot een bedrag van € 125.000,00. De levering van de aandelen heeft plaatsgevonden op 3 januari 2022.
2.6.
Omdat [gedaagde01] de koopprijs niet op de afgesproken datum (30 juni 2022) aan [eiser01] heeft betaald, heeft [eiser01] op 18 juli 2022 conservatoir beslag gelegd op onroerende zaken van [gedaagde01] . Naar aanleiding daarvan hebben [gedaagde01] en [eiser01] op 21 juli 2022 nadere afspraken gemaakt (hierna: de nadere afspraken). In de door hen voor akkoord ondertekende brief van de advocaat van [eiser01] van deze datum staat, voor zover van belang:
“[…]
2. [gedaagde01] voldoet uiterlijk donderdag 21 juli 2022 te 17.00 uur middels (spoed)overboeking […] het bedrag van € 50.000,00 (zegge: vijftigduizend euro).[…]
3. [gedaagde01] voldoet over de restant vordering van [eiser01] een rentevergoeding van 8% per jaar vanaf 1 juli 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
[…]
6. Het aldus resterende gedeelte van de hoofdsom inclusief rente wordt door [gedaagde01] uiterlijk op 1 december 2022 op het hiervoor vermelde bankrekeningnummer van [eiser01] voldaan.
[…]
8. Indien [gedaagde01] uiterlijk 1 december 2022 aan al zijn uit hoofde van de Overeenkomst én de onderhavige nadere afspraken heeft voldaan, is [eiser01] bereid de ingevolge artikel 6.1 van de Overeenkomst verschuldigde boete van € 75.000,00 kwijt te schelden.
[…]”
2.7.
Buiten het in de nadere afspraken onder 2. genoemde bedrag van € 50.000,00 heeft [gedaagde01] niets aan [eiser01] betaald. [eiser01] heeft op 8 februari 2023, met een daartoe op 2 februari 2023 verkregen verlof van de voorzieningenrechter in deze rechtbank, conservatoir beslag gelegd op diverse onroerende zaken van [gedaagde01] .

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[eiser01] heeft in de verstekprocedure (met zaak- en rolnummer C/10/653722 / HA ZA 23-221) gevorderd -samengevat- dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis [gedaagde01] zal veroordelen tot betaling van een bedrag van € 167.363,57, te vermeerderen met de contractuele vertragingsrente van 8% over een bedrag van € 158.465,01 vanaf 12 januari 2023 en vermeerderd met de proceskosten (inclusief nakosten en beslagkosten) en de wettelijke rente daarover vanaf de veertiende dag na het vonnis.
3.2.
Aan zijn vorderingen legt [eiser01] het volgende ten grondslag. Partijen hebben een overeenkomst gesloten, waarbij [gedaagde01] de aandelen van [eiser01] in Maxroi heeft gekocht voor een koopprijs van € 125.000,00. [gedaagde01] moest de koopprijs uiterlijk op 30 juni 2022 betalen, maar heeft dat niet gedaan. Nadat [eiser01] om die reden conservatoir beslag had gelegd ten laste van [gedaagde01] is op 21 juli 2022 een vaststellingsovereenkomst gesloten. [gedaagde01] heeft toen € 50.000,00 betaald, waarna de beslagen zijn opgeheven. [gedaagde01] moet nog steeds de restant koopprijs van € 75.000,00 en de contractuele boete van € 75.000,00 betalen, vermeerderd met de overeengekomen rente van 8% per jaar.
3.3.
Bij verstekvonnis van deze rechtbank van 5 april 2023 (hierna: het verstekvonnis) is [gedaagde01] veroordeeld om aan [eiser01] te betalen een bedrag van € 165.008,39, vermeerderd met de overeengekomen rente van 8% per jaar over € 158.465,01 vanaf 12 januari 2023 tot de dag van volledige betaling. [gedaagde01] is ook veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 2.405,31 aan verschotten, € 382,92 aan beslagkosten en € 2.478,00 aan salaris voor de advocaat, vermeerderd met de wettelijke rente ingaande veertien dagen na het verstekvonnis. Het verstekvonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
3.4.
[gedaagde01] vordert in verzet -samengevat- dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de vorderingen van [eiser01] afwijst, met veroordeling van [eiser01] in de proceskosten. Hij voert daartoe aan dat de koopovereenkomst onder invloed van bedrog, misbruik van omstandigheden en dwaling tot stand is gekomen. Volgens [gedaagde01] heeft [eiser01] hem bij de vaststelling van de koopprijs voor de aandelen misleid door een veel hogere waarde voor te spiegelen. In feite had Maxroi een negatief eigen vermogen. De misleiding heeft met name betrekking op de vordering van Maxroi op Cervus Vastgoed die door [eiser01] werd voorgespiegeld. [eiser01] is daardoor ook ongerechtvaardigd verrijkt.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in reconventie
3.6.
[gedaagde01] vordert -samengevat- vernietiging van de koopovereenkomst en de nadere afspraken op grond van bedrog en misbruik van omstandigheden (primair) en dwaling (subsidiair). Ook vordert [gedaagde01] opheffing van de in zijn ogen onrechtmatig gelegde conservatoire beslagen, een en ander met veroordeling van [eiser01] in de proceskosten (inclusief nakosten).
3.7.
[eiser01] voert verweer. Zijn verweer strekt tot afwijzing van de vorderingen van [gedaagde01] , met veroordeling van [gedaagde01] in de proceskosten.
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Ontvankelijkheid verzet
4.1.
De rechtbank moet allereerst beoordelen of [gedaagde01] tijdig verzet heeft ingesteld en stelt daarbij het volgende voorop. Tussen partijen is niet in geschil dat het verstekvonnis of een uit kracht daarvan opgemaakte of ter uitvoering daarvan strekkende akte niet in persoon aan [gedaagde01] is betekend (in de zin van artikel 143 lid 2 Rv) of dat het verstekvonnis ten uitvoer is gelegd (in de zin van artikel 143 lid 3 en 144 Rv). Dat betekent dat de beoordeling van de ontvankelijkheid van [gedaagde01] in zijn verzet zich toespitst op de vraag wanneer door [gedaagde01] enige daad is gepleegd waaruit noodzakelijk voortvloeit dat het verstekvonnis of de aangevangen tenuitvoerlegging aan hem bekend is (in de zin van artikel 143 lid 2 Rv). Vanaf dat moment gaat de wettelijke verzettermijn van vier weken lopen. Van een daad van bekendheid is sprake als [gedaagde01] zelf een handeling heeft verricht waaruit ondubbelzinnig kan worden opgemaakt dat hij over voldoende gegevens beschikte over de (inhoud van) zijn veroordeling om zich tijdig en adequaat daartegen te kunnen verzetten. Dat wil zeggen dat hij ten minste bekend was met de hoofdinhoud van het vonnis: op vordering van wie, waartoe, wanneer en door welk gerecht hij is veroordeeld, zodat hij aan de hand van die gegevens de nodige maatregelen kon nemen om desgewenst tijdig in verzet te komen.
4.2.
[gedaagde01] stelt in zijn verzetdagvaarding van 25 mei 2023 dat hij op 27 april 2023 voor het eerst kennis heeft genomen van het verstekvonnis. Bij de mondelinge behandeling heeft de advocaat van [gedaagde01] verklaard - [gedaagde01] was zelf niet bij de mondelinge behandeling aanwezig- dat [gedaagde01] hem op 28 april 2023 heeft gebeld met de mededeling dat hij het verstekvonnis op dat moment net uit de brievenbus had gehaald. [gedaagde01] heeft hem toen per e-mail een kopie van het vonnis gestuurd.
4.3.
[eiser01] heeft bij de mondelinge behandeling aangevoerd dat het verstekvonnis op 19 april 2023 namens hem in een gesloten envelop is betekend aan het GBA-adres van [gedaagde01] , hetgeen door mr. Nasrullah ter zitting is bevestigd. [eiser01] betwist dat [gedaagde01] pas op 27 april 2023 of 28 april 2023 kennis heeft genomen van het verstekvonnis. [eiser01] voert aan dat [gedaagde01] geen verklaring heeft gegeven voor het feit dat hij het verstekvonnis pas dan uit zijn brievenbus heeft gehaald. [eiser01] vertrouwt dat niet. Om die reden is [gedaagde01] volgens [eiser01] te laat met het instellen van verzet.
4.4.
De rechtbank overweegt als volgt. Het verstekvonnis is niet in persoon aan [gedaagde01] betekend. [eiser01] heeft weliswaar betwist dat [gedaagde01] op 27 of 28 april 2023 bekend is geworden met het verstekvonnis, maar een eerdere daad van bekendheid van [gedaagde01] is door [eiser01] niet gesteld en is ook niet gebleken. Het enkele feit dat het verstekvonnis in een gesloten envelop op 19 april 2023 is betekend aan het GBA-adres van [gedaagde01] is onvoldoende om een eerdere daad van bekendheid aan te nemen of te vermoeden. Dat zou immers het stelsel van artikel 143 Rv (gesloten envelop niet voldoende voor het laten aanvangen van de verzettermijn) ondergraven.
4.5.
De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat [gedaagde01] op 27 april 2023 of 28 april 2023 bekend is geworden met het verstekvonnis, en dat er op een van deze dagen een daad van bekendheid is gepleegd. Dat betekent dat de verzetdagvaarding op tijd is uitgebracht en dat [gedaagde01] ontvankelijk is in zijn verzet. De instantie wordt heropend, waarbij de dagvaarding in verzet als een conclusie van antwoord geldt (artikel 147 lid 1 Rv). De (oorspronkelijke) vorderingen van [eiser01] in conventie en de vorderingen van [gedaagde01] in reconventie lenen zich vanwege de samenhang voor een gezamenlijke inhoudelijke beoordeling.
Moet de koopovereenkomst aandelen vernietigd worden?
4.6.
Het gaat in deze zaak in de kern om de vraag of de koopovereenkomst voor de aandelen van [eiser01] in Maxroi vernietigd moet worden op grond van bedrog, misbruik van omstandigheden of dwaling, zoals door [gedaagde01] in conventie als verweer is aangevoerd en waartoe hij in reconventie een vordering heeft ingesteld. [gedaagde01] heeft de (inhoud van de) koopovereenkomst voor de aandelen op zichzelf niet betwist.
4.7.
[gedaagde01] heeft primair een beroep gedaan op bedrog en misbruik van omstandigheden. Bedrog is aanwezig, als iemand een ander tot het verrichten van een bepaalde rechtshandeling beweegt door enige opzettelijk daartoe gedane onjuiste mededeling, door het opzettelijk verzwijgen van enig feit dat de verzwijger verplicht was mede te delen, of door een andere kunstgreep (artikel 3:44 lid 3 BW). Misbruik van omstandigheden is aanwezig, als iemand die weet of moet begrijpen dat een ander door bijzondere omstandigheden zoals noodtoestand, afhankelijkheid, lichtzinnigheid, abnormale geestestoestand of onervarenheid, bewogen wordt tot het verrichten van een rechtshandeling, het tot stand brengen van die rechtshandeling bevordert, ofschoon hetgeen hij weet of moet begrijpen hem daarvan zou behoren te weerhouden (artikel 3:44 lid 4 BW). Omdat [gedaagde01] zich beroept op de rechtsgevolgen van het aanwezig zijn van deze wilsgebreken, zal hij voldoende feitelijk moeten stellen waaruit het opzet van [eiser01] op het bedriegen van hem bestaat en/of welke bijzondere omstandigheden maken dat aangenomen moet worden dat [eiser01] misbruik heeft gemaakt van omstandigheden (artikel 150 Rv).
4.8.
[gedaagde01] heeft in de verzetdagvaarding gesteld dat [eiser01] de waarde van de aandelen Maxroi te hoog heeft voorgespiegeld. Volgens hem heeft Maxroi geen vordering op Cervus Vastgoed en is sprake van een verlies en een negatief eigen vermogen binnen Maxroi. [eiser01] betwist dat en voert hiertegen aan dat Maxroi wel degelijk een vordering had op Cervus Vastgoed uit hoofde van de vaststellingsovereenkomst van 11 februari 2021 (vgl. randnummer 2.2). Ook voert [eiser01] aan dat er een overwaarde aanwezig was op het onroerend goed van Maxroi aan de [adres01] in [plaats01] (hierna: het OG Maxroi).
4.9.
De rechtbank is van oordeel dat [gedaagde01] niet heeft voldaan aan de op hem rustende stelplicht. Daarbij neemt de rechtbank het volgende in aanmerking.
4.9.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat zij samen Maxroi hebben opgericht om onroerend goed te gaan ontwikkelen. Ook is niet in geschil dat er een conflict is gerezen met Cervus Vastgoed over het aankopen en het terug verkopen van onroerend goed door [gedaagde01] van Cervus Vastgoed, waarbij Maxroi door [gedaagde01] als ‘nader te noemen meester’ is aangewezen. Met behulp van een door Maxroi en [gedaagde01] ingeschakelde advocaat is op 11 februari 2021 een vaststellingsovereenkomst gesloten tussen [gedaagde01] , Maxroi en Cervus Vastgoed (randnummer 2.2). Uit artikel 1.1 van deze vaststellingsovereenkomst volgt een betalingsverplichting van Cervus Vastgoed aan Maxroi van € 425.000,00. [eiser01] heeft bij de mondelinge behandeling verklaard dat er tussen hem en [gedaagde01] , nadat Cervus Vastgoed niet voldeed aan deze betalingsverplichting, een verschil van inzicht is ontstaan over het vervolg. [eiser01] wilde nakoming van de vaststellingsovereenkomst door Cervus Vastgoed, terwijl [gedaagde01] opnieuw met Cervus Vastgoed rond de tafel wilde. Partijen hebben toen besloten uit elkaar te gaan en hebben overleg gevoerd over de koopprijs voor de aandelen van [eiser01] in Maxroi. Aldus [eiser01] hebben [gedaagde01] en hij hierover een paar telefoongesprekken gevoerd. De waarde van de aandelen is gebaseerd op genoemde vordering op Cervus Vastgoed en op de overwaarde van het OG Maxroi. Door [gedaagde01] is deze verklaring van [eiser01] niet betwist. Omdat [gedaagde01] zelf niet bij de zitting aanwezig was, heeft de rechtbank hem daar geen vragen over kunnen stellen. Zijn advocaat was desgevraagd niet op de hoogte van de feitelijke gang van zaken.
4.9.2.
De verklaring van [eiser01] wordt ondersteund door artikel 3.1 van de koopovereenkomst voor de aandelen (randnummer 2.4) en punt 4 van de notulen van de algemene vergadering van aandeelhouders van Maxroi van 30 september 2021 (randnummer 2.3). Partijen hebben hierin uiteengezet dat zij uitgebreid overleg hebben gevoerd over de koopprijs en hoe zij tot de koopprijs zijn gekomen. Uit deze uiteenzettingen volgt met zoveel woorden dat de waarde van de aandelen voornamelijk is gebaseerd op de vordering van Maxroi op Cervus Vastgoed en op de overwaarde van het OG Maxroi.
4.9.3.
[eiser01] heeft ten behoeve van de mondelinge behandeling een taxatierapport van 18 oktober 2020 in het geding gebracht, waarin het OG Maxroi is getaxeerd op een bedrag van € 1.025.000,00. Ook heeft hij een schriftelijke bieding op het OG Maxroi van 2 november 2021 overgelegd, waarin een koopsom van € 1.040.000,00 is geboden. Uit de tussentijdse balans van Maxroi per 1 november 2021 en uit de balans per 31 december 2021 volgt dat het OG Maxroi op de balans staat voor een bedrag van respectievelijk (afgerond) € 902.000,00 en € 906.000,00. Uit dezelfde cijfers volgt dat Maxroi (langlopende en kortlopende) schulden heeft van respectievelijk (wederom afgerond) € 930.000,00 en € 910.000,00. De taxatie van en bieding op het OG Maxroi en genoemde cijfers van Maxroi lijken er inderdaad op te wijzen dat het OG Maxroi op het moment van het sluiten van de koopovereenkomst voor de aandelen een overwaarde had.
4.9.4.
[eiser01] heeft bij de mondelinge behandeling aangevoerd dat de notaris voorafgaande aan de levering van de aandelen heeft gevraagd om ‘iets van onderbouwing van de waarde van de aandelen’. Met het oog daarop heeft mevrouw [naam01] van [bedrijf01]. in Maasbracht op 6 december 2021 de cijfers van Maxroi per 1 november 2021 gestuurd. Zij heeft daarbij aangegeven dat de waardering van de aandelen op een bedrag van € 150.000,00 een reële verwachting is van de toekomstige ontwikkeling van de aandelen.
4.9.5.
[gedaagde01] heeft als bijzondere omstandigheid alleen gesteld, zonder deze stelling feitelijk te onderbouwen, dat [eiser01] financieel deskundig is en hij niet. Om die reden zou er een onevenwichtige verhouding bestaan tussen hem en [eiser01] en zou [eiser01] zijn zorgplicht ten opzichte van hem hebben geschonden. [eiser01] betwist dat [gedaagde01] en hij qua kennis, achtergrond of anderszins onevenwichtige zakenpartners zouden zijn. Hij voert onder meer aan dat [gedaagde01] , op het moment dat hij deze leerde kennen, al een forse onroerend goed portefeuille had in Rotterdam. Dat is door [gedaagde01] niet betwist.
4.9.6.
Tegen deze achtergrond heeft [gedaagde01] zijn beroep op de wilsgebreken bedrog en misbruik van omstandigheden onvoldoende handen en voeten gegeven. De advocaat van [gedaagde01] heeft bij de mondelinge behandeling verzocht om getuigen te horen over de feitelijke gang van zaken. Het lag echter op de weg van [gedaagde01] , in aanmerking nemende de onder 4.9.1 tot en met 4.9.5 genoemde feiten en omstandigheden, om bij de verzetdagvaarding en/of ten behoeve van de mondelinge behandeling voldoende concrete feiten te stellen, die maken dat [eiser01] hem bij het sluiten van de koopovereenkomst en/of bij het maken van de nadere afspraken (randnummer 2.6) heeft bedrogen en/of misbruik heeft gemaakt van de omstandigheden. De rechtbank heeft in de zittingsagenda de (nadere) onderbouwing van het beroep op deze wilsgebreken ook expliciet als te bespreken onderwerp opgenomen. Nu [gedaagde01] heeft nagelaten zijn stellingen voldoende te onderbouwen, heeft hij niet voldaan aan zijn stelplicht en wordt er aan het leveren van bewijs niet toegekomen.
4.10.
[gedaagde01] heeft subsidiair een beroep gedaan op dwaling. Artikel 6:228 lid 1 BW bepaalt dat een overeenkomst die tot stand is gekomen onder invloed van dwaling en bij een juiste voorstelling van zaken niet zou zijn gesloten vernietigbaar is, indien de dwaling te wijten is aan een inlichting van de wederpartij of indien de wederpartij in verband met hetgeen zij omtrent de dwaling wist of behoorde te weten de dwalende had behoren in te lichten.
4.11.
De rechtbank overweegt dat partijen een beroep op dwaling hebben uitgesloten in artikel 8.3 van de koopovereenkomst voor de aandelen. Volgens vastste jurisprudentie kan dwaling contractueel worden uitgesloten, maar een beroep op die bepaling kan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn op grond van artikel 6:248 lid 2 BW. De advocaat van [gedaagde01] heeft bij de mondelinge behandeling desgevraagd verklaard dat hij begrijpt dat de drempel hoger is, maar dat hij meent dat toch een beroep op dwaling gedaan moet kunnen worden als er echt sprake is van dwaling en als er ook sprake is geweest van onrechtmatig handelen. Met deze algemene uitlating heeft [gedaagde01] nagelaten om concrete feiten en/of omstandigheden aan te voeren, die maken dat hij toch een beroep op dwaling kan doen. De rechtbank heeft in de zittingsagenda voor de mondelinge behandeling ook de (nadere) onderbouwing van het beroep op dwaling, mede gelet op de contractuele uitsluiting, als te bespreken onderwerp opgenomen.
4.12.
Slotsom in conventie is dat het verweer van [gedaagde01] niet slaagt. Het verstekvonnis wordt bekrachtigd. Omdat [gedaagde01] de partij is die ongelijk krijgt, zal hij in de proceskosten worden veroordeeld, voor zover hij daarin niet al in het verstekvonnis is veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de kosten van [eiser01] vastgesteld op een bedrag van € 1.880,00 (1,0 punt voor de mondelinge behandeling x het toepasselijke tarief V) aan salaris van zijn advocaat. Hier kan nog een bedrag bijkomen in verband met nakosten. In dit vonnis hoeft hierover geen aparte beslissing te worden genomen (ECLI:NL:HR:2022:853).
4.13.
In reconventie is de slotsom dat de vorderingen van [gedaagde01] worden afgewezen. [gedaagde01] is de partij die ongelijk krijgt, zodat hij in de proceskosten wordt veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de kosten van [eiser01] vastgesteld op een bedrag van € 299,00. De rechtbank rekent 0,5 punt voor de mondelinge behandeling omdat de tegenvordering van [gedaagde01] voortvloeit uit het verweer in conventie. Omdat de vordering een onbepaalde waarde heeft, is tarief II van toepassing. Hier kan nog een bedrag bijkomen in verband met nakosten. In dit vonnis hoeft hierover geen aparte beslissing te worden genomen (ECLI:NL:HR:2022:853).

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
bekrachtigt het verstekvonnis van 5 april 2023 tussen partijen gewezen onder zaak-/ rolnummer: C/10/653722 / HA ZA 23-221,
5.2.
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten, tot dit vonnis vastgesteld op een bedrag van € 1.880,00,
in reconventie
5.3.
wijst de vorderingen van [gedaagde01] af,
5.4.
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten, tot dit vonnis vastgesteld op een bedrag van € 299,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J.M.P. Cremers. Het is ondertekend door de rolrechter en in het openbaar uitgesproken op 27 september 2023.
1918/3152