In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 25 augustus 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres01] en [gedaagde01] over de nakoming van een huurovereenkomst. [eiseres01] huurde een woning van [gedaagde01] en beide partijen kwamen op 28 april 2022 overeen dat [gedaagde01] een gelijkwaardige woning zou aanbieden aan [eiseres01] na ontruiming van de huidige woning. [gedaagde01] heeft echter geen vergelijkbare woning ter beschikking gesteld, wat in strijd is met de gemaakte afspraken. [gedaagde01] beroept zich op overmacht, maar de kantonrechter oordeelt dat deze situatie voor rekening van [gedaagde01] komt en dat hij niet heeft aangetoond serieuze pogingen te hebben ondernomen om aan zijn verplichtingen te voldoen.
De kantonrechter heeft [gedaagde01] veroordeeld om binnen vier weken na het vonnis een woning aan te bieden die voldoet aan de voorwaarden van de overeenkomst. Daarnaast is [gedaagde01] veroordeeld tot betaling van een boete van € 200,- per week voor elke week dat hij in gebreke blijft, met wettelijke rente vanaf 10 januari 2023. De kantonrechter heeft de eenmalige boete van € 5.000,- afgewezen, omdat [eiseres01] ervoor heeft gekozen om nakoming te vorderen in plaats van de boete. Ook zijn buitengerechtelijke incassokosten van € 887,- toegewezen en zijn de proceskosten aan de zijde van [eiseres01] vastgesteld op € 741,43. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.