Wat vindt de rechtbank
12. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiseres 73,13% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiseres op 28 juni 2021 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.
13. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiseres op 28 juni 2021 voor 73,13% arbeidsongeschikt is en dus recht heeft op een WIA-uitkering naar dat percentage. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Medische grondslag van het bestreden besluit
14. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. Uit de rapporten van 28 juni 2022 en 27 oktober 2022 blijkt dat de verzekeringsarts B&B heeft kennisgenomen van het dossier en het bezwaar van eiseres. Hij heeft de door eiseres ingebrachte medische informatie meegewogen in zijn beoordeling. De rechtbank vindt ook dat de verzekeringsarts B&B op een zorgvuldige en duidelijke manier alle naar voren gebrachte klachten heeft betrokken bij de medische beoordeling. De rechtbank ziet geen reden om aan te nemen dat de verzekeringsarts B&B aspecten van de medische situatie van eiseres heeft gemist. Dat de verzekeringsarts B&B onvoldoende aandacht heeft besteed aan de anamnese en het dagverhaal van eiseres volgt de rechtbank niet. De rechtbank stelt voorop dat het in beginsel tot de expertise van de verzekeringsarts behoort om te besluiten welke onderzoeksmethoden gekozen worden, hoe de onderzoeksresultaten beoordeeld worden en tot welke beperkingen dit leidt. De verzekeringsarts B&B heeft daarbij in zijn rapporten voldoende toegelicht dat bij het bepalen van de (duur)belastbaarheid rekening is gehouden met alle klachten en het dagverhaal van eiseres.
De beoordeling van de belastbaarheid
15. De rechtbank is verder van oordeel dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiseres op 28 juni 2021 in het rapport van 28 juni 2022 op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd. Hij licht toe waarom bij eiseres op de datum in geding geen sprake is van volledige arbeidsongeschiktheid op medische gronden. Ook motiveert hij waarom hij geen aanleiding ziet voor meer of forsere beperkingen. Ten aanzien van het gezichtsvermogen heeft hij toegelicht dat het niet nodig is om beperkingen op te nemen, omdat het verminderde gezichtsvermogen ontstaat door vermoeidheidsklachten en niet berust op een ziekte aan de ogen. De diagnoses osteoartrose met een chronisch pijnsyndroom en chronisch vermoeidheidssyndroom zijn betrokken in het medisch onderzoek. De verzekeringsarts B&B heeft toegelicht dat vanwege de vermoeidheid die op de voorgrond staat een urenbeperking is aangenomen. In bezwaar heeft eiseres geen medische feiten overlegd op grond waarvan een verdergaande urenbeperking aangewezen zou zijn. Ook ziet de verzekeringsarts B&B geen aanleiding om de FML aan te passen voor overige fysieke belasting. Gezien de medische informatie, zijn de afwijkingen aan onder meer handen en voeten door artrose minimaal. De al gegeven lichamelijke beperkingen en de urenrestrictie zijn voldoende. Zijn conclusie is al met al dat er geen nieuwe medisch objectiveerbare feiten aan het dossier zijn toegevoegd op grond waarvan een ander standpunt zou moeten worden ingenomen. De rechtbank kan de toelichtingen van de verzekeringsarts B&B volgen.
16. De rechtbank is verder van oordeel dat de verzekeringsarts B&B in het nadere rapport van 27 oktober 2022 voldoende heeft gemotiveerd dat de medische informatie die eiseres in beroep heeft ingestuurd evenmin aanleiding geeft om de FML aan te passen omdat er geen nieuwe medisch objectiveerbare feiten uit blijken. Dat geldt voor de informatie van de huisarts, het Vermoeidheidscentrum, de internist, de fysiotherapie, de aanvraag voor huishoudelijke ondersteuning vanuit de WMO en de oogarts. De verzekeringsarts B&B heeft daarbij opgemerkt dat de zeer milde oogafwijkingen al eerder bij de beoordeling zijn betrokken en dat uit het dossier niet blijkt dat eiseres problemen zou hebben met herinneren. Ook heeft de verzekeringsarts B&B erop gewezen dat, anders dan eiseres stelt, hij heeft aangegeven dat er geen sprake is van een meer dan geringe kans op verbetering van de belastbaarheid. De rechtbank kan de toelichtingen van de verzekeringsarts B&B volgen.
17. In het rapport van 7 augustus 2023 heeft de verzekeringsarts B&B gereageerd op het standpunt van eiseres dat zij de gewrichtsklachten/spierpijnklachten, die tot extra beperkingen in FML en uiteindelijk tot de toekenning van de IVA-uitkering hebben geleid, ook al voor 28 juni 2021 ervaarde. De verzekeringsarts B&B merkt op dat in het rapport van 22 mei 2023 in de anamnese staat vermeld dat eiseres sinds de groepstherapie toegenomen klachten en belemmeringen ervaart. Deze groepstherapie (ALK-groepscursus) is pas gestart op 22 september 2022, dus ruim na de datum in geding. De klachten met betrekking tot de frozen shoulder zijn begin 2022 ontstaan en dus ook na de datum in geding. Verder heeft de verzekeringsarts B&B toegelicht dat er niet echt sprake is van gewrichtsklachten maar eerder van spierklachten op basis van hypertonie, zoals de fysiotherapeut beschrijft. Eiseres is volgens de verzekeringsarts B&B al veel langer bekend met deze spier en gewrichtsklachten (PMR). Hij heeft toegelicht dat de primaire arts dit ook vermeldt in zijn diagnosen en hiermee rekening heeft gehouden. Op basis van deze polymyalgia rheumatica ervaart eiseres pijnlijke en stijve spieren, welke klachten variëren in de tijd. Bij lichamelijk onderzoek van het bewegingsapparaat bleken bij het primaire onderzoek op 20 juni 2021 geen specifieke belemmeringen aan de wervelkolom en was er geen aanleiding om eiseres meer te beperken dan aangegeven in de FML. De verzekeringsarts B&B ziet op basis van het rapport van 22 mei 2023 dan ook geen aanleiding om eiseres meer beperkt te achten op 28 juni 2021. De rechtbank kan dit volgen.
18. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiseres op 28 juni 2021 in staat moet worden geacht arbeid te verrichten als daarbij rekening wordt gehouden met de beperkingen die de verzekeringsarts B&B heeft vastgesteld.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
19. De arbeidsdeskundige B&B heeft op grond van de FML van 30 juli 2021 vastgesteld dat eiseres niet geschikt is voor haar eigen werk als sales executive, omdat deze functie haar belastbaarheid overschrijdt. De arbeidsdeskundige B&B heeft vervolgens functies gezocht die eiseres in theorie nog wel kan uitvoeren. Dat heeft drie functies en twee reservefuncties opgeleverd.
- ( SBC-code 111180) Productiemedewerker industrie;
- ( SBC-code 267041) Assemblagemedewerker elektrotechnische producten;
- ( SBC-code 111333) Huishoudelijk medewerker.
En de reservefuncties (SBC-code 272042) Productiemedewerker confectie, kleermaken en (SBC-code 111334) Huishoudelijk medewerker gebouwen.
20. De arbeidsdeskundige B&B heeft in zijn rapporten van 28 juni 2022 en 1 november 2022 voldoende uitgelegd waarom deze functies geschikt zijn voor eiseres. Hij heeft in het rapport van 28 juni 2022 de knelpunten beoordeeld en toegelicht waarom de functies geschikt zijn. Hij heeft toegelicht dat eiseres weliswaar beperkt is voor beroepsmatig vervoer, maar dat in de geduide functies het beroepsmatig besturen van een voertuig niet aan de orde is. Wat betreft de deadlines/productiepieken heeft de arbeidsdeskundige B&B toegelicht dat voor de geduide functies deadlines/productiepieken niet als een kenmerkende belasting wordt gescoord. In het rapport van 1 november 2022 heeft hij ten aanzien van de functie Huishoudelijk medewerker ter aanvulling opgemerkt dat het werk- en handelingstempo niet hoger ligt dan gebruikelijk in gangbare arbeid. Deadlines in het kader van de CBBS zijn tijdlimieten, die hun dwingend karakter ontlenen aan hun onherroepelijkheid en de sanctie die staat op het overschrijden van de oplevertermijn. Daar is in deze functie geen sprake van. Ook is er geen sprake van een verhoogd handelingstempo.
21. Verder merkt de arbeidsdeskundige B&B in het rapport van 1 november 2022 op dat de beroepsgronden in belangrijke mate een herhaling zijn van de gronden in bezwaar. Voor zijn reactie hierop verwijst hij naar zijn rapport van 28 juni 2022. Hij herhaalt hierbij dat de verzekeringsarts B&B geen beperkingen heeft gesteld voor auditieve of visuele afleiding door activiteiten door anderen (FML-item 1.8.1), herinneren (FML-item 1.3), zien (FML-item 2.1), hand- en vingergebruik (FML-item 4.3), het maken van schroefbewegingen met hand en arm (FML-item 4.6), het maken van hoofdbewegingen (FML-item 4.15), het hoofd in een bepaalde stand houden (FML-item 5.8). Aanvullend benoemt hij dat ook geen beperkingen zijn gesteld voor het vasthouden van de aandacht (FML-item 1.1), persoonlijk risico door besmettingsgevaar (FML-item 1.8.6) en zitten (FML-item 5.1 en 5.2). De rechtbank kan dit volgen en merkt op dat de stelling van eiseres dat zij de functies gezien haar klachten en beperkingen niet kan verrichten in feite is gericht tegen de vastgestelde FML. De rechtbank heeft hiervoor al geoordeeld dat er geen reden is om aan die vaststelling te twijfelen.
22. De arbeidsdeskundige B&B heeft berekend dat eiseres op 28 juni 2021 met de middelste van de drie geduide functies 26,87% kan verdienen van het loon dat zij verdiende met haar eigen werk, zodat zij voor de overige 73,13% arbeidsongeschikt is.
23. Het verbod van reformatio in peius betekent dat een verzekerde in beginsel na heroverweging van het primaire besluit niet in een slechtere positie komt dan zonder de bezwaarprocedure mogelijk zou zijn. Het is vaste rechtspraak dat een WIA-uitkering niet met terugwerkende kracht mag worden ingetrokken of naar een lagere arbeidsongeschiktheidsklasse mag worden vastgesteld.Het verbod van reformatio in peius verzet zich echter niet tegen intrekking of verlaging van de WIA-uitkering per een toekomende datum, omdat het UWV ook los van het ingediende bezwaar bevoegd is de uitkering van de verzekerde per een toekomende datum in te trekken of te verlagen op de grond dat hij of zij niet (langer) of minder arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat het verlagen van het arbeidsongeschiktheidspercentage na een bezwaarprocedure slechts per toekomende datum mag worden geëffectueerd.
24. Eiseres stelt dat in haar geval de reformatio in peius met terugwerkende kracht is ingegaan. De rechtbank begrijpt dit zo dat eiseres meent dat zij door de wijziging van het arbeidsongeschiktheidspercentage na bezwaar met terugwerkende kracht benadeeld is.
25. De rechtbank stelt vast dat met het bestreden besluit een wijziging van de rechtspositie van eiseres is ontstaan, doordat voor haar een inkomenseis zal gelden terwijl dat niet het geval zou zijn geweest als zij geen bezwaar zou hebben gemaakt. Overeenkomstige toepassing van voormelde vaste rechtspraak brengt mee dat deze verslechtering van de rechtspositie van eiseres pas met ingang van toekomende datum mag worden geëffectueerd. In het bestreden besluit is niets bepaald over de ingangsdatum van de inkomenseis. Naar aanleiding van vragen van de rechtbank heeft het UWV in het aanvullend verweerschrift van 16 maart 2023 toegelicht dat de inkomenseis pas vanaf 1 juli 2024 gaat gelden. De inkomenseis, die geldt bij een arbeidsongeschiktheidspercentage van 73,13%, heeft dus pas gevolgen per toekomende datum. De beroepsgrond slaagt daarom niet.