ECLI:NL:RBROT:2023:8827

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 september 2023
Publicatiedatum
21 september 2023
Zaaknummer
665132 / HA RK 23-891
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in jeugdzorgzaken

Op 21 september 2023 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Rotterdam een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.F. Nelisse, was gericht tegen mr. J.C.M. Persoon, de rechter die betrokken was bij verschillende jeugdzorgzaken. De wrakingsgrond was gebaseerd op de veronderstelling dat de rechter vooringenomen was, omdat verzoeker en zijn advocaat niet tijdig over belangrijke stukken beschikten tijdens de zitting op 6 september 2023. De rechter had ten onrechte aangenomen dat zij deze stukken al hadden ontvangen, wat leidde tot een ongelukkige gang van zaken tijdens de zitting. Toen dit misverstand aan het licht kwam, onderbrak de rechter de zitting om partijen de gelegenheid te geven de stukken te lezen. De wrakingskamer oordeelde dat de rechter adequaat had gehandeld door de zitting te onderbreken en dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor partijdigheid. De wrakingskamer concludeerde dat de vrees van verzoeker voor partijdigheid niet gerechtvaardigd was en wees het verzoek tot wraking af.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Wrakingskamer
zaaknummer: C/10/665132 / HA RK 23-891
Beslissing van 21 september 2023
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[naam verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
advocaat mr. R.F. Nelisse, kantoorhoudende te Rotterdam
strekkende tot de wraking van
mr. J.C.M. Persoon,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verzoek van verzoeker strekt tot wraking van de rechter in de zaken met nummers 659075/ JE RK 23-1319, 652975 / JE RK23-381 en 664580 / JE RK 23-2058. Deze zaken hebben betrekking op de verzoeken van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot verlenging van de ondertoezichtstelling, vaststelling van de zorg- en opvoedtaken en tot machtiging uithuisplaatsing van de minderjarige bij de vader met gezag. De dossiers van deze drie zaken zijn ter beschikking gesteld van de wrakingskamer.
1.2.
Het verloop van de procedure blijkt verder uit:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 6 september 2023 waarin het mondelinge wrakingsverzoek en de gronden daarvan zijn vermeld en waaraan is gehecht het door verzoeker ter zitting ingediende handgeschreven schriftelijke wrakingsverzoek;
  • de schriftelijke reactie van de rechter van 12 september 2023.
1.3.
Bij de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek zijn verschenen:
  • advocaat mr. R.F. Nelisse (hierna: de advocaat);
  • de rechter;
  • [naam] en [naam] namens Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (hierna: de GI).

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Verzoeker heeft aan zijn verzoek – verkort en zakelijk weergegeven – het volgende ten grondslag gelegd.
De vrouw heeft in bovenstaande procedures één dag voor de zitting, te weten op 5 september 2023 om 17.30 uur, nog stukken in het geding gebracht. Dit is veel te laat en daarbij zat volgens de rechter een verslag van Enver, dat verzoeker niet kende. De rechter had bij zorgvuldige lezing van het dossier moeten weten dat verzoeker niet over het rapport van Enver beschikte omdat dit in een begeleidend schrijven van de GI stond. De advocaat heeft de kinderrechter vrijwel direct hiervoor aandacht gevraagd, waarop haar antwoord was
“Ja ik kom straks bij u terug”.De rechter is een kwartier lang doorgegaan met de behandeling ter zitting, terwijl verzoeker en zijn advocaat niet over de stukken beschikten. Het gevolg hiervan was dat hetgeen besproken werd op de zitting grotendeels aan verzoeker en zijn advocaat voorbij is gegaan. Dat de rechter vooringenomen was blijkt verder uit haar opmerking
‘in het rapport van Enver staat dat de situatie bij moeder net goed genoeg is’. In het verslag staat dit echter niet en verzoeker kon dit niet weten of verifiëren, omdat hij niet over het verslag beschikte. Bovendien heeft de rechter verzoeker tijdens de mondelinge behandeling boos en oordelend aangekeken. De rechter heeft op grond van het voorgaande de schijn van partijdigheid op zich geladen, waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2.2.
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem bekend zijn geworden.
3.2.
De omstandigheden die verzoeker heeft aangevoerd bieden geen aanwijzing voor het oordeel dat de rechter door haar persoonlijke instelling en overtuiging niet onpartijdig is.
3.3.
Vervolgens moet worden onderzocht of de aangevoerde omstandigheden, voor zover aannemelijk geworden, toch een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de door verzoeker geuite vrees dat de rechter jegens hem een vooringenomenheid koestert - objectief - gerechtvaardigd is. Hierbij is de opvatting van verzoeker van belang, maar is deze niet doorslaggevend.
3.4.1.
De wrakingskamer is van oordeel dat dit niet het geval is en overweegt daartoe als volgt.
De wrakingskamer stelt vast dat blijkens het proces-verbaal - hetgeen door de rechter ook is erkend - de gang van zaken op de zitting van 6 september 2023 met betrekking tot de nagekomen stukken ongelukkig is verlopen. De rechter was namelijk in de veronderstelling dat verzoeker en zijn advocaat al over het verslag van Enver beschikten. De rechter heeft in dit verband ter zitting toegelicht dat zij de begeleidende brief van de GI waarin stond dat het verslag van Enver niet aan verzoeker was gezonden, niet heeft gezien en ook daarom niet heeft gelezen. Naar het oordeel van de wrakingskamer is er kennelijk sprake geweest van een misverstand aan de zijde van de rechter. Toen het tijdens de mondelinge behandeling voor de rechter duidelijk was geworden dat verzoeker en zijn advocaat geen kennis hadden genomen van de nagekomen stukken, heeft de rechter meteen gehandeld door de zitting te onderbreken en partijen de gelegenheid geboden om de stukken te lezen, waarbij zij ook heeft gezegd dat zij de tijd moesten nemen die zij nodig hadden. De rechter heeft gedurende de leespauze via de bode gepolst of partijen klaar waren dan wel of zij nog meer tijd nodig hadden, waarna de advocaat heeft laten weten dat zij nog drie minuten nodig hadden. Daarna zijn partijen weer naar binnen gekomen, waarna verzoeker meteen het wrakingsverzoek heeft ingediend.
Naar het oordeel van de wrakingsrechter heeft de rechter met deze handelwijze de omissie voldoende hersteld. Uit de gang van zaken kan niet worden afgeleid dat de rechter bevooroordeeld was ten aanzien van de inhoud van het verzoek van de GI. Het voorgaande levert naar het oordeel van de wrakingskamer dan ook onvoldoende grond om aan te nemen dat vrees voor partijdigheid van de rechter dan wel de schijn daarvan naar objectieve maatstaven gerechtvaardigd is.
3.4.2.
Uit de opmerking van de rechter ter zitting dat de
‘situatie bij moeder net genoeg is’kan naar het oordeel van de wrakingskamer evenmin worden afgeleid dat de rechter vooringenomen is jegens verzoeker. Weliswaar staat deze zin niet letterlijk in het eindverslag van Enver d.d. 3 juli 2023, doch het staat de rechter vrij om bij het voorhouden van stukken ter zitting de inhoud van deze stukken in haar eigen woorden samen te vatten waarop de procespartijen vervolgens kunnen reageren. Deze samenvatting van het rapport is niet zodanig onbegrijpelijk dat hieruit kan worden afgeleid dat de rechter hiermee een oordeel heeft gegeven over de verzoeken van de GI.
3.4.3.
Verzoeker heeft zijn stelling, dat rechter hem gedurende de mondelinge behandeling boos en oordelend heeft aangekeken, na de betwisting van de rechter en haar onderbouwing dat zij onderzoekend heeft gekeken, niet nader onderbouwd. Daarom gaat de wrakingskamer aan deze stelling voorbij.
3.5.
Op grond van het voorgaande is naar het oordeel van de wrakingskamer niet gebleken dat de bij verzoeker bestaande vrees dat de rechter ten aanzien van hem vooringenomenheid koestert, objectief gerechtvaardigd is. Het verzoek tot wraking wordt dan ook afgewezen.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
wijst het verzoek tot wraking af;
Deze beslissing is gegeven door mr. W.J.J. Wetzels, voorzitter, mr. A.P. Hameete en mr. A. Buizer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N. Jallal, griffier en in het openbaar uitgesproken op 21 september 2023.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.