ECLI:NL:RBROT:2023:9011

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 september 2023
Publicatiedatum
28 september 2023
Zaaknummer
ROT 21/6024
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om plaatsing in functie Operationeel Expert Intelligence en beroep ongegrond

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Rotterdam het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om per 1 juli 2013 in de functie van Operationeel Expert Intelligence, schaal 9, te worden geplaatst. De korpschef heeft deze aanvraag afgewezen met een besluit van 31 maart 2021, en het bezwaar van eiser is bij het bestreden besluit van 22 oktober 2021 eveneens afgewezen. De rechtbank heeft op 22 augustus 2023 het beroep behandeld, waarbij eiser, zijn partner en de gemachtigde van de korpschef aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat de korpschef terecht het verzoek van eiser heeft afgewezen. Eiser is per 1 juli 2016 in de functie van Senior Intelligence, schaal 8, geplaatst en functioneert goed. De korpschef stelt dat de situatie van eiser niet gelijk is aan die van collega's die wel in de functie van Operationeel Expert Intelligence zijn geplaatst. De rechtbank verwijst naar een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 2 juli 2020, waarin wordt uitgelegd dat functies niet gelijk zijn als uit de functieomschrijving blijkt dat verschillende werkzaamheden kunnen worden opgedragen.

De rechtbank concludeert dat de korpschef op basis van de functieomschrijvingen van eiser en de Operationeel Expert Intelligence kan vaststellen dat er een verschil in werkzaamheden is. Hoewel de rechtbank opmerkt dat de korpschef dit verschil beter had kunnen motiveren, ziet zij geen reden om het bestreden besluit te vernietigen. Eiser heeft niet ontkend dat de korpschef op basis van de functieomschrijving andere (zwaardere) werkzaamheden kan opleggen aan de Operationeel Expert Intelligence.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de korpschef eiser niet in de functie van Operationeel Expert Intelligence hoeft te plaatsen. Eiser krijgt ook geen griffierecht vergoed. De uitspraak is gedaan door mr. E.J. Rutten, rechter, en is openbaar uitgesproken op 28 september 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 21/6024

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 september 2023 in de zaak tussen

[naam eiser] , uit [plaats] , eiser

en

de korpschef van politie, de korpschef

(gemachtigde: mr. P.J.C. Garrels).

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om per 1 juli 2013 in de functie Operationeel Expert Intelligence, schaal 9, (Operationeel Expert Intelligence) te worden geplaatst.
1.2.
De korpschef heeft deze aanvraag met het besluit van 31 maart 2021 afgewezen. Met het bestreden besluit van 22 oktober 2021 op het bezwaar van eiser is de korpschef bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.3.
De korpschef heeft met een verweerschrift op het beroep gereageerd.
1.4.
De rechtbank heeft op 22 augustus 2023 het beroep op zitting behandeld.
Hieraan hebben deelgenomen: eiser en zijn partner en de gemachtigde van de korpschef.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de korpschef terecht eisers verzoek heeft afgewezen om per 1 juli 2013 in de functie van Operationeel Expert Intelligence te worden geplaatst. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. Eiser is per 1 juli 2016 in de functie van Senior Intelligence, schaal 8, (Senior Intelligence), geplaatst en hij functioneert goed.
Hij heeft de korpschef op 14 december 2020 gevraagd om met terugwerkende kracht per
1 juli 2013 in de functie van Operationeel Expert Intelligence te worden geplaatst.
Eiser heeft daarbij een beroep op de Wet gelijke behandelingen van mannen en vrouwen en het gelijkheidsbeginsel gedaan. Dit verzoek heeft de korpschef afgewezen.
5. De korpschef heeft in het bestreden besluit het standpunt ingenomen dat hij eisers verzoek terecht heeft afgewezen. Volgens de korpschef is de situatie van eiser niet gelijk aan de situatie van de collega’s die wel in de functie van Operationeel Expert Intelligence zijn geplaatst. Hierbij verwijst de korpschef naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 2 juli 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:1381. Verder is volgens de korpschef het verbod op onderscheid op grond van geslacht niet overtreden.
6. Eiser voert aan dat het bestreden besluit op een uitspraak is gebaseerd die niet met zijn situatie overeenkomt. Volgens eiser wordt er gegeneraliseerd en moet er aan afzonderlijke situaties recht worden gedaan.
7. De rechtbank is het niet met eiser eens dat de korpschef in het bestreden besluit heeft gegeneraliseerd en dat de uitspraak van de CRvB van 2 juli 2020 niet op hem kan worden toegepast. De korpschef verwijst naar die uitspraak, omdat eiser een beroep op het gelijkheidsbeginsel heeft gedaan. De CRvB legt in die uitspraak uit hoe de korpschef met dat beroep moet omgaan. Volgens de CRvB zijn twee functies niet gelijk als uit de functieomschrijving blijkt dat een medewerker in de ene functie andere werkzaamheden kan worden opgedragen dan een medewerker in de andere functie.
8. De korpschef heeft deze uitleg van de CRvB in het bestreden besluit op de situatie van eiser toegepast. In dat besluit staat dat de korpschef heeft gekeken naar de omschrijvingen van functie waarin eiser nu is geplaatst en waarin hij wil worden geplaatst en dat hij heeft vastgesteld dat daar een verschil in zit. Hij kan op basis van die functieomschrijvingen aan een Operationeel Expert Intelligence andere (zwaardere) werkzaamheden opgedragen dan aan een Senior Intelligence.
9. De korpschef had dit verschil wel wat beter kunnen motiveren door specifieker die werkzaamheden te benoemen die hij alleen aan de Operationeel Expert Intelligence kan opdragen. Hierin ziet de rechtbank echter geen reden om te oordelen dat het bestreden besluit moet worden vernietigd. Eiser heeft namelijk niet ontkend dat de korpschef op basis van de functieomschrijving de Operationeel Expert Intelligence andere (zwaardere) werkzaamheden kan opgedragen. Of de Operationeel Expert Intelligence in de praktijk die andere werkzaamheden ook verricht, is niet van belang. Het gaat erom dat de korpschef die andere werkzaamheden op basis van de functieomschrijving niet aan eiser kan opdragen.
10. Verder begrijpt de rechtbank dat eiser vindt dat de reorganisatie die bij Nationale Politie heeft plaatsgevonden niet vlekkeloos is verlopen en dat eiser het niet eens is met de uitkomst van zijn ‘aanvraag plaatsing op een andere dan de ambtenaar opgedragen functie’ (RAAF). Het bestreden besluit is alleen niet op basis van de reorganisatie of van de RAAF genomen, maar omdat eiser heeft gevraagd om op basis van het gelijkheidsbeginsel in een andere functie te worden geplaatst. De rechtbank gaat op alles wat eiser over de RAAF en de reorganisatie heeft aangevoerd, daarom verder niet in.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de korpschef eiser niet in de functie van Operationeel Expert Intelligence, schaal 9, hoeft te plaatsen. Eiser krijgt daarom ook niet het griffierecht vergoed dat hij voor deze procedure heeft betaald.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. Rutten, rechter, in aanwezigheid van
mr. P.F.H.M. Terstegge, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
28 september 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.