ECLI:NL:RBROT:2023:8889

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 september 2023
Publicatiedatum
22 september 2023
Zaaknummer
AWB-23_1911
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor medicinale cannabis op basis van de Participatiewet

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 21 september 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser uit Schiedam en het college van burgemeester en wethouders van Schiedam. De eiser had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet (Pw) voor medicinale cannabis, welke door het college was afgewezen. Het college stelde dat er voor deze kosten voorliggende voorzieningen zijn, namelijk de Wet langdurige zorg (Wlz) en de Zorgverzekeringswet (Zvw), en dat er geen zeer dringende redenen waren om af te wijken van deze regel.

De rechtbank heeft de zaak behandeld op 14 augustus 2023, waarbij de gemachtigde van de eiser en een vertegenwoordiger van het college aanwezig waren. De eiser voerde aan dat het medisch onderzoek onzorgvuldig was en dat het college had moeten onderzoeken of er sprake was van een acute noodsituatie. De rechtbank oordeelde dat de bewijslast voor het aannemelijk maken van zeer dringende redenen bij de eiser ligt. De rechtbank concludeerde dat de eiser niet voldoende had aangetoond dat er sprake was van een acute noodsituatie die het verlenen van bijzondere bijstand noodzakelijk maakte.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van de eiser ongegrond verklaard, wat betekent dat de afwijzing van de aanvraag door het college terecht was. De eiser krijgt geen vergoeding voor zijn griffierecht en de proceskosten worden niet vergoed. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/1911

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 september 2023 in de zaak tussen

[naam] uit Schiedam, eiser

(gemachtigde: mr. W.J. Oomkes),
en

het college van burgemeester en wethouders van Schiedam, het college

(gemachtigde: mr. A. Mersel).

Inleiding

1.1.
Met een besluit van 1 juli 2022 (het primaire besluit) heeft het college een aanvraag van eiser om bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet (Pw) voor medicinale cannabis, afgewezen.
1.2.
Met een besluit van 10 februari 2023 (het bestreden besluit) heeft het college eisers bezwaar tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
1.3.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het college heeft hierop gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 14 augustus 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en namens het college
mr. N.E. Bensoussan.

Beoordeling door de rechtbank

2. Het college heeft de afwijzing van de aanvraag gebaseerd op de vaststelling dat voor deze kosten de Wet langdurige zorg (Wlz) en de Zorgverzekeringwet (Zvw) als een voorliggende voorziening in de zin van artikel 15 van de Pw dienen te worden beschouwd. Als de Wlz en de Zvw de voorgeschreven geneesmiddelen niet vergoeden dan bestaat er in beginsel geen recht op bijzondere bijstand. Aangenomen moet worden dat er in het kader van de Wlz en Zvw een bewuste beslissing is genomen over de noodzakelijkheid van deze geneesmiddelen. Ook zijn er geen zeer dringende redenen als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de Pw om in afwijking daarvan bijzondere bijstand aan eiser te verlenen.
3. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is geweest. Het college heeft volgens eiser ten onrechte nagelaten om te onderzoeken waarom het gebruik van medicinale cannabis belangrijk is en welke consequenties het heeft indien hij stopt met het gebruik daarvan. Op basis van dat onderzoek had het college volgens eiser moeten beoordelen of in zijn geval sprake is van een acute noodsituatie in de zin van artikel 16, eerste lid, van de Pw. Tot slot verzoekt eiser de rechtbank een arts-deskundige aan te stellen die een onderzoek kan instellen naar de vraag in hoeverre het gebruik van medicinale cannabis voor belanghebbende, gelet op al zijn lichamelijke en psychische klachten, noodzakelijk is en wat er zal gebeuren als dit gebruik zou eindigen.
4. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
5.1.
Niet in geschil is dat artikel 15, eerste lid, van de Pw aan bijstandverlening in de weg staat. Het geschil spitst zich toe op de vraag of er sprake is van dringende redenen als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de Pw die maken dat er toch bijzondere bijstand moet worden verleend.
5.2.
Zeer dringende redenen doen zich voor als er een acute noodsituatie is en de behoeftige omstandigheden waarin de betrokkene verkeert op geen enkele andere wijze zijn te verhelpen, zodat het verlenen van bijstand onvermijdelijk is. In het algemeen moet onder een acute noodsituatie worden verstaan: een schrijnende situatie waarvan het evident is dat het weigeren van bijstand zondermeer onaanvaardbaar is. Bij de beoordeling of een acute noodsituatie zich voordoet zal ook moeten worden meegewogen of het niet-verlenen van bijstand voor de betrokkene tot ernstige gevolgen leidt, met name voor diens gezondheid. Daarbij is verder van belang dat de wetgever bij het begrip ‘zeer dringende redenen’ heeft gedacht aan een extreme situatie en nadrukkelijk niet heeft beoogd een algemene ontsnappingsclausule te bieden. [1]
5.3.
De bewijslast voor het aannemelijk maken van feiten en omstandigheden die kunnen leiden tot de conclusie dat sprake is van zeer dringende redenen, rust op de aanvrager van bijzondere bijstand. Eiser heeft een brief van zijn huisarts overgelegd waarin staat:
“Dhr gebruikt al jaren op medisch voorschrift medicinale canabis. Wat ik kan terugvinden sinds mei 2017 in verband met pijnklachten nadat er destijds al veel andere medicatie is geprobeerd. De reden dat er geen andere medicatie meer geprobeerd is (en de canabis
dus noodzakelijk maakt) heeft te maken met het feit dat niets anders zo'n goed effect heeft gegeven als de medicinale canabis. Het geeft dhr anamnestisch een betere kwaliteit van leven met het gebruik van canabis waarbij het beste effect worden door dhr
gerapporteerd als hij 1 gram per dag gebruikt Mijn verwachting zal zijn bij het stoppen (of verminderen) van de medicinale canabis dat dhr weer meer pijnklachten zal krijgen en dus een verminderde kwaliteit van leven.”
5.4.
Uit deze brief volgt dat de medicinale cannabis is voorgeschreven in verband met pijnklachten en dus niet, zoals eiser aanvoert, voor stress. Verder volgt daaruit dat er nog andere medicatie zou kunnen worden geprobeerd, maar dat daarvan is afgezien omdat de medicinale cannabis ten opzichte van de al wel geprobeerde andere medicatie, het beste effect gaf. Tot slot volgt uit de brief dat eiser bij het stoppen met medicinale cannabis weer meer pijnklachten zal krijgen en dus een verminderde kwaliteit van leven.
Hieruit volgt naar het oordeel van de rechtbank niet dat er bij het stoppen met medicinale cannabis zondermeer een acute noodsituatie zal ontstaan. Eiser kan immers nog andere medicatie proberen. Bovendien is niet inzichtelijk gemaakt dat er zonder medicinale cannabis maar met gebruik van andere medicatie een zodanige vermindering van de kwaliteit van leven zal optreden dat sprake is van een schrijnende situatie waarvan het evident is dat het weigeren van bijstand zondermeer onaanvaardbaar is.
5.5.
Wat eiser heeft aangevoerd over de zorgvuldigheid van het in opdracht van verweerder uitgebrachte advies van Salude Medisch Advies van 26 november 2022, kan onbesproken blijven. Ook als die grond zou slagen, doet dat er niet aan af dat de bewijslast en daarmee het bewijsrisico op eiser rusten en eiser met de door hem overgelegde medische informatie nog geen begin van aannemelijkheid heeft geleverd voor zijn stelling dat er sprake is van zeer dringende redenen. Het college had dan ook geheel van het inschakelen van Salude Medisch Advies kunnen afzien. De rechtbank ziet om die reden ook geen aanleiding om een arts-deskundige te benoemen.
6. Het college heeft de aanvraag terecht afgewezen. De beroepsgronden slagen niet.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser niet in het gelijk is gesteld. Ook krijgt hij zijn griffierecht niet door verweerder vergoed en hoeft verweerder geen vergoeding voor zijn proceskosten te betalen.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C. Rop, rechter, in aanwezigheid van R.P. Evegaars, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 21 september 2023.
De griffier en de rechter zijn verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Participatiewet
Artikel 15 - Voorliggende voorziening
1. Geen recht op bijstand bestaat voor zover een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening die, gezien haar aard en doel, wordt geacht voor de belanghebbende toereikend en passend te zijn. Het recht op bijstand strekt zich evenmin uit tot kosten die in de voorliggende voorziening als niet noodzakelijk worden aangemerkt.
Artikel 16 - Zeer dringende redenen
1. Aan een persoon die geen recht op bijstand heeft, kan het college, gelet op alle omstandigheden, in afwijking van deze paragraaf, bijstand verlenen indien zeer dringende redenen daartoe noodzaken.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 13 juni 2023 (ECLI:NL:CRVB:2023:985).