ECLI:NL:RBROT:2023:8894

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 september 2023
Publicatiedatum
22 september 2023
Zaaknummer
C/10/661744 / KG ZA 23-626
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming van een samenwerkingsovereenkomst en de vraag naar redelijkheid en billijkheid bij opzegging

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 22 september 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de besloten vennootschappen Van Deudekom Plastics B.V. en Kunststoffenindustrie Van Boven B.V. De partijen hebben gedurende 20 jaar samengewerkt op basis van een duurovereenkomst voor onbepaalde tijd, die jaarlijks opzegbaar is met een opzegtermijn van zes maanden. Van Boven heeft de overeenkomst opgezegd, maar Van Deudekom stelt dat de opzegging niet rechtsgeldig is omdat de opzegtermijn niet in acht is genomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de overeenkomst door Van Boven niet tijdig is opgezegd, waardoor deze is verlengd tot 17 november 2024. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat Van Boven zich niet kan onttrekken aan de verplichtingen uit de samenwerkingsovereenkomst en heeft Van Boven veroordeeld om de inkoop van kunststof lichtkoepels bij Van Deudekom te hervatten tot 20 december 2023. De rechtbank heeft ook overwogen dat de vraag of Van Boven redelijkerwijs kan worden gehouden aan de opzegbepaling, moet worden beoordeeld aan de hand van de redelijkheid en billijkheid zoals bedoeld in artikel 6:248 BW. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het beroep van Van Deudekom op de contractuele regeling niet volledig zal worden gehonoreerd, maar dat de overeenkomst in elk geval nog geldig is tot 20 december 2023.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/661744 / KG ZA 23-626
Vonnis in kort geding van 22 september 2023
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VAN DEUDEKOM PLASTICS B.V.,
gevestigd te Mijdrecht,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. M.J.M. Groen te Almere,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KUNSTSTOFFENINDUSTRIE VAN BOVEN B.V.,
gevestigd te Gorinchem,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. J.R. van Manen te Gorinchem.
Partijen worden hierna Van Deudekom en Van Boven genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 31 juli 2023;
  • de 36 producties van Van Deudekom;
  • de conclusie van eis in reconventie;
  • de 28 producties van Van Boven;
  • de mondelinge behandeling op 8 september 2023;
  • de pleitnota van Van Deudekom;
  • de pleitnota van Van Boven.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Van Deudekom legt zich toe op het vervaardigen en verkopen van kunststof producten, in het bijzonder lichtkoepels. Van Boven houdt zich eveneens bezig met het vervaardigen van kunststof producten, waaronder platen, folie, buizen en profielen ten behoeve van lichtstraten.
2.2.
Tot (eind) 2003 hebben partijen zelfstandig en als concurrenten de markt op het gebied van kunststof lichtkoepels bewerkt. Van Boven produceerde destijds lichtkoepels met (standaard) afmetingen. Afwijkende afmetingen liet zij vervaardigen door Van Deudekom.
2.3.
Op 17 november 2003 hebben partijen een samenwerkingsovereenkomst gesloten. In de samenwerkingsovereenkomst (waarin Van Deudekom is aangeduid als ‘DPI’ en Van Boven als ‘VB’) is, voor zover relevant, het volgende vermeld:
“(…)
1.
Vooalsnog met uitzondering van de koepelafmetingen (daglichtmaten) 40x40, 40x70, 50x50, 50x75, 50x100, 75x75, 75 x 100, 75 x 125 en 100x100 cm zal VB haar behoefte aan lichtkoepels en toebehoren onderbrengen bij DPI, dit vanaf het moment dat VB haar hier niet vermelde koepelafmetingen niet meer in voorraad heeft.
(…)
10. VB zal haar verkoopactiviteiten in Nederland voornamelijk richten op de bouwmaterialenhandel en DPI op haar thans bestaande klantenkring.
11. VB en DPI verplichten zich wederzijds om nadere informatie omtrent hun klantenkring te geven.
12. VB en DPI verplichten zich om op de Nederlandse markt geen onderlinge concurrentie aan te gaan.
13. VB zal het koepelprogramma van DPI ook benutten voor haar exportactiviteiten. VB en DPI zullen op de exportmarkt geen onderlinge concurrentie aangaan en haar reeds bestaande exportrelaties behouden.
14. DPI verplicht zich om medewerkers van VB met voldoende technische en commerciële kennis te ondersteunen.
(…)
15. DPI verplicht zich om de “koepeldoppen” voor de koepels die aan VB geleverd worden te voorzien van een nader vast te stellen VB-logo. Alle door DPI aan VB geleverde producten mogen niet voorzien zijn van DPI-kenmerken, zoals bv. DPI-naamsvermelding of DPI bevestigingsvoorschriften.
16. DPI zal de “koepelmachine” van VB in haar huidige en DPI bekende staat overnemen tegen een bedrag van Euro 75.000,- (…).
17. Deze overeenkomst wordt aangegaan met ingang van 17 november 2003 en wel voor een periode van minimaal 2 jaar, na deze periode wordt deze overeenkomst jaarlijks met 1 jaar stilzwijgend verlengd. Opzegging van deze overeenkomst dient door één van de partijen minimaal zes maanden vóór datum contracteinde schriftelijk plaats te vinden.”
2.4.
Vanaf 1 januari 2023 is het aantal orders vanuit Van Boven richting Van Deudekom afgenomen. Naar aanleiding daarvan heeft op 17 maart 2023 een gesprek tussen partijen plaatsgevonden. Tijdens dat gesprek heeft Van Boven aan Van Deudekom meegedeeld dat zij haar inkoopvraag primair zal neerleggen bij een andere leverancier en voorgesteld om Van Deudekom de tweede leverancier te maken.
2.5.
Bij e-mail van 14 april 2023 heeft Van Deudekom aan Van Boven meegedeeld dat zij de gevolgen van zo’n verandering op haar bedrijfsvoering niet goed kan inschatten en Van Boven daarom uitnodigt om een concreet voorstel te doen, op basis waarvan Van Deudekom financiële berekeningen kan maken.
2.6.
Bij e-mail van 17 april 2023 heeft Van Boven aan Van Deudekom doorgegeven dat zij gezien de huidige marktomstandigheden geen concrete opgave kan doen.
2.7.
Bij e-mail van 23 mei 2023 heeft Van Deudekom aan Van Boven bericht dat zij het niet eens is met het voorstel om haar tweede leverancier te maken en heeft zij meegedeeld vast te houden aan de tussen partijen bestaande afspraken die onder meer inhouden dat Van Deudekom exclusiviteit heeft met betrekking tot (de meeste) lichtkoepels.
2.8.
Nadat Van Boven aangaf niet bekend te zijn met afspraken over exclusiviteit, heeft Van Deudekom op 5 juni 2023 een afschrift van de samenwerkingsovereenkomst aan Van Boven verstrekt.
2.9.
Bij brief van 19 juni 2023 heeft Van Boven aan Van Deudekom – kort gezegd en voor zover relevant – meegedeeld:
  • dat zij onbekend is met de overgelegde overeenkomst en daardoor is overvallen;
  • dat zij het er niet mee eens is dat het een exclusiviteitsovereenkomst betreft;
  • dat zij de afgelopen periode al meerdere keren heeft geklaagd over de wijze van toelevering en de beantwoording van vragen door Van Deudekom;
  • dat zij zich, voor zover er sprake is van een bindende overeenkomst, vanwege voormelde omstandigheden niet gehouden acht nog producten bij Van Deudekom af te nemen en voor zover nodig de overeenkomst per direct ontbindt;
  • dat zij, mocht er geen grondslag zijn voor een ontbinding, 17 maart 2023 als opzegdatum hanteert en de overeenkomst opzegt tegen 17 november 2023;
  • dat zij coulancehalve bij Van Deudekom zal blijven bestellen tot 1 januari 2024;
  • dat zij betwist aansprakelijk te zijn voor enige schade.
2.10.
Bij brief van 29 juni 2023 heeft de advocaat van Van Deudekom aan Van Boven
– kort gezegd en voor zover relevant – meegedeeld:
  • dat de overeenkomst niet rechtsgeldig is ontbonden;
  • dat er op 17 maart 2023 geen opzegging van de overeenkomst heeft plaatsgevonden en dat de opzegging bij brief van 19 juni 2023 niet geldig is, omdat daarbij niet de opzeggingstermijn van zes maanden is gehanteerd;
  • dat er sprake is van een ernstige contractschending doordat Van Boven producten bij derden heeft besteld en Van Deudekom beconcurreert met gebruikmaking van de materialen die door Van Deudekom ter beschikking zijn gesteld;
  • dat Van Boven zich dient te houden aan de overeenkomst en de door Van Deudekom geleden schade over het eerste half jaar van 2023 dient te vergoeden.
2.11.
Partijen hebben bij monde van hun advocaten verder contact gehad over een oplossing, maar zijn niet tot een overeenstemming gekomen.

3.Het geschil in conventie

3.1.
Van Deudekom vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
a. Van Boven
primairte veroordelen om de inkoop van kunststof lichtkoepels bij Van Deudekom binnen vijf dagen na het te wijzen vonnis te hervatten en voort te zetten op gelijke wijze en op gelijke condities die laatstelijk golden onder de overeenkomst van 17 november 2003, een en ander totdat de bodemrechter zal hebben geoordeeld over de rechtsgeldigheid en redelijkheid van de beëindiging van deze overeenkomst en de door Van Boven daarbij in acht te nemen redelijke opzegtermijn en overige voorwaarden, althans Van Boven te verbieden om de inkoop van kunststof lichtkoepels van een andere leverancier dan Van Deudekom te betrekken, een en ander op straffe van een dwangsom van € 50.000,00 voor iedere overtreding daarvan, althans
subsidiaireen door de voorzieningenrechter in redelijkheid te bepalen voorziening te treffen;
b. Van Boven
primairte gebieden de exclusiviteit van Van Deudekom te respecteren en haar te gebieden zich te onthouden van het benaderen van klanten, potentiële klanten en relaties van Van Deudekom, een en ander op het terrein van de kunststof lichtkoepels, een en ander zolang de bodemrechter niet zal hebben geoordeeld over de rechtsgeldigheid en redelijkheid van de beëindiging van de samenwerkings-overeenkomst tussen partijen en de door Van Boven in acht te nemen opzegtermijn, een en ander op straffe van een dwangsom van € 50.000,00 voor iedere overtreding daarvan, althans
subsidiaireen door de voorzieningenrechter in redelijkheid te bepalen voorziening te treffen;
c. Van Boven
primairte gebieden binnen 7 dagen na het te wijzen vonnis aan Van Deudekom te verstrekken:
i. (afschriften van) alle overeenkomsten, opdrachten, orders, orderbevestigingen, facturen en overige documenten en contractstukken die aan Van Boven op het terrein van (inkoop van) lichtkoepels ter beschikking zijn gesteld en/of door of namens haar zijn opgemaakt, voor zover deze stukken effect hebben op de periode die (mede) betrekking heeft op de periode vanaf 1 januari 2023;
ii. de jaarcijfers over het eerste halfjaar van 2023, met een door de accountant van Van Boven of een externe registeraccountant ondertekende verklaring waaruit blijkt welk inkoopbedrag betrekking heeft op kunststof lichtkoepels die in deze periode niet bij Van Deudekom zijn besteld en/of afgenomen;
een en ander op straffe van een dwangsom van € 50.000,00 voor iedere dag dat Van Boven met de nakoming daarvan in gebreke blijft, althans
subsidiaireen door de voorzieningenrechter in redelijkheid te bepalen voorziening te treffen;
d. Van Boven te veroordelen in de kosten van de procedure, waaronder de nakosten.
3.2.
Van Boven concludeert tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van Van Deudekom in de proceskosten.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
Van Boven vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
primair
de werking van de overeenkomst d.d. 17 november 2003 dan wel door de voorzieningenrechter te bepalen onderdelen met onmiddellijke ingang dan wel 17 november 2023 jegens Van Boven ten opzichte van Van Deudekom te schorsen dan wel Van Boven per 17 november 2023 jegens Van Deudekom te ontheffen van alle dan wel door de voorzieningenrechter nader te bepalen eventueel op haar rustende verplichtingen uit hoofde van de tussen Van Boven en Van Deudekom gesloten overeenkomst d.d. 17 november 2003;
te bepalen dat Van Deudekom binnen 24 uur na betekening van het te wijzen vonnis dient te gehengen en te gedogen dat Van Boven producten in het algemeen en kunststof lichtkoepels met toebehoren in het bijzonder van derden in het algemeen en Igepa in het bijzonder betrekt en haar daarin op geen enkele wijze hindert dan wel van Boven op enigerlei wijze bij derden in diskrediet brengt, één en ander op straffe van verbeurte van een niet voor matiging vatbare dwangsom van € 50.000,00 voor iedere keer dat Van Deudekom daar jegens Van Boven mee in gebreke blijft;
subsidiair
3. te bepalen dat Van Boven wordt toegestaan totdat de overeenkomst van partijen d.d. 17 november 2003 zal zijn geëindigd, Igepa producten aan klanten te leveren indien Van Boven middels een schriftelijke opdracht kan aantonen dat klanten hiertoe specifiek om hebben gevraagd;
primair en subsidiair
4. Van Deudekom te veroordelen in de proceskosten in reconventie alsmede de nakosten.
4.2.
Van Deudekom concludeert tot afwijzing van de vorderingen.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling in conventie

Vorderingen a. en b.

5.1.
Het spoedeisend belang van Van Deudekom bij de vorderingen onder a. en b. is voldoende gegeven en ook niet betwist door Van Boven.
5.2.
Van Deudekom legt aan deze vorderingen ten grondslag dat Van Boven de tussen partijen geldende samenwerkingsovereenkomst van 17 november 2003 dient na te komen. Dat houdt in dat het Van Boven niet is toegestaan om de in de overeenkomst bedoelde kunststof lichtkoepels van andere leveranciers af te nemen en om Van Deudekom concurrentie aan te doen. Er is geen sprake van enig tekortschieten aan de zijde van Van Deudekom, zodat de ontbinding van de overeenkomst door Van Boven niet rechtsgeldig is. Ook van een geldige opzegging is geen sprake. Op 17 maart 2023 heeft er geen opzegging plaatsgevonden en bij de opzegging door Van Boven in haar brief van 29 juni 2023 is de contractuele opzegtermijn van zes maanden voorafgaand aan de contractsdatum (17 november) niet in acht genomen.
5.3.
Van Boven heeft betwist dat zij in strijd handelt met de overeenkomst. Uit de overeenkomst vloeit geen exclusiviteit voort. Het staat Van Boven dus vrij om lichtkoepels bij derden te bestellen. Gedurende de afgelopen jaren groeide de onvrede bij Van Boven over de producten en de dienstverlening van Van Deudekom, reden waarom zij is gaan uitkijken naar een andere hoofdleverancier. Verder betwist Van Boven (potentiële) klanten en relaties van Van Deudekom te hebben benaderd.
De huidige directie van Van Boven was niet op de hoogte van het bestaan van de overeenkomst. Partijen hebben jarenlang zaken met elkaar gedaan. Prijs- en leveringsafspraken werden gemaakt en certificaten en testrapporten werden verstrekt in het kader van de samenwerking zonder dat er werd verwezen naar enige overeenkomst. Het is juist Van Deudekom die concurrerende activiteiten uitvoert door op haar website producten aan te bieden die Van Boven ook van haar afneemt. Deze omstandigheden maken dat Van Deudekom geen rechten meer kan ontlenen aan de overeenkomst.
Van Deudekom heeft Van Boven pas op 23 mei 2023 – op dat moment was de opzegtermijn om tijdig op te zeggen tegen 17 november 2023 verstreken – gewezen op het bestaan van de overeenkomst, terwijl zij al vanaf 17 maart 2023 wist van de plannen van Van Boven om gebruik te maken van een andere leverancier. Dat duidt op een vooropgezet plan dat in strijd is met de redelijkheid en billijkheid die contractspartijen jegens elkaar in acht dienen te nemen. Van Boven voelt zich misleid.
Is de samenwerkingsovereenkomst nog geldig?
5.4.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat Van Boven niet betwist dat de samenwerkingsovereenkomst is ondertekend door (de voormalige directie van) partijen, zodat partijen daaraan gebonden zijn geraakt. Niet gebleken is dat de overeenkomst op enig moment vóór 2023 is opgezegd of met wederzijds goedvinden is beëindigd. De voorzieningenrechter verwerpt het verweer dat Van Deudekom geen rechten meer kan ontlenen aan de overeenkomst, omdat Van Deudekom haar beconcurreert. Van Boven heeft deze stelling niet onderbouwd en bovendien verklaart Van Boven zelf dat zij Van Deudekom daar nimmer op heeft aangesproken. Het kan zijn dat partijen door de jaren heen (al dan niet stilzwijgende) afspraken hebben gemaakt die van sommige bepalingen in de overeenkomst afwijken, maar dat betekent niet dat daarmee de gehele overeenkomst is komen te vervallen. Het enkele feit dat bij de jarenlange samenwerking niet werd verwezen naar de overeenkomst, doet ook niet af aan de werking daarvan. Een partij bij een overeenkomst hoeft haar wederpartij immers niet steeds te wijzen op het bestaan van de overeenkomst om te voorkomen dat deze komt te vervallen. De overeenkomst was dus in elk geval nog van kracht op het moment dat Van Boven deze heeft willen beëindigen.
5.5.
Voor zover Van Boven een beroep doet op haar buitengerechtelijke ontbinding van de overeenkomst in haar brief van 19 juni 2023 (zie 2.9.), kan dat beroep niet slagen. Gesteld noch gebleken is dat Van Deudekom door Van Boven in gebreke is gesteld of anderszins in verzuim is, zodat niet is voldaan aan het vereiste van artikel 6:265 lid 2 BW. Reeds om die reden heeft de ontbinding geen doel getroffen. De overeenkomst is dus niet door middel van ontbinding tot een einde gekomen. Bij de verdere beoordeling moet daarom uitgangspunt zijn dat de overeenkomst nog geldig is totdat deze door middel van opzegging eindigt.
Is er exclusiviteit overeengekomen?
5.6.
In geschil is de vraag of uit artikel 1 van de samenwerkingsovereenkomst de verplichting voortvloeit voor Van Boven om de in de overeenkomst bepaalde lichtkoepels exclusief af te nemen van Van Deudekom.
5.7.
Bij de uitleg van een overeenkomst moet niet alleen gekeken worden naar de taalkundige uitleg, maar komt het ook aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden aan elkaars verklaringen en gedragingen over en weer redelijkerwijs mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (het Haviltex-criterium).
5.8.
De normale betekenis van de tekst van artikel 1 van de overeenkomst wijst erop dat Van Boven zich verplicht om alle lichtkoepels en toebehoren, met uitzondering van de in de overeenkomst vermelde maten aan lichtkoepels, af te nemen van Van Deudekom. In die verplichting ligt dus besloten dat Van Boven de bedoelde lichtkoepels niet bestelt bij derden. Dat wijst op een exclusieve samenwerking op dit punt. Dat rijmt ook met de gedachte achter de samenwerking tussen partijen. Van Deudekom heeft gesteld dat Van Boven destijds problemen ervaarde met de kwaliteit van de eigen productielijn aan lichtkoepels en er daarom voor koos om de productie daarvan bij Van Deudekom onder te brengen. Van Deudekom nam daarbij de bestaande productielijn van Van Boven over en heeft daarvoor forse investeringen gepleegd. Van Deudekom leverde de lichtkoepels aan Van Boven onder het private label “Van Boven”. Deze stellingen van Van Deudekom vinden bevestiging in artikel 15 en 16 van de overeenkomst en zijn ook niet weersproken door Van Boven. Verder speelt een rol dat partijen 20 jaar lang in deze zin – dus op basis van exclusiviteit – hebben samengewerkt. Van Boven heeft tot 1 januari 2023 de overeengekomen lichtkoepels immers uitsluitend besteld bij Van Deudekom.
5.9.
Voldoende aannemelijk is dan ook dat partijen in artikel 1 van de overeenkomst exclusiviteit zijn overeengekomen.
Is de samenwerkingsovereenkomst rechtsgeldig opgezegd?
5.10.
Uit artikel 17 van de overeenkomst volgt dat de overeenkomst alleen kan worden opgezegd tegen 17 november van elk jaar, waarbij een opzegtermijn van zes maanden in acht moet worden genomen. Dat betekent dat Van Boven, indien zij had gewild dat de overeenkomst per 17 november 2023 zou eindigen, de overeenkomst vóór 17 mei 2023 had moeten opzeggen. Op 17 maart 2023 heeft, zoals Van Deudekom op zichzelf terecht aanvoert, geen opzegging plaatsgevonden. Van Boven heeft de overeenkomst bij brief van 19 juni 2023 opgezegd. Strikt genomen vloeit dan uit de overeenkomst voort dat de overeenkomst per 17 november 2023 weer met een jaar wordt verlengd en pas eindigt per 17 november 2024.
5.11.
Van Boven spreekt van een vooropgezet plan van Van Deudekom en meent dat de te late opzegging haar niet kan worden tegengeworpen en dat de overeenkomst naar redelijkheid en billijkheid per 17 november 2023 dan wel 1 januari 2024 moet worden geacht te eindigen.
5.12.
De voorzieningenrechter begrijpt dit verweer als een beroep op de artikelen 6:2 en 6:248 BW. Uit deze artikelen volgt dat partijen verplicht zijn zich jegens elkaar te gedragen overeenkomstig de eisen van redelijkheid en billijkheid (artikel 6:2 lid 1 BW) en dat een tussen partijen geldende regel niet van toepassing is voor zover dat in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn (artikel 6:248 lid 2 BW). Het gaat in dit geval om een duurovereenkomst voor onbepaalde tijd, die jaarlijks opzegbaar is met inachtneming van een opzegtermijn van zes maanden. Ook in geval van een duurovereenkomst kan een beroep op een uit de wet of een overeenkomst voortvloeiende bevoegdheid om de overeenkomst op te zeggen op grond van artikel 6:248 lid 2 BW onder omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn (HR 2 februari 2018, ECLI:NL:HR:2018:141).
5.13.
De vraag is of Van Boven redelijkerwijs kan worden gehouden aan de verlenging van de overeenkomst tot 17 november 2024 nu zij strikt genomen te laat heeft opgezegd. De voorzieningenrechter meent van niet.
5.14.
De ratio van een opzegbepaling als de onderhavige is in de regel dat de andere partij een redelijke termijn krijgt om te anticiperen op de wijziging en tijdig maatregelen kan nemen om bijvoorbeeld nieuwe omzetkanalen te realiseren en zijn processen opnieuw in te richten. Niet gebleken is dat dit anders is in het geval van de overeenkomst tussen Van Deudekom en Van Boven. Kennelijk hebben partijen gemeend dat een termijn van zes maanden voor dit doel voldoende is. Met de opzegging op 19 juni 2023 tegen 17 november 2023 heeft Van Boven zich niet aan deze termijn gehouden. Volgens de contractuele regeling zou dit betekenen dat de opzegging pas een jaar later van kracht wordt. In dit verband is echter van belang dat Van Deudekom, met het voorstel van Van Boven om haar tweede leverancier te maken, al vanaf 17 maart 2023 redelijkerwijs moest begrijpen dat Van Boven van de exclusiviteit af wilde en dat zij in zoverre de overeenkomst wenste te beëindigen. Vanaf dat moment kon Van Deudekom er serieus rekening mee houden dat haar positie van exclusieve leverancier van Van Boven op termijn tot een einde zou komen en had zij zich dus kunnen voorbereiden op het einde van de overeenkomst, ook al was Van Deudekom toen nog niet daadwerkelijk tot opzegging overgegaan. Gegeven die omstandigheid – tegen de achtergrond van de ratio van de opzegbepaling en het feit dat partijen een termijn van zes maanden op zichzelf voldoende vonden – acht de voorzieningenrechter het aannemelijk dat in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat Van Deudekom een beroep doet op de hiervoor bedoelde contractuele regeling. Die zou er immers toe leiden dat Van Boven niet een opzegtermijn van zes maanden, maar van bijna het driedubbele (van 19 juni 2023 tot 17 november 2024) in acht zou moeten nemen.
5.15.
Niet aannemelijk is dus dat de bodemrechter het beroep van Van Deudekom op de contractuele regeling volledig zal honoreren. Het ligt in de rede dat de bodemrechter voor het bepalen van de einddatum van de overeenkomst zal aansluiten bij de termijn die partijen zelf als voldoende hebben beschouwd, dus zes maanden gerekend vanaf de opzeggingsdatum van 19 juni 2023. Daarbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat niet is gebleken dat aan de datum van 17 november een bijzondere betekenis toekomt, anders dan dat op die dag de overeenkomst is getekend. In dit kort geding zal de voorzieningenrechter daarom uitgaan van een einde van de overeenkomst per 20 december 2023.
5.16.
De voorzieningenrechter verwerpt in dit verband het standpunt van Van Boven dat Van Deudekom met opzet heeft gezwegen over het bestaan van de overeenkomst totdat de termijn voor tijdige opzegging van de overeenkomst tegen 17 november 2023 was verlopen. Van Deudekom heeft dit (naar zijn aard verstrekkende) standpunt niet met steekhoudende argumenten onderbouwd. Het enkele feit dat Van Deudekom het bestaan van de overeenkomst aanvankelijk niet heeft genoemd, kan niet gelden als onderbouwing. Een partij bij een overeenkomst hoeft haar wederpartij niet op het bestaan daarvan te wijzen, nog daargelaten de vraag of de ene partij de andere moet waarschuwen voor het verstrijken van een bepaalde termijn.
Conclusie
5.17.
Voldoende gebleken is dat Van Boven vanaf 1 januari 2023 ook lichtkoepels is gaan afnemen bij een andere leverancier, Igepa Belux N.V. (hierna: Igepa), wat in strijd is met de samenwerkingsovereenkomst. Van Deudekom heeft dan ook belang bij een veroordeling van Van Boven tot onverkorte nakoming van de overeenkomst. Het voorgaande betekent dat vordering a. wordt toegewezen, in die zin dat Van Boven wordt veroordeeld om, binnen vijf werkdagen na de betekening van dit vonnis, de inkoop van kunststof lichtkoepels bij Van Deudekom te hervatten en voort te zetten tot 20 december 2023 op gelijke wijze en op gelijke condities die laatstelijk golden onder de overeenkomst van 17 november 2003. Daarbij wordt, zoals eerder geoordeeld, ervan uitgegaan dat Van Boven de in de overeenkomst bedoelde lichtkoepels uitsluitend van Van Deudekom afneemt op grond van artikel 1 van de overeenkomst. De aan deze veroordeling te verbinden dwangsom wordt beperkt en gemaximeerd, zoals in het dictum vermeld.
5.18.
De vordering onder b. wordt afgewezen. Dat Van Boven de exclusiviteit van Van Deudekom moet respecteren, volgt al uit de veroordeling om de overeenkomst tot 20 december 2023 na te komen, zodat er geen belang meer is bij toewijzing van dit gedeelte van de vordering. Van Boven heeft verder betwist dat zij (potentiële) relaties en klanten van Van Deudekom benadert en Van Deudekom heeft nagelaten haar stelling op dit punt te onderbouwen.
Vordering c.
5.19.
Van Deudekom wenst, in het kader van haar schadebegroting, Van Boven tot medewerking te dwingen om relevant bewijsmateriaal ter beschikking te stellen op grond van artikel 843a Rv.
5.20.
Deze vordering wordt afgewezen bij gebrek aan spoedeisend belang. Dat klemt temeer nu Van Boven vrijwillig bepaalde stukken in dit geding heeft overgelegd met betrekking tot de bedragen en aantallen aan goederen die zij heeft ingekocht bij Igepa in de eerste helft van 2023 (producties 12 en 16 van Van Boven).
Proceskosten
5.21.
Aangezien Van Deudekom op terechte gronden Van Boven in rechte heeft betrokken, wordt Van Boven in de proceskosten in conventie veroordeeld. De kosten aan de zijde van Van Deudekom worden begroot op:
- griffierecht € 676,00
- salaris advocaat
€ 1.079,00
Totaal € 1.755,00
5.22.
Over de vergoeding van nakosten hoeft geen aparte beslissing te worden genomen, omdat volgens vaste rechtspraak een kostenveroordeling ook voor de nakosten een executoriale titel oplevert (HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853).

6.De beoordeling in reconventie

6.1.
In conventie is aangenomen dat de overeenkomst eindigt per 20 december 2023 en is Van Boven veroordeeld tot nakoming van de overeenkomst tot de einddatum. Dat brengt met zich dat de primaire vorderingen (onder punten 1. en 2.) worden afgewezen bij gebrek aan een grondslag.
6.2.
De subsidiaire vordering heeft een constitutief karakter en is daarom niet geschikt om in kort geding te worden toegewezen. Los daarvan overweegt de voorzieningenrechter dat, wanneer een klant van Van Boven specifiek vraagt om producten van Igepa, dat niet afdoet aan de overeengekomen exclusiviteit. Bovendien is onduidelijk gebleven in hoeverre deze vordering in de praktijk gerealiseerd kan worden. Uit de stukken volgt dat de desbetreffende lichtkoepels onder de naam van Van Boven worden vervaardigd en verkocht, ongeacht of ze worden geproduceerd door Van Deudekom of Igepa. Dan rijst de vraag hoe de klant moet weten, anders dan op basis van wat Van Boven communiceert, van welke producent de lichtkoepels afkomstig zijn. Die onduidelijkheid komt voor risico van Van Boven.
6.3.
Van Boven wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. De kosten aan de zijde van Van Deudekom worden begroot op € 539,50 (factor 0,5 × tarief € 1.079,00) aan salaris advocaat.

7.De beslissing

De voorzieningenrechter:
in conventie
7.1.
veroordeelt Van Boven om, binnen vijf werkdagen na de betekening van dit vonnis, de inkoop van kunststof lichtkoepels bij Van Deudekom te hervatten en voort te zetten tot 20 december 2023 op gelijke wijze en op gelijke condities die laatstelijk golden onder de overeenkomst van 17 november 2003;
7.2.
veroordeelt Van Boven om aan Van Deudekom een dwangsom te betalen van € 10.000,00 voor iedere keer dat Van Boven niet aan de in 7.1. uitgesproken veroordeling voldoet, tot een maximum van € 500.000,00 is bereikt;
7.3.
veroordeelt Van Boven in de proceskosten, aan de zijde van Van Deudekom tot op heden begroot op € 1.755,00;
7.4.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
7.5.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
7.6.
wijst de vorderingen af;
7.7.
veroordeelt Van Boven in de proceskosten, aan de zijde van Van Deudekom tot op heden begroot op € 539,50;
7.8.
verklaart dit vonnis in reconventie voor wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th. Veling en in het openbaar uitgesproken op 22 september 2023.
2091 / 1980