ECLI:NL:RBROT:2023:8906

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 september 2023
Publicatiedatum
25 september 2023
Zaaknummer
10430872 VZ VERZ 23-4304
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van besluiten van de Vereniging van Eigenaren inzake kortetermijnverhuur en proceskostenveroordeling

In deze zaak heeft verzoeker, [verzoeker01], een verzoekschrift ingediend tot vernietiging van twee besluiten van de Vereniging van Eigenaren ([verweerster01]) die betrekking hebben op het gebruik van zijn appartement. De besluiten, genomen op 7 september 2022 en 26 januari 2023, verbieden kortetermijnverhuur via platforms zoals Airbnb. Verzoeker was aanwezig bij de vergadering van 26 januari 2023, maar diende zijn verzoekschrift pas in op 31 maart 2023, wat volgens de kantonrechter te laat was. De kantonrechter oordeelt dat de termijn voor het indienen van het verzoekschrift is gaan lopen op 27 januari 2023, de dag na de vergadering. Hierdoor is verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoeken.

De kantonrechter overweegt ook dat het verbod op kortetermijnverhuur niet in strijd is met het eigendomsrecht van verzoeker. De wetgeving en de splitsingsakte staan dergelijke beperkingen toe. De kantonrechter wijst erop dat kortetermijnverhuur als bedrijfsmatig gebruik van het appartement wordt beschouwd, wat niet is toegestaan onder de bestemming 'wonen' in de splitsingsakte. Verzoeker kan geen aanspraak maken op een vergoeding voor het niet kunnen verhuren van zijn appartement, aangezien hij zijn verzoek niet op de juiste wijze heeft ingediend. De proceskosten worden aan verzoeker opgelegd, en de beschikking wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10430872 VZ VERZ 23-4304
datum uitspraak: 26 september 2023
Beschikking van de kantonrechter
in de zaak van
[verzoeker01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
verzoeker,
die zelf procedeert,
tegen
[verweerster01],
vestigingsplaats: [vestigingsplaats01] ,
verweerster,
gemachtigde: mr. S.J. Schultze.
De partijen worden hierna ‘ [verzoeker01] ’ en ‘ [verweerster01] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
- het verzoekschrift, ontvangen op 31 maart 2023, met bijlagen;
- het verweerschrift, ontvangen op 23 augustus 2023, met bijlagen
- de reactie op het verweerschrift van 23 augustus 2023.
1.2.
Op 29 augustus 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij was [verzoeker01] in persoon aanwezig. Namens [verweerster01] was aanwezig [naam01] (voorzitter van het bestuur), bijgestaan door de gemachtigde. Als belanghebbenden (VvE-leden) waren aanwezig [naam02] , [naam03] , [naam04] , [naam05] , [naam06] , [naam07], [naam08] en [naam09] .

2.De beoordeling

Waar gaat deze zaak over?
2.1.
[verzoeker01] heeft een verzoekschrift ingediend, waarin hij vernietiging vraagt van – zo is na verduidelijking vastgesteld – twee besluiten die door [verweerster01] zijn genomen. Het gaat om besluiten van 7 september 2022 en 26 januari 2023. De besluiten gaan over het gebruik dat [verzoeker01] van zijn privégedeelte maakt. Hij verhuurt zijn appartement regelmatig via Airbnb. De VvE stelt zich op het standpunt dat dit gebruik in strijd is met de bestemming van het appartementsrecht in de splitsingsakte en de vergadering van eigenaars heeft besloten om [verzoeker01] geen toestemming te geven voor afwijkend gebruik. Ook heeft de vergadering besloten om het huishoudelijk reglement aan te vullen op het punt van het verbod op kortetermijnverhuur van appartementen.
2.2.
Na de vergadering van 26 januari 2023 heeft de beheerder van [verweerster01] bij brief van 1 maart 2023 de notulen verstuurd. In deze brief is opgemerkt dat de besluiten die op de vergadering zijn genomen van rechtswege na één maand zijn goedgekeurd. Het belangrijkste verweer van [verweerster01] in deze procedure is dat [verzoeker01] zijn verzoekschrift te laat heeft ingediend. Omdat hij aanwezig was op de vergadering van 26 januari 2023, had hij uiterlijk op 26 februari 2023 een verzoekschrift moeten indienen. [verzoeker01] vindt dat de termijn van één maand pas is gaan lopen op 1 maart 2023, toen de notulen zijn verspreid door de beheerder. [verzoeker01] heeft tegen de besluiten ook steeds bezwaar gemaakt bij het VvE-bestuur.
2.3.
[verzoeker01] vraagt de kantonrechter om aan hem een vergoeding toe te kennen, te betalen door [verweerster01] , als de besluiten in stand blijven. Die vergoeding is gebaseerd op het inkomen dat [verzoeker01] met de kortdurende verhuur realiseert, namelijk een bedrag van € 15.000,- per jaar.
[verzoeker01] is te laat en daarom niet-ontvankelijk
2.4.
De kantonrechter oordeelt dat het verzoekschrift van [verzoeker01] inderdaad te laat is ingediend. In artikel 5:130 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is bepaald dat een verzoek tot vernietiging van een besluit moet worden gedaan binnen een maand na de dag waarop de verzoeker van het besluit heeft kennis genomen of heeft kunnen nemen. Vast staat dat [verzoeker01] bij de vergadering van 26 januari 2023 aanwezig is geweest. Hij heeft op die dag van het besluit kennis genomen (of in ieder geval kunnen nemen). Daarom is de termijn voor vernietiging op 27 januari 2023 gaan lopen en was 26 februari 2023 de laatste dag waarop hij het verzoekschrift kon indienen om nog op tijd te zijn.
2.5.
Het beroep van [verzoeker01] op de brief van de beheerder van [verweerster01] van 1 maart 2023 baat hem niet. Ten eerste staat in deze brief dat voor eigenaren die op de vergaderingen aanwezig waren de besluiten binnen één maand na de vergadering van rechtswege zijn goedgekeurd. Ten tweede kan de termijn van artikel 5:130 lid 2 BW niet door een mededeling van een VvE-beheerder worden gewijzigd.
2.6.
Het is ook niet voldoende dat [verzoeker01] zijn bezwaren kenbaar heeft gemaakt bij het bestuur. Een verzoek tot vernietiging moet worden ingediend bij de kantonrechter. Een andere manier is er niet en bezwaar maken rekt de termijn niet op.
2.7.
Omdat [verzoeker01] te laat is, is hij niet-ontvankelijk in zijn verzoeken. Dit betekent dat de kantonrechter hierop inhoudelijk niet meer zal beslissen. Ten overvloede, en ter voorkoming van wellicht nieuwe procedures, overweegt de kantonrechter echter het volgende over wat [verzoeker01] naar voren heeft gebracht.
Verbod op kortetermijnverhuur niet in strijd met eigendomsrecht
2.8.
[verzoeker01] heeft zich erop beroepen dat een verbod op kortetermijnverhuur in strijd zou zijn met zijn eigendomsrecht. Ook zou volgens hem kortetermijnverhuur niet in strijd zijn met de bestemming ‘woning’ in de splitsingsakte.
2.9.
Voor zover [verzoeker01] zich hiermee beroept op nietigheid van de besluiten, merkt de kantonrechter allereerst op dat een beroep op nietigheid moet worden gedaan in een dagvaardingsprocedure bij de sector civiel van de rechtbank. Dat kan niet in een verzoekschrift bij de kantonrechter. Van nietigheid is volgens de kantonrechter echter geen sprake. Een voorschrift om het privégedeelte van een appartementsrecht op een bepaalde manier te gebruiken en/of een verbod dat bepaalde manieren van gebruik uitsluit, is geen verboden inbreuk op het eigendomsrecht als bedoeld in artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM (EP). De Nederlandse wetgever heeft, wat is toegestaan, nu juist bepalingen opgenomen die zo’n beperking van het eigendomsrecht bij appartementsrechten mogelijk maakt, namelijk artikel 5:120 lid 1 in combinatie met artikel 5:112 lid 4 BW. Deze bepalingen maken dat een appartementseigenaar zijn privégedeelte moet gebruiken volgens de bestemming die in de splitsingsakte is opgenomen en dat in het reglement (beperkende) voorschriften voor het gebruik kunnen worden opgenomen.
2.10.
De bestemming ‘wonen’ in de splitsingsakte moet zo worden uitgelegd dat daaronder niet begrepen is kortdurende verhuur via Airbnb. Dit is inmiddels vaste rechtspraak. Kortdurende verhuur moet worden beschouwd als een bedrijfsmatig gebruik van het appartement. [verzoeker01] onderstreept zelf ook dat sprake is van (gedeeltelijk) bedrijfsmatig gebruik, door te benadrukken dat hij met de kortdurende verhuur een jaarlijks inkomen van € 15.000,- genereert.
2.11.
Van nietigheid van de besluiten omdat ze in strijd met de wet (of Europees recht) zouden zijn, is dus geen sprake. Omdat [verweerster01] zich terecht beroept op de bestemming uit de splitsingsakte, kan ook niet worden gezegd dat het besluit om [verzoeker01] toestemming te onthouden in redelijkheid niet door de vergadering kon worden genomen. De VvE hoeft voor [verzoeker01] geen uitzondering te maken. Als [verzoeker01] al op tijd was geweest met zijn verzoek, dan zouden de besluiten daarom niet vernietigd zijn. De VvE heeft overigens ook terecht opgemerkt dat [verzoeker01] na vernietiging van de weigering om toestemming te geven nog steeds niet over toestemming beschikt, dus vernietiging zou hem ook niets opleveren.
Geen aanspraak op vergoeding
2.12.
Omdat – zoals uit het voorgaande volgt – geen sprake is van strijd met het eigendomsrecht, geen sprake is van nietigheid en ook niet van vernietigbaarheid van de besluiten, is er geen enkele reden waarom [verweerster01] aan [verzoeker01] een vergoeding zou moeten betalen omdat hij zijn appartement niet via Airbnb mag verhuren. Ook deze vorderingen had [verzoeker01] eigenlijk via een dagvaardingsprocedure moeten instellen en niet bij de kantonrechter, maar bij de sector civiel van de rechtbank (omdat hij aanspraak maakt op meer dan € 25.000,-).
Proceskosten
2.13.
[verzoeker01] krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 289 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [verweerster01] tot vandaag vast op € 526,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 263,-). Voor kosten die [verweerster01] maakt na deze uitspraak moet [verzoeker01] een bedrag betalen van € 132,-. Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In deze beschikking hoeft hierover niet apart te worden beslist (ECLI:NL:HR:2022:853).
Uitvoerbaarheid bij voorraad
2.14.
Deze beschikking wordt wat de proceskostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 288 Rv).

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
verklaart [verzoeker01] niet ontvankelijk in zijn verzoeken;
3.2.
veroordeelt [verzoeker01] in de proceskosten, die aan de kant van [verweerster01] tot vandaag worden vastgesteld op € 526,-;
3.3.
verklaart de veroordeling onder 3.2 uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. D.L. Spierings en in het openbaar uitgesproken.
51909