ECLI:NL:RBROT:2023:8867

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 september 2023
Publicatiedatum
22 september 2023
Zaaknummer
ROT 22/3660
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid en de ingangsdatum van de inkomenseis in WIA-zaken

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 22 september 2023, met zaaknummer ROT 22/3660, wordt de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres beoordeeld in het kader van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Eiseres had eerder een loongerelateerde WGA-uitkering ontvangen, maar het UWV herzag dit besluit en stelde de mate van arbeidsongeschiktheid vast op 73,13%. Eiseres ging in beroep tegen deze beslissing, waarbij zij aanvoerde dat de verzekeringsarts onvoldoende rekening had gehouden met haar medische situatie en klachten. De rechtbank oordeelt dat het UWV zorgvuldig onderzoek heeft verricht en dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiseres op een overtuigende wijze heeft gemotiveerd. De rechtbank concludeert dat het UWV terecht heeft vastgesteld dat eiseres op 28 juni 2021 voor 73,13% arbeidsongeschikt is en dat zij recht heeft op een WIA-uitkering naar dat percentage. Echter, de rechtbank constateert dat het UWV in het bestreden besluit niets heeft bepaald over de ingangsdatum van de inkomenseis, wat leidt tot een zorgvuldigheids- en motiveringsgebrek. De rechtbank herroept het primaire besluit in zoverre en bepaalt dat de inkomenseis gaat gelden vanaf 1 juli 2024. Eiseres heeft recht op proceskostenvergoeding, die door het UWV moet worden vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: ROT 22/3660

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: [naam gemachtigde 1] ),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(hierna: het UWV), verweerder
(gemachtigde: [naam gemachtigde 2] ).

Inleiding

Met het besluit van 7 oktober 2021 (het primaire besluit) heeft het UWV de aanvraag van eiseres om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toegewezen en eiseres per 28 juni 2021 een loongerelateerde WGA [1] -uitkering toegekend, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 85,66%.
In bezwaar heeft het UWV dit besluit herroepen voor wat betreft de mate van arbeidsongeschiktheid en de resterende verdiencapaciteit. De mate van arbeidsongeschiktheid is daarbij vastgesteld op 73,13% en de resterende verdiencapaciteit op € 1.123,63 per maand.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen deze beslissing op bezwaar (het bestreden besluit) van 29 juni 2022.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift, een aanvullend verweerschrift, een rapport van 27 oktober 2022 van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B) en een rapport van 1 november 2022 van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige B&B).
Eiseres heeft nadere stukken ingediend, waaronder het besluit van het UWV van 2 juni 2023 waarin eiseres per 1 december 2022 een IVA [2] -uitkering is toegekend en een rapport van de verzekeringsarts B&B van 22 mei 2023, waarin geen medische informatie is opgenomen.
De rechtbank heeft het beroep op 14 juni 2023 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het UWV. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst om het UWV in de gelegenheid te stellen het volledige medische rapport van de verzekeringsarts B&B van 22 mei 2023 in te dienen.
Eiseres heeft op dit rapport gereageerd. Het UWV heeft hierop het rapport van een verzekeringsarts B&B van 7 augustus 2023 ingediend.
Met stilzwijgende toestemming van partijen is een tweede zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiseres heeft voor het laatst gewerkt als sales executive voor gemiddeld 39,77 uur per week. Op 1 juli 2019 heeft eiseres zich ziekgemeld voor dit werk vanwege gezondheidsklachten. Op 10 september 2019 is het dienstverband verbroken. Het UWV heeft eiseres vervolgens ziekengeld op grond van de Ziektewet toegekend.
2
.In het kader van de Eerstejaars Ziektewetbeoordeling (EZWb) heeft het UWV eiseres op grond van de resultaten van een medisch en arbeidskundige beoordeling ongeschikt geacht voor haar eigen werk. Er zijn ook geen voorbeeldfuncties geduid, die eiseres met haar beperkingen zou kunnen verrichten en waarmee zij meer dan 65% kon verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd. Daarom is de uitkering van het ziekengeld ongewijzigd voortgezet.
3. Eiseres heeft een aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet WIA gedaan. Het UWV heeft na medisch en arbeidskundig onderzoek de besluiten genomen die in de inleiding zijn genoemd.

Wat vindt het UWV

4. Het UWV vindt dat eiseres op 28 juni 2021 voor 73,13% arbeidsongeschikt is en heeft daarom besloten om met ingang van die datum aan eiseres een loongerelateerde WGA-uitkering toe te kennen.
5. Het UWV heeft de medische grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een verzekeringsarts B&B van 28 juni 2022. De medische belastbaarheid van eiseres is opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 30 juli 2021.
6. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een arbeidsdeskundige B&B van 28 juni 2022
.

Wat vindt eiseres

7. Eiseres is het niet eens met het UWV. Zij stelt dat de verzekeringsarts onvoldoende aandacht heeft besteed aan de anamnese. Eiseres heeft veel klachten en vindt dat deze slechts beperkt zijn verwerkt bij de beoordeling. Zij ondervindt veel hinder van haar ziekten en symptomen. Ten onrechte heeft de verzekeringsarts aangenomen dat eiseres 20 uur per week zou kunnen werken. Door ernstige vermoeidheids- en pijnklachten dient uitgegaan te worden van een verminderde recuperatie en een verstoring van de energiebalans. Bij de primaire beoordeling is een zeer summier dagverhaal genoteerd. De verzekeringsarts had meer aandacht aan het dagverhaal moeten besteden om beter te beargumenteren waarom er wel of geen sprake is van een beperking van de duurbelastbaarheid. Ter onderbouwing van haar standpunten heeft eiseres (medische) informatie van de huisarts, het Vermoeidheidscentrum, de internist, de psycholoog, de ergotherapeut, de fysiotherapeut en de oogarts ingestuurd. Ook heeft eiseres een aanvraag voor huishoudelijke ondersteuning vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO) en een re-integratieplan ingestuurd.
8. Verder vindt eiseres dat de verzekeringsarts ten onrechte heeft gesteld dat de verwachting van de verbetering van de belastbaarheid redelijk tot goed is en heeft nagelaten te beargumenteren hoe hij tot deze conclusie is gekomen.
9. Eiseres stelt dat na de melding van de toegenomen klachten beperkingen zijn aangenomen omdat zij naast vermoeidheidsklachten ook gewrichtsklachten heeft. Eiseres verwijst hierbij naar het medisch rapport van 22 mei 2023 van de verzekeringsarts B&B. Eiseres stelt zich op het standpunt dat zij deze gewrichtsklachten/spierpijnklachten al langer ervaart, zeker ook al voor 28 juni 2021. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft eiseres gewezen op het Eerstelijnsverslag van 24 september 2019, een door eiseres ingevulde vragenlijst (rapportage medisch), de medische EZWb-beoordeling van 23 juni 2020 en een sociaal-medische beoordeling van 30 juli 2021.
10. Eiseres vindt dat onvoldoende is gemotiveerd waarom de geselecteerde functies geschikt zijn voor haar. De functies dienen daarom als niet geduid te worden beschouwd. De functie van Medior Soldering (onder SBC-code 111180 Productiemedewerker industrie) is ongeschikt vanwege de bijzondere eisen die aan de concentratie worden gesteld, waarbij een zeer goede oog/handcoördinatie is vereist. De functie van Huishoudelijke ondersteuner (onder SBC-code 372080), Medewerker huishoudelijke dienst en Schoonmaker (onder SBC-code 111333 Huishoudelijk medewerker) zijn ongeschikt omdat er te veel afleidende factoren zijn voor eiseres. Bovendien heeft eiseres moeite met herinneren; mondelinge werkinstructies zullen dan ook niet binnenkomen bij eiseres en eventuele gesprekken met hulpbehoevenden zal zij zich niet kunnen herinneren. Ook ziet zij slecht als ze moe wordt. Het verplaatsen met een voertuig is voor haar niet mogelijk. In haar eigen huis krijgt zij hulp van haar dochter bij schoonmaken. Zij heeft daarom een beroep gedaan op de WMO. Zij kan dus niet voor anderen schoonmaken. Daarnaast loopt eiseres bij de functies kans op besmetting, met zwaarwegende gevolgen voor haar gezondheid. In verband met haar nek kan zij ook niet achter een computer zitten. Tot slot vindt eiseres dat er in deze functies een overschrijding van haar belastbaarheid is op werken met deadlines.
11. Eiseres vindt dat het UWV ten onrechte na bezwaar een lager arbeidsongeschiktheidspercentage heeft vastgesteld. Dit is volgens eiseres in strijd met het verbod op reformatio in peius. Daartoe heeft zij aangevoerd dat het uitgangspunt is dat een bestuursorgaan op de grondslag van het bezwaar moet overgaan tot een heroverweging van het bestreden besluit en dat dit niet mag leiden tot een verslechtering van de positie van de indiener die zonder de bezwaarprocedure niet mogelijk zou zijn. Reformatio in peius is
(in WIA-zaken)slechts mogelijk per toekomende datum met een redelijke uitlooptermijn. In geval van eiseres is de reformatio in peius ten onrechte met terugwerkende kracht ingegaan, namelijk per 28 juni 2021.

Wat vindt de rechtbank

12. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiseres 73,13% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiseres op 28 juni 2021 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.
13. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiseres op 28 juni 2021 voor 73,13% arbeidsongeschikt is en dus recht heeft op een WIA-uitkering naar dat percentage. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Medische grondslag van het bestreden besluit
Het onderzoek
14. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. Uit de rapporten van 28 juni 2022 en 27 oktober 2022 blijkt dat de verzekeringsarts B&B heeft kennisgenomen van het dossier en het bezwaar van eiseres. Hij heeft de door eiseres ingebrachte medische informatie meegewogen in zijn beoordeling. De rechtbank vindt ook dat de verzekeringsarts B&B op een zorgvuldige en duidelijke manier alle naar voren gebrachte klachten heeft betrokken bij de medische beoordeling. De rechtbank ziet geen reden om aan te nemen dat de verzekeringsarts B&B aspecten van de medische situatie van eiseres heeft gemist. Dat de verzekeringsarts B&B onvoldoende aandacht heeft besteed aan de anamnese en het dagverhaal van eiseres volgt de rechtbank niet. De rechtbank stelt voorop dat het in beginsel tot de expertise van de verzekeringsarts behoort om te besluiten welke onderzoeksmethoden gekozen worden, hoe de onderzoeksresultaten beoordeeld worden en tot welke beperkingen dit leidt. De verzekeringsarts B&B heeft daarbij in zijn rapporten voldoende toegelicht dat bij het bepalen van de (duur)belastbaarheid rekening is gehouden met alle klachten en het dagverhaal van eiseres.
De beoordeling van de belastbaarheid
15. De rechtbank is verder van oordeel dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiseres op 28 juni 2021 in het rapport van 28 juni 2022 op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd. Hij licht toe waarom bij eiseres op de datum in geding geen sprake is van volledige arbeidsongeschiktheid op medische gronden. Ook motiveert hij waarom hij geen aanleiding ziet voor meer of forsere beperkingen. Ten aanzien van het gezichtsvermogen heeft hij toegelicht dat het niet nodig is om beperkingen op te nemen, omdat het verminderde gezichtsvermogen ontstaat door vermoeidheidsklachten en niet berust op een ziekte aan de ogen. De diagnoses osteoartrose met een chronisch pijnsyndroom en chronisch vermoeidheidssyndroom zijn betrokken in het medisch onderzoek. De verzekeringsarts B&B heeft toegelicht dat vanwege de vermoeidheid die op de voorgrond staat een urenbeperking is aangenomen. In bezwaar heeft eiseres geen medische feiten overlegd op grond waarvan een verdergaande urenbeperking aangewezen zou zijn. Ook ziet de verzekeringsarts B&B geen aanleiding om de FML aan te passen voor overige fysieke belasting. Gezien de medische informatie, zijn de afwijkingen aan onder meer handen en voeten door artrose minimaal. De al gegeven lichamelijke beperkingen en de urenrestrictie zijn voldoende. Zijn conclusie is al met al dat er geen nieuwe medisch objectiveerbare feiten aan het dossier zijn toegevoegd op grond waarvan een ander standpunt zou moeten worden ingenomen. De rechtbank kan de toelichtingen van de verzekeringsarts B&B volgen.
16. De rechtbank is verder van oordeel dat de verzekeringsarts B&B in het nadere rapport van 27 oktober 2022 voldoende heeft gemotiveerd dat de medische informatie die eiseres in beroep heeft ingestuurd evenmin aanleiding geeft om de FML aan te passen omdat er geen nieuwe medisch objectiveerbare feiten uit blijken. Dat geldt voor de informatie van de huisarts, het Vermoeidheidscentrum, de internist, de fysiotherapie, de aanvraag voor huishoudelijke ondersteuning vanuit de WMO en de oogarts. De verzekeringsarts B&B heeft daarbij opgemerkt dat de zeer milde oogafwijkingen al eerder bij de beoordeling zijn betrokken en dat uit het dossier niet blijkt dat eiseres problemen zou hebben met herinneren. Ook heeft de verzekeringsarts B&B erop gewezen dat, anders dan eiseres stelt, hij heeft aangegeven dat er geen sprake is van een meer dan geringe kans op verbetering van de belastbaarheid. De rechtbank kan de toelichtingen van de verzekeringsarts B&B volgen.
17. In het rapport van 7 augustus 2023 heeft de verzekeringsarts B&B gereageerd op het standpunt van eiseres dat zij de gewrichtsklachten/spierpijnklachten, die tot extra beperkingen in FML en uiteindelijk tot de toekenning van de IVA-uitkering hebben geleid, ook al voor 28 juni 2021 ervaarde. De verzekeringsarts B&B merkt op dat in het rapport van 22 mei 2023 in de anamnese staat vermeld dat eiseres sinds de groepstherapie toegenomen klachten en belemmeringen ervaart. Deze groepstherapie (ALK-groepscursus) is pas gestart op 22 september 2022, dus ruim na de datum in geding. De klachten met betrekking tot de frozen shoulder zijn begin 2022 ontstaan en dus ook na de datum in geding. Verder heeft de verzekeringsarts B&B toegelicht dat er niet echt sprake is van gewrichtsklachten maar eerder van spierklachten op basis van hypertonie, zoals de fysiotherapeut beschrijft. Eiseres is volgens de verzekeringsarts B&B al veel langer bekend met deze spier en gewrichtsklachten (PMR). Hij heeft toegelicht dat de primaire arts dit ook vermeldt in zijn diagnosen en hiermee rekening heeft gehouden. Op basis van deze polymyalgia rheumatica ervaart eiseres pijnlijke en stijve spieren, welke klachten variëren in de tijd. Bij lichamelijk onderzoek van het bewegingsapparaat bleken bij het primaire onderzoek op 20 juni 2021 geen specifieke belemmeringen aan de wervelkolom en was er geen aanleiding om eiseres meer te beperken dan aangegeven in de FML. De verzekeringsarts B&B ziet op basis van het rapport van 22 mei 2023 dan ook geen aanleiding om eiseres meer beperkt te achten op 28 juni 2021. De rechtbank kan dit volgen.
18. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiseres op 28 juni 2021 in staat moet worden geacht arbeid te verrichten als daarbij rekening wordt gehouden met de beperkingen die de verzekeringsarts B&B heeft vastgesteld.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
19. De arbeidsdeskundige B&B heeft op grond van de FML van 30 juli 2021 vastgesteld dat eiseres niet geschikt is voor haar eigen werk als sales executive, omdat deze functie haar belastbaarheid overschrijdt. De arbeidsdeskundige B&B heeft vervolgens functies gezocht die eiseres in theorie nog wel kan uitvoeren. Dat heeft drie functies en twee reservefuncties opgeleverd.
Het gaat om:
- ( SBC-code 111180) Productiemedewerker industrie;
- ( SBC-code 267041) Assemblagemedewerker elektrotechnische producten;
- ( SBC-code 111333) Huishoudelijk medewerker.
En de reservefuncties (SBC-code 272042) Productiemedewerker confectie, kleermaken en (SBC-code 111334) Huishoudelijk medewerker gebouwen.
20. De arbeidsdeskundige B&B heeft in zijn rapporten van 28 juni 2022 en 1 november 2022 voldoende uitgelegd waarom deze functies geschikt zijn voor eiseres. Hij heeft in het rapport van 28 juni 2022 de knelpunten beoordeeld en toegelicht waarom de functies geschikt zijn. Hij heeft toegelicht dat eiseres weliswaar beperkt is voor beroepsmatig vervoer, maar dat in de geduide functies het beroepsmatig besturen van een voertuig niet aan de orde is. Wat betreft de deadlines/productiepieken heeft de arbeidsdeskundige B&B toegelicht dat voor de geduide functies deadlines/productiepieken niet als een kenmerkende belasting wordt gescoord. In het rapport van 1 november 2022 heeft hij ten aanzien van de functie Huishoudelijk medewerker ter aanvulling opgemerkt dat het werk- en handelingstempo niet hoger ligt dan gebruikelijk in gangbare arbeid. Deadlines in het kader van de CBBS zijn tijdlimieten, die hun dwingend karakter ontlenen aan hun onherroepelijkheid en de sanctie die staat op het overschrijden van de oplevertermijn. Daar is in deze functie geen sprake van. Ook is er geen sprake van een verhoogd handelingstempo.
21. Verder merkt de arbeidsdeskundige B&B in het rapport van 1 november 2022 op dat de beroepsgronden in belangrijke mate een herhaling zijn van de gronden in bezwaar. Voor zijn reactie hierop verwijst hij naar zijn rapport van 28 juni 2022. Hij herhaalt hierbij dat de verzekeringsarts B&B geen beperkingen heeft gesteld voor auditieve of visuele afleiding door activiteiten door anderen (FML-item 1.8.1), herinneren (FML-item 1.3), zien (FML-item 2.1), hand- en vingergebruik (FML-item 4.3), het maken van schroefbewegingen met hand en arm (FML-item 4.6), het maken van hoofdbewegingen (FML-item 4.15), het hoofd in een bepaalde stand houden (FML-item 5.8). Aanvullend benoemt hij dat ook geen beperkingen zijn gesteld voor het vasthouden van de aandacht (FML-item 1.1), persoonlijk risico door besmettingsgevaar (FML-item 1.8.6) en zitten (FML-item 5.1 en 5.2). De rechtbank kan dit volgen en merkt op dat de stelling van eiseres dat zij de functies gezien haar klachten en beperkingen niet kan verrichten in feite is gericht tegen de vastgestelde FML. De rechtbank heeft hiervoor al geoordeeld dat er geen reden is om aan die vaststelling te twijfelen.
22. De arbeidsdeskundige B&B heeft berekend dat eiseres op 28 juni 2021 met de middelste van de drie geduide functies 26,87% kan verdienen van het loon dat zij verdiende met haar eigen werk, zodat zij voor de overige 73,13% arbeidsongeschikt is.
Reformatio in peius
23. Het verbod van reformatio in peius betekent dat een verzekerde in beginsel na heroverweging van het primaire besluit niet in een slechtere positie komt dan zonder de bezwaarprocedure mogelijk zou zijn. Het is vaste rechtspraak dat een WIA-uitkering niet met terugwerkende kracht mag worden ingetrokken of naar een lagere arbeidsongeschiktheidsklasse mag worden vastgesteld. [3] Het verbod van reformatio in peius verzet zich echter niet tegen intrekking of verlaging van de WIA-uitkering per een toekomende datum, omdat het UWV ook los van het ingediende bezwaar bevoegd is de uitkering van de verzekerde per een toekomende datum in te trekken of te verlagen op de grond dat hij of zij niet (langer) of minder arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat het verlagen van het arbeidsongeschiktheidspercentage na een bezwaarprocedure slechts per toekomende datum mag worden geëffectueerd.
24. Eiseres stelt dat in haar geval de reformatio in peius met terugwerkende kracht is ingegaan. De rechtbank begrijpt dit zo dat eiseres meent dat zij door de wijziging van het arbeidsongeschiktheidspercentage na bezwaar met terugwerkende kracht benadeeld is.
25. De rechtbank stelt vast dat met het bestreden besluit een wijziging van de rechtspositie van eiseres is ontstaan, doordat voor haar een inkomenseis zal gelden terwijl dat niet het geval zou zijn geweest als zij geen bezwaar zou hebben gemaakt. Overeenkomstige toepassing van voormelde vaste rechtspraak brengt mee dat deze verslechtering van de rechtspositie van eiseres pas met ingang van toekomende datum mag worden geëffectueerd. In het bestreden besluit is niets bepaald over de ingangsdatum van de inkomenseis. Naar aanleiding van vragen van de rechtbank heeft het UWV in het aanvullend verweerschrift van 16 maart 2023 toegelicht dat de inkomenseis pas vanaf 1 juli 2024 gaat gelden. De inkomenseis, die geldt bij een arbeidsongeschiktheidspercentage van 73,13%, heeft dus pas gevolgen per toekomende datum. De beroepsgrond slaagt daarom niet.

Conclusie en gevolgen

26. Het UWV heeft terecht besloten om eiseres per 28 juni 2021 een WIA-uitkering toe te kennen naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 73,13%. Omdat het UWV heeft nagelaten om in het bestreden besluit op te nemen dat de inkomenseis pas gaat gelden per 1 juli 2024, bevat het bestreden besluit een zorgvuldigheids- en motiveringsgebrek. Het beroep is in zoverre gegrond. Het bestreden besluit zal worden vernietigd (uitsluitend) voor zover daarin niets is bepaald over de ingangsdatum van de inkomenseis. De rechtbank zal zelf in de zaak voorzien en bepalen dat de inkomenseis vanaf 1 juli 2024 gaat gelden.
27. Omdat het beroep gedeeltelijk gegrond is, heeft eiseres recht op proceskostenvergoeding. De proceskosten in beroep stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.092,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 0,5 punt voor het indienen van schriftelijke inlichtingen naar aanleiding van het volledige rapport van de verzekeringsarts B&B van 22 mei 2023 dat het UWV na de schorsingsbeslissing heeft ingediend met een waarde per punt van € 837,- en wegingsfactor 1). Ook moet het UWV het door eiseres betaalde griffierecht vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond voor zover in het bestreden besluit niets is bepaald over de ingangsdatum van de inkomenseis;
  • vernietigt het bestreden besluit in zoverre;
  • herroept het primaire besluit in zoverre;
  • bepaalt dat de inkomenseis gaat gelden vanaf 1 juli 2024;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit;
  • verklaart het beroep voor het overige ongegrond;
  • veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 2.092,50;
  • draagt het UWV op het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan op 22 september 2023 door mr. S.E.C. Debets, rechter, in aanwezigheid van mr. J.G.M. Koning, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.WGA = Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten.
2.IVA = Inkomensvoorziening volledig en duurzaam arbeidsongeschikten.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 14 juli 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:3923.