ECLI:NL:RBROT:2023:882

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 februari 2023
Publicatiedatum
8 februari 2023
Zaaknummer
C/10/634017 / HA ZA 22-162
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake werfaansprakelijkheidsverzekering en garantieverplichting tussen HDI GLOBAL SE THE NETHERLANDS NV en SHIP MOTION DESIGN B.V.

Op 8 februari 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een civiele zaak tussen HDI GLOBAL SE THE NETHERLANDS NV (hierna: HDI) en SHIP MOTION DESIGN B.V. (hierna: SMD). De zaak betreft een geschil over de dekking van een werfaansprakelijkheidsverzekering die SMD had afgesloten bij HDI. SMD had schade geclaimd na een incident met een zeilschip, waarbij de aandrijflijn onder het schip gebroken was. HDI weigerde dekking te bieden, wat leidde tot een verstekvonnis waarbij HDI werd veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding aan SMD. HDI heeft zich tegen dit vonnis verzet en eiste vernietiging van het verstekvonnis, met de stelling dat de voorwaarden voor dekking niet waren vervuld.

De rechtbank heeft de procedure beoordeeld, waarbij onder andere de voorwaarden van de werfaansprakelijkheidsverzekering en de algemene voorwaarden van SMD aan de orde kwamen. De rechtbank oordeelde dat SMD onder haar eigen voorwaarden aansprakelijk was jegens de opdrachtgever Persico, en dat HDI daarom dekking moest verlenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schade die SMD had geclaimd, voor een deel gedekt was onder de verzekering, en heeft HDI veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 79.308,77 aan SMD, vermeerderd met wettelijke rente. Tevens is HDI veroordeeld in de proceskosten van SMD.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor verzekeraars om duidelijkheid te verschaffen over de dekking en de voorwaarden van hun polissen, en de verantwoordelijkheden van verzekerden in het geval van schadeclaims. De rechtbank heeft het verstekvonnis vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij de belangen van beide partijen zijn afgewogen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/634017 / HA ZA 22-162
Vonnis van 8 februari 2023
in de zaak van
de naamloze vennootschap
HDI GLOBAL SE THE NETHERLANDS NV,
gevestigd te ROTTERDAM,
gedaagde in het verzet,
advocaat mr. V.R. Pool te Rotterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SHIP MOTION DESIGN B.V.,
gevestigd te Ouddorp,
eiseres in het verzet
advocaat mr. N.H.A. Kampschreur te Eindhoven.
De partijen zullen hierna HDI en SMD worden genoemd.

1..De procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de oorspronkelijke dagvaarding van 25 oktober 2021 met producties 1 tot en met 13
  • het verstekvonnis van deze rechtbank van 5 januari 2022
  • de verzetdagvaarding van 10 februari 2022 met producties 1 tot en met 9
  • de oproepingsbrief voor de mondelinge behandeling van 10 maart 2022
  • de spreekaantekeningen van de advocaat van SMD
  • de aantekeningen mondelinge behandeling van de advocaat van HDI
  • het proces-verbaal van de op 20 mei 2022 gehouden mondelinge behandeling
  • de akte houdende aanvullende producties, met producties 14 tot en met 19, van SMD
  • de akte, tevens houdende wijziging van de oorspronkelijke eis van SMD, met producties 20 tot en met 25
- de antwoordakte van HDI, met productie 10.
1.2
Ten slotte is bepaald dat er een vonnis zal worden uitgesproken.

2..De zaak in het kort

SMD, een scheepsonderneming, heeft een geschil met HDI, haar aansprakelijkheidsverzekeraar.
SMD heeft schade geclaimd bij HDI, maar HDI weigert uit te keren.
SMD heeft HDI daarom gedagvaard voor de rechtbank. Omdat HDI daarop niet reageerde heeft de rechtbank de vorderingen van SMD toegewezen en HDI veroordeeld om aan SMD € 186.635,23 te betalen, met wettelijke rente, plus € 2.641,85 aan buitengerechtelijke incassokosten met wettelijke rente vanaf de dagvaarding. Ook is HDI veroordeeld in de proceskosten.
HDI heeft vervolgens op 9 februari 2022 € 196.942,59 aan SMD betaald.
HDI heeft zich inmiddels verzet tegen dat vonnis en eist nu dat het wordt vernietigd en dat in een nieuw vonnis de – inmiddels verminderde - eisen van SMD alsnog worden afgewezen en dat SMD moet terugbetalen wat HDI al aan haar heeft betaald, met veroordeling van SMD in de proceskosten. SMD is het daarmee oneens.

3..De feiten

3.1
SMD is een scheepsonderneming die zich bezighoudt met het ontwerpen en produceren van technische systemen voor jachten, inclusief de installatie daarvan. HDI is een verzekeraar.
3.2
SMD heeft bij HDI een werfaansprakelijkheidsverzekering gesloten.
De ingangsdatum daarvan was 7 november 2013. Deze overeenkomst is telkens met een jaar verlengd, voor het laatst op 1 oktober 2019 en heeft een eigen risico van € 25.000,- per schadegeval. De assurantietussenpersoon was SAA Verzekeringen BV (hierna: SAA).
3.3
Het aanhangsel bij de werfpolisverzekering met polisnummer [nummer01] vermeldt – voor zover relevant – het volgende:
“Verzekerde som
Euro 1.000.000,00 ais maximum per aanspraak voor de uit de general terms and conditions
van verzekerde (zoals reeds eerder toegevoegd) voortvloeiende aansprakelijkheid van verzekerde. (…)
Condities
Nederlandse Beurs Cascopolis voor Aanbouw 1995, echter beperkt tot de voorwaarden van Verzekerde. (…)
Bijzondere bepalingen
aansprakelijkheid van verzekerde eindigt op het moment van oplevering, bij schade dient verzekerde de opleveringdatum aan te tonen. Na oplevering treedt de zogenaamde garantiebepaling conform artikel 6 van de voorwaarden van verzekerde in werking.
(…)
Omschrijving
Deze verzekering is van kracht tijdens nieuwbouw, verbouw, ombouw, repareren, bewerken, (de)monteren, revisie en/of de uitvoering van andere werkzaamheden, hoe ook genaamd, gene uitgezonderd, beproeven, proefvaren, volgens clausules, alles op onverschillig welke wijze dan ook plaatsvindende, alsmede tijdens opslag, verblijf al dan niet gerepareerd, ge-(de)monteerd etc. alsmede tijdens verblijf , uitvoering van werkzaamheden etc. in fabrieken, gebouwen en/of op terreinen aan boord van schepen etc. etc. wereld, echter hoofdzakelijk Europa, Nederland. Dit met dien verstande dat eea beperkt is tot het werk van Verzekerde.
Alle onderdelen etc. respectievelijk werkzaamheden, ten aanzien waarvan door verzekerden op de ingangsdatum van deze verzekering enig risico wordt gelopen, zijn vanaf dit tijdstip ten volle gedekt (…)”.
3.4
Artikel 16 van de Nederlandse Beurs Cascopolis voor Aanbouw 1995 (hierna: NBCA 1995) luidt:
“Andere verzekeringen
Indien enig verlies of beschadiging, gedekt onder deze polis, op het moment van het ontstaan
van dat verlies of die beschadiging ook is verzekerd onder enige andere verzekeringsovereenkomst, dan zal de onderhavige polis slechts aanvullend zijn en zal daaronder dus slechts dekking worden verleend voor het eventuele meerdere, dat niet is gedekt onder die andere verzekeringsovereenkomst.”
3.5
SMD heeft van het Italiaanse scheepvaartbedrijf Persico Marine (hierna: Persico) op 31 december 2016 opdracht gekregen een aandrijfsysteem te ontwerpen, te produceren en te installeren in het zeilschip Kauris (hierna: het schip).
3.6
Op de overeenkomst tussen SMD en Persico zijn de algemene voorwaarden van SMD van toepassing (hierna: de algemene voorwaarden).
In die voorwaarden is het begrip “Performance” als volgt gedefinieerd:
“Performance means the providing of Services and/or providing of Drawings and Designs and /or the production and/or amendment and/or supply of Goods by the Supplier to the Customer as determined in the Agreement.”
Artikel 6.1.5 van de algemene voorwaarden luidt:
“The warranty obligation does under no circumstances include consequential damages, including
- but not limited to – carnage, electricity, scaffolding, assisting work, docking, demounting, mounting and travel- and boarding costs of Supplier’s Personnel. In case the warranty obligation is to be carried out at a location outside The Netherlands the Supplier shall only beat those costs as would be incurred in case the warranty obligation was to be carried out in The Netherlands. The Customer is obliged to pay all the costs exceeding these regular costs.
Furthermore the Customer is obliged to pay the costs for traveling, traveling time, waiting time, day and night allowances, tariff expenses, as well as the costs that are to be borne by the Supplier according to the articles of these General Terms and Conditions.”
Artikel 6.5 (
Special guarantee provisions) van de algemene voorwaarden luidt:
“6.5.1 Notwithstanding the provisions of article 6.1 — 6.2 — 6.3 and 6.4 in total, Supplier renders a guarantee for all Performance provided for a period of six months counting from the date of delivery and/or completion of Services provided.”
6.5.2
Supplier guarantees the quality and sustainability as stated in the Agreement concerned of all Performance and will indemnify the Customer and/or the Beneficiary of the Performance for all damages suffered as a direct result of faulty design, latent defects and failure to launch the vessel in case the Supplier is responsible for the launch.
6.5.3
It is explicitly stated that the guarantee does not under any circumstances exceed the limitations of liability as stated in article 7 of the General terms and Conditions.
Artikel 7 (
Liability) van de algemene voorwaarden luidt – voor zover relevant – als volgt:
7.1
Liability and warranties
7.1.1
Supplier's contractual and non-contractual liability do under no circumstances exceed any of the warranty obligations of Supplier as mentioned in article 6 of the General Terms and Conditions. (…)
7.3
Exclusion of liability and indemnification
7.3.1
The Supplier shall in no event be liable for any financial losses and/or consequential damages suffered by the Customer or any other third party who has or has had any interest in the Agreement, including - but not limited to environmental pollution, docking costs and mounting and demounting costs. (…)”
3.7
SMD heeft de opdracht van Persico uitgevoerd en het werk op 26 juni 2020 opgeleverd aan Persico.
Op 5 juli 2020 is de aandrijflijn onder het schip gebroken en is de schroef naar de zeebodem gezonken (hierna: het incident). Het schip bevond zich op dat moment in de Ligurische Zee, tussen Portofino en Genua.
Persico heeft SMD aangesproken voor de schade.
In de periode van 8 juli tot en met 6 augustus 2020 zijn in Italië herstelwerkzaamheden aan het schip uitgevoerd, onder meer door SMD.
3.8
Namens HDI is het bureau CNZ Marine (hierna: CNZ) ingeschakeld om onderzoek te doen naar de aard, oorzaak en omvang van de schade.
CNZ heeft op 8 april 2021 gerapporteerd. Bij het rapport zijn zeven bijlagen gevoegd waaronder een rapport van het gespecialiseerde onderzoeksbureau EMHA.
CNZ schrijft over de oorzaak van het incident onder meer het volgende:
“Based on the above a possible cause for the failure of the propeller shaft is, in the opinion of the undersigned, most probably related to the use of an Titanium alloy for the propeller shafts and the design of the keyway, although the specifications and characteristics were met and/or were in line with the Class recommendations.
Apparently an acceptable torsion vibration as present in the propulsion line had caused a stress point in the bottom corner of the key way.
The bottom corner had been provided with a fillet radius, which had been just on the limit and had apparently attributed to the cracking of the propeller shaft cones.
The cause of the damage is considered as accidental in nature.”
EMHA wijt de schade aan “
fatigue related to high levels of torsional vibrations” en merkt op: “
There are no indications of pre-existing defects in material or manufacturing of the shaft”.
3.9
SMD heeft de kosten die verband hielden met de herstelwerkzaamheden aan het schip bij HDI geclaimd onder haar werfaansprakelijkheidsverzekering, maar HDI heeft dekking afgewezen.
4 De vordering in verzet
4.1
HDI vordert dat de rechtbank, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad
1. het verstekvonnis van 5 januari 2022 gewezen tussen SMD als eiseres en
HDI als gedaagde onder zaak-/rolnummer C/10/628239 / HA ZA 21-959 zal vernietigen en opnieuw rechtdoende de oorspronkelijke vordering van SMD zal afwijzen;
2 SMD zal veroordelen om aan haar terug te betalen datgene wat zij
ingevolge het verstekvonnis aan HDI mocht hebben betaald, vermeerderd met
de wettelijke rente vanaf de dag der betaling door HDI tot de dag van terugbetaling door SMD, dit alles met veroordeling van SMD in de proceskosten en de nakosten.
4.2
HDI baseert haar vordering, tegen de achtergrond van de vaststaande feiten, op de volgende, kort weergegeven stellingen.
Aan de voorwaarden voor dekking onder de werfaansprakelijkheidsverzekering is niet voldaan, althans slechts voor een deel. De polis biedt slechts secundaire dekking en de
aanspraak is gekoppeld aan de algemene voorwaarden van SMD.
Onder die voorwaarden was SMD niet aansprakelijk jegens Persico. Dus is er geen dekking.

5..Het verweer in verzet

SMD heeft haar oorspronkelijke eis verminderd tot een bedrag van € 148.052,83, met de wettelijke rente vanaf 4 september 2021, en buitengerechtelijke incassokosten van
€ 2.641,85, met de wettelijke rente vanaf 4 september 2021.
Zij handhaaft de vordering ter zake van de proceskosten en de nakosten.
Daarnaast bestrijdt zij datgene wat HDI aanvoert gemotiveerd. Op dat verweer gaat de rechtbank hierna, waar nodig, in.

6..De beoordeling

6.1
Na de mondelinge behandeling van 20 mei 2022 is de zaak naar de rol verwezen.
SMD heeft de gelegenheid gekregen zich nader uit te laten over het verweer van HDI ter zake van secundaire dekking en daarbij in te gaan op haar bedrijfsaansprakelijkheids-verzekering en een eventuele verzekering van Persico.
Daarnaast heeft de rechtbank SMD verzocht haar vordering nader te specificeren, gelet op wat ter zitting is besproken.
6.2
secundaire dekking?
HDI stelt zich op het standpunt dat de reikwijdte van artikel 16 van de NBCA 1995 niet is beperkt tot slechts verzekeringen van SMD.
In haar visie zijn de woorden
“onder enige andere verzekeringsovereenkomst”in die bepaling duidelijk en niet voor meerdere uitleg vatbaar. HDI verlangt daarom van SMD dat zij haar informeert of de schade aan de “Kauris” is gedekt onder enige andere verzekering.
SMD ziet dat geheel anders: volgens haar strekt artikel 16 van de NBCA 1995 niet zover dat ook rekening moet worden gehouden met eventuele andere, niet door haar gesloten verzekeringen, zoals bijvoorbeeld een verzekering van Persico of van de eigenaar van de “Kauris”. Voor samenloop in de zin van artikel 7:961 BW is volgens haar vereist dat eenzelfde belang voor dezelfde periode tegen hetzelfde gevaar en voor dezelfde verzekerde onder meer dan één verzekering is gedekt.
Bij akte heeft zij niettemin laten weten dat haar bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering géén dekking biedt voor de schadeveroorzakende gebeurtenis, omdat deze verzekering destijds een expliciete uitsluiting kende voor werk aan plezierjachten. Zij heeft daarbij als productie 20 een kopie van het betreffende polisblad overgelegd en als productie 21 twee
e-mailberichten van de heer [naam01] , directeur van SAA. Navraag bij Persico leverde op dat Persico een Marine-Builders Risk Insurance had afgesloten maar dat die verzekering op 10 juni 2020, dus vóór de datum van het schadevoorval is geëxpireerd. Als productie 22 heeft zij een bevestiging daarvan overgelegd en als productie 23 een e-mailbericht van de zijde van Persico waarin wordt bevestigd dat
“no relevant insurance was in place of the date of 5 July 2020”.
HDI heeft zich vervolgens bij akte op dit punt gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank stelt allereerst vast dat uit artikel 16 NBCA 1995 volgt dat de werfaansprakelijkheidsverzekering geen, danwel enkel aanvullende dekking biedt, in het geval de schade ook (deels) wordt gedekt door een andere verzekering. HDI voert in dit kader terecht aan dat het aan SMD is om informatie te verstrekken ten aanzien van de vraag of er nog een andere verzekering is die dekking voor de door haar geclaimde schade biedt.
Uit de door SMD overgelegde producties blijkt dat van de bedrijfsaansprakelijk-heidsverzekering is uitgesloten de aansprakelijkheid voor schade veroorzaakt door of verband houdende met “
critical parts” van vaartuigen. Onder “
critical parts” wordt blijkens de tekst van de polis verstaan: casco, roer en roerinrichting, radar, navigatieapparatuur en andere zaken die direct de veiligheid of het veilige gebruik van vaartuigen beïnvloeden. Daarmee heeft SMD in voldoende mate onderbouwd dat de onderhavige schade niet was gedekt onder haar bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering. Ook heeft zij aangetoond dat de schade niet was gedekt onder een verzekeringsovereenkomst van Persico.
De rechtbank is van oordeel dat, bij gebreke van nader verweer van HDI, SMD aldus voldoende informatie heeft verschaft over de vraag of er nog een andere verzekering is die dekking voor de door haar geclaimde schade biedt en er daarbij vanuit dat dat niet het geval is. Dat brengt mee dat moet worden beoordeeld of de schade gedekt is onder de werfaansprakelijkheidsverzekering.
6.3
is de schade gedekt onder de werfaansprakelijkheidsverzekering?
6.3.1
Het standpunt van HDI is dat SMD onder haar eigen voorwaarden niet aansprakelijk is jegens Persico. Daarom kan SMD zich volgens haar niet beroepen op de werfaansprakelijkheidsverzekering. HDI concludeert dat artikel 6.5, waarop SMD zich beroept, geen zelfstandige betekenis heeft maar dat een redelijke uitleg van dit artikel meebrengt dat het niet meer dan een aanvulling biedt op de algemene garantie-uitgangspunten.
SMD acht zichzelf jegens Persico aansprakelijk op grond van artikel 6.5 van haar Algemene Voorwaarden. Haar werkzaamheden vallen onder de definitie van het begrip “
performance”. HDI moet daarom volgens haar dekking verlenen.
6.3.2
De rechtbank oordeelt als volgt.
De omschrijving van de dekking van de werfaansprakelijkheidsverzekering is ruim (zie hiervoor onder 3.3). Deze ruime dekking wordt echter ingeperkt doordat de verzekering is gekoppeld aan de algemene voorwaarden die SMD in de relatie met haar klanten hanteert. Dit is in het onder 3.3 geciteerde polisaanhangsel gedaan bij zowel het kopje
‘verzekerde som’als
‘condities’. Daaruit volgt dat indien er op grond van de algemene voorwaarden van SMD geen basis is voor aansprakelijkheid van SMD jegens Persico, er geen dekking is voor het incident onder de werfaansprakelijkheidsverzekering. Dit ligt ook in de rede. Immers zal een verzekeraar bij een (werf)aansprakelijkheidsverzekering haar verzekerde alleen dekking bieden indien die verzekerde ook daadwerkelijk aansprakelijk is voor schade.
Die aansprakelijkheid moet worden vastgesteld op basis van de overeenkomst die een partij als SMD met haar klant heeft, waarvan de algemene voorwaarden deel uitmaken.
De rechtbank gaat dan ook aan de andersluidende stelling van SMD voorbij.
6.3.3
Naar het oordeel van de rechtbank kan in redelijkheid worden vastgesteld dat SMD onder haar eigen algemene voorwaarden aansprakelijk is jegens Persico voor het incident, althans een garantieverplichting had jegens Persico. SMD heeft in opdracht van Persico een aandrijfsysteem ontworpen, geproduceerd en geïnstalleerd. Die werkzaamheden tezamen vallen onder het in de algemene voorwaarden genoemde begrip “
performance” dat ziet op “
the providing of Services and/or providing of Drawings and Designs and /or the production and/or amendment and/or supply of Goods by the Supplier to the Customer as determined in the Agreement.”Dat de “
performance” van SMD onvoldoende is geweest moet worden afgeleid uit het feit dat al op de tiende dag na oplevering de aandrijflijn brak en de schroef zonk. Weliswaar hebben de twee experts, CNZ en EMHA, niet de exacte oorzaak hiervoor kunnen vaststellen, maar uit hun expertiserapporten volgt dat er sprake was van
fatigue(de rechtbank vertaalt dit als materiaalmoeheid) als gevolg van “
high levels of torsional vibrations”. Uit niets is gebleken dat daarvoor een externe oorzaak is geweest. HDI heeft dat ook niet gesteld. De metaalmoeheid komt dan ook voor rekening en risico van SMD.
6.3.4
De vaststelling dat er een gebrek was in de “
performance” van SMD binnen zes maanden na oplevering, leidt vervolgens tot de conclusie dat SMD op grond van artikel 6.5.1 van haar algemene voorwaarden een garantieverplichting heeft jegens Persico. Uit de woorden “
notwithstanding the provisions of article 6.1 – 6.2 – 6.3 and 6.4 in total (…)” volgt dat artikel 6.5.1 van de algemene voorwaarden een zelfstandige garantie biedt die los staat van hetgeen in de artikelen 6.1 tot en met 6.4 is genoemd. Ook in het polisaanhangsel is opgenomen dat na oplevering de zogenaamde garantiebepaling conform artikel 6 van de voorwaarden van verzekerde in werking treedt. Het verweer van HDI dat Persico geen beroep toekomt op artikel 6.5.1. gaat dan ook niet op.
6.3.5
Dat leidt tot de conclusie dat HDI dekking moet verlenen onder de werfaansprakelijkheidsverzekering.
6.4
Uitleg garantieverplichting
6.4.1
Op grond van de garantieverplichting dient SMD haar ‘
performance’ te herstellen. Vervolgens is het de vraag wat deze garantie precies inhoudt en in hoeverre deze garantieverplichting is ingeperkt op grond van artikelen 6.1.5, 6.5.3 en 7.1.3 van de algemene voorwaarden. Dit is een kwestie van uitleg van de betreffende bepalingen. Nu het gaat om algemene voorwaarden, die door SMD zijn opgesteld, en die van toepassing zijn op haar overeenkomsten met haar contractspartijen, die niet over die algemene voorwaarden hebben onderhandeld, vindt de uitleg plaats aan de hand van objectieve factoren. Ingevolge deze maatstaf komt het met name aan op objectieve factoren zoals de bewoordingen van de bepaling, gelezen in het licht van de algemene voorwaarden als geheel.
6.4.2
De rechtbank kan artikel 6.5.1., gelezen in samenhang met artikelen 6.5.2. en 6.5.3. niet anders lezen dan dat ook bij de garantieverplichting van artikel 6.5.1. SMD niet aansprakelijk is voor
consequential damages. Immers, artikel 6.5.2 biedt alleen maar een
indemnificationaan haar klant voor schade die het directe gevolg is voor ‘
faulty design and latent defects’. Wat er onder die directe schadevergoeding valt wordt niet nader gespecificeerd maar kan op grond van artikel 6.5.3 niet verder gaan dan de limieten aan aansprakelijkheid die artikel 7 voorschrijft. In artikel 7.1 is uitgesloten dat SMD aansprakelijk is voor ‘
consequential damages’. Het ligt niet voor de hand om het begrip ‘
consequential damages’, zoals vastgelegd in artikel 7.1, op een andere manier in te vullen dan is gedaan in artikel 6.1.5, waarin een uitgebreide omschrijving is opgenomen van de kostenposten die onder ‘
consequential damages’ vallen. Dat het mogelijk de wens was van SMD om een verdergaande garantie te verstrekken, waaronder ook kosten vallen die in artikel 6.1.5. en 7.1 zijn uitgesloten als ‘
consequential damages’, valt dan ook niet uit de algemene voorwaarden zelf af te leiden. Nu de inhoud van deze algemene voorwaarden bepalend is voor de vraag waarvoor SMD aansprakelijk kan worden gehouden en, dientengevolge, waarvoor HDI-dekking dient te verlenen, zal de rechtbank in het navolgende bij de uitleg van de vraag wat onder ‘
consequential damages’ valt, uitgaan van de invulling die daaraan in artikel 6.1.5 wordt gegeven.
6.4.3
Volgens artikel 6.1.5 vallen onder
consequential damagesonder meer de volgende kostenposten:
“carnage [de rechtbank leest dit begrip als cranage], electricity, scaffolding, assisting work, docking, demounting, mounting and travel- and boarding costs of Supplier’s Personnel.Dit artikel bepaalt verder dat
“In case the warranty obligation is to be carried out at a location outside The Netherlands the Supplier shall only beat those costs as would be incurred in case the warranty obligation was to be carried out in The Netherlands. The Customer is obliged to pay all the costs exceeding these regular costs. Furthermore, the Customer is obliged to pay the costs for traveling, traveling time, waiting time, day and night allowances, tariff expenses (…)”
6.5
Beoordeling van schadeposten SMD
6.5.1
HDI stelt zich op het standpunt dat van de door SMD geclaimde kosten van - thans nog - € 148.052,83 slechts een bedrag van € 90.271,98 betrekking heeft op directe schadeposten. Op dat bedrag moet het eigen risico van € 25.000,- in mindering worden gebracht, zodat onder de dekking een bedrag van € 65.271,98 valt. De rechtbank stelt vast dat dit laatste bedrag in ieder geval voor toewijzing gereed ligt.
6.5.2
HDI heeft ten aanzien van een aantal door SMD opgevoerde schadeposten voor een deel erkend dat dit directe herstelkosten betreffen. De schadeposten die deels worden erkend en deels worden betwist zijn de volgende:
Omschrijving
Gevorderd door SMG
Erkend door HDI
SMG – Engineering
€ 8.125,-
€ 7.975,-
SMG – Project Management
€ 21.800,-
€ 17.600,-
SMG – Service engineers Genua
€ 45.854,-
€ 15.176,-
6.5.3
HDI heeft haar bezwaren tegen de opgevoerde schadeposten nader toegelicht in een overzicht van de door SMD geclaimde kosten met daarop het commentaar van HDI (productie 24 van SMD). SMD heeft het commentaar van HDI op haar beurt van commentaar voorzien (productie 25 van SMD) en daarop heeft HDI bij antwoordakte weer gereageerd (productie HDI-10). Gelet op hetgeen partijen in deze producties hebben aangevoerd, komt de rechtbank tot de volgende beslissingen.
6.5.4
HDI heeft geen toelichting gegeven waarom zij niet het volledige bedrag voor ‘SMG – Engineering’ als directe herstelkosten erkent. Bij gebreke aan een gemotiveerde betwisting, is ook het restant gevorderde bedrag toewijsbaar, te weten € 150,-.
Met betrekking tot de post ‘SMG – Management’ heeft HDI betwist dat de kosten die zijn gemaakt na 6 augustus 2018, te weten de datum waarop de garantiewerkzaamheden aan het schip waren afgerond, directe herstelkosten zijn. SMD heeft in dit kader aangevoerd dat er na 6 augustus 2018 nog uren zijn besteed aan het onderzoek van CNZ om de deskundige te ondersteunen. Met HDI is de rechtbank echter van oordeel dat deze tijdsinspanning niet meer gerelateerd is aan het direct herstel van het schip en dus onder het begrip
consequential damagesmoet worden geschaard. Er is dan ook ten aanzien van deze post niet een hoger bedrag toewijsbaar.
Ditzelfde geldt voor de post ‘SMG – Service Engineers Genua’. Uit de toelichting van HDI in productie HDI-10 volgt dat het betwiste bedrag kosten bevatten die alle zijn uitgesloten als
consequential damages.
6.5.5
De rechtbank zal vervolgens terzake van de volledig door HDI betwiste schadeposten beoordelen of HDI hiervoor dekking dient te verlenen. Het gaat daarbij om de volgende groepen kosten:
a. a) de kosten die samenhangen met de plaatsing van een tijdelijke propeller
b) reis- en verblijfkosten en toelagen van personeel van SMD
c) koerierskosten en transportkosten van materiaal
d) hotel- en verteerkosten en assistentiekosten van personeel van Persico en Kauris
e) kosten van onderwaterinspectie
f) kosten van levering van klein materiaal
g) kosten van werkzaamheden van Amico Co
h) kosten van werkzaamheden Persico
Bij de beantwoording van de vraag of bovenstaande schadeposten gedekt zijn onder de werfaansprakelijkheidsverzekering, gaat het er zoals gezegd om welke kosten SMD in haar relatie tot haar klant Persico op grond van haar algemene voorwaarden moet dragen, en welke kosten voor rekening van Persico als klant moeten blijven.
a.
a) de kosten van de tijdelijke propeller
Volgens SMD was het plaatsen van een tijdelijke propeller een remedie ter voorkoming van stilligschade en heeft zij deze kosten gemaakt na goedkeuring en in afstemming met CNZ als vertegenwoordiger van HDI, zodat deze wel vergoeding in aanmerking komen. HDI betwist dat het plaatsen van de tijdelijke propeller was bedoeld om stilligschade te voorkomen en voert aan dat deze kostenpost overbodig was nu de tijdelijke schroef slechts drie dagen tijdsvoordeel heeft opgeleverd en CNZ pas achteraf over de snelle levering van de nieuwe schroef is geïnformeerd door SMD.
De rechtbank leidt uit de stelling van HDI af dat CNZ inderdaad op de hoogte was van de kosten die door SMD gemaakt werden in verband met het herstel van het schip door het plaatsen van een tijdelijke propeller. De rechtbank stelt op grond van het rapport van CNZ vast dat het schip, na plaatsing van de tijdelijke propeller, op 3 augustus 2020 weer kon varen (‘
yacht refloated’, pagina 13 CNZ- rapport) terwijl de nieuwe propeller op 6 augustus 2020 al is geïnstalleerd. Dit leidt tot de conclusie dat het plaatsen van de tijdelijke propeller maar zeer geringe tijdwinst heeft opgeleverd. Dit is echter een vaststelling achteraf. Bij gebreke aan andersluidende stellingen, moet er vanuit worden gegaan dat deze informatie (de beperkte tijdwinst) niet bekend was op het moment dat, in afstemming met de CNZ expert, de beslissing werd genomen dat deze tijdelijke herstelkosten verantwoord waren. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de totale kosten voor de tijdelijke propeller van
€ 12.236,-, bestaande uit de bedragen € 5.140,- (delivery temporary propeller) + € 323,- (adjusting of tempory propeller) + € 6.773,- (machining of temporary propeller), wel voor toewijzing in aanmerking komen als directe herstelkosten.
b) reis- en verblijfkosten en toelagen (allowances) van personeel van SMD
Het argument van SMD voor dekking is dat het schip niet op eigen kracht naar Nederland kon komen voor reparatie, wat een rechtstreeks gevolg was van het incident. Transport van het schip naar Nederland zou aanzienlijke kosten (€ 100.000,- tot € 200.000,-) hebben meegebracht. Daarom heeft CNZ er als vertegenwoordigster van HDI mee ingestemd de reparatie op locatie in Italië uit te voeren, wat kosten voor reis en verblijf en toelagen van monteurs van SMD meebracht, alsmede de noodzaak van transport van nieuw geproduceerde goederen, halffabrikaat en meetgereedschap en van de cradle naar Genua.
Volgens HDI poogt SMD haar te binden aan de bevindingen van CNZ. Zij wijst erop dat haar opdracht aan CNZ luidde “het onderzoeken van de aard, oorzaak en omvang van de schade”. Het expertiserapport is vervolgens afgegeven onder voorbehoud van de aansprakelijkheid en goedkeuring van HDI. Het is aan HDI om vervolgens op basis van de toepasselijke polisvoorwaarden te onderzoeken welk deel van die (reparatie)kosten ook daadwerkelijk onder de verzekering voor vergoeding in aanmerking komt. De gedachte dat al wat CNZ heeft geaccordeerd voor vergoeding onder de verzekering in aanmerking komt, is te kort door de bocht, aldus HDI.
Voor de rechtbank is het feit dat de expert ermee bekend was dat de reparatie aan het schip in Italië werd uitgevoerd onvoldoende om vast te stellen dat daarmee ook alle reis- en verblijfkosten van het personeel van SMD onder de dekking van de verzekering vielen. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat SMD niet heeft gesteld dat de expert van CNZ, namens HDI, heeft erkend dat deze kosten voor vergoeding onder de verzekering in aanmerking komen. Het expertiserapport maakt juist duidelijk dat het wordt afgegeven ‘
subject to Underwriters liability and approval under the terms of the Policy’. Bepalend is dus of deze kosten op grond van de algemene voorwaarden voor vergoeding in aanmerking komen. Dat is naar het oordeel van de rechtbank niet het geval. Artikel 6.1.5 bepaalt expliciet dat deze reis- en verblijfkosten vallen onder het begrip
consequential damages.
De rechtbank wijst de diverse reis- en verblijf kostenposten voor het personeel van SMD dan ook af.
c) koerierskosten en transportkosten van propeller, shafts en cradle
SMD heeft verschillende schadeposten opgevoerd die verband houden met het transporteren van materialen (te weten de propeller, shafts en cradle) naar en in Italië. Met HDI is de rechtbank van oordeel dat deze kosten zijn uitgesloten als
consequential damages. SMD heeft haar aansprakelijkheid immers beperkt tot de kosten die zij zou maken indien het herstel in Nederland was uitgevoerd. Ten aanzien van de vervoerkosten van de
cradle, overweegt de rechtbank dat deze vervoerkosten ook aangemerkt worden als
consequential damages. Niet omdat de vervoerkosten in Italië zijn gemaakt maar vanwege het feit dat het vervoer van de
cradle, welk object nodig is om het schip droog te zetten, verband houdt met de uitgesloten
docking,
mountingen
demountingkosten. Nu de algemene voorwaarden deze kosten uitsluiten, delen de vervoerkosten van de
cradlehetzelfde lot.
d) hotel- en verteerkosten voor personeel van Persico en Kauris
SMD voert ter onderbouwing van deze kosten aan dat ze zijn gemaakt “vanwege herstelkosten”. Het gaat in totaal om het bedrag van € 2.904,02 (te weten € 2.500 + € 202,01 + € 202,01). HDI wijst op het gebrek aan onderbouwing van deze kosten en op het feit dat deze kosten vallen onder
consequential damages. Met dat laatste is de rechtbank het eens. Deze kosten komen dan ook niet voor vergoeding in aanmerking.
e) kosten van onderwaterinspectie
Deze kosten (€ 450,-), volgens SMD gemaakt door Persico voor onderzoek naar aard en omvang van de schade, zijn als
consequential damageste beschouwen en dus niet gedekt.
f) kosten van levering van klein materiaal
Het gaat volgens HDI om “
small materials” voor “
demounting”, die onder het begrip “consequential losses” moeten worden geschaard. De materialen zijn, zo blijkt uit de factuur bij het rapport van CNZ (Appendix VIII), gekocht in Nederland.
Dat ze bedoeld zijn voor
demountingblijkt niet uit die rekening. HDI heeft het ook niet toegelicht. De rechtbank beschouwt deze post (€ 97,79) als gedekt.
g) kosten van werkzaamheden van Amico Co
SMD claimt deze kosten als gerelateerd “
haul out” en “
general expenses” (€ 11.811,76) en gerelateerd aan werkzaamheden van Persico (€ 23.347,64). HDI beschouwt ze niet als directe herstelkosten. Ten aanzien van de tweede post voert HDI aan dat deze kosten niet zijn gerelateerd aan het incident.
De rechtbank ziet beide schadeposten bij gebreke van voldoende toelichting evenmin als directe herstelkosten en wijst deze kosten dan ook af.
h) kosten van werkzaamheden van Persico
SMD claimt tot slot een bedrag van € 6.000,- als assistentiekosten, die zijn verleend door Persico. HDI wijst erop dat assistentiekosten zijn uitgesloten in artikel 6.1.5 van de algemene voorwaarden. SMD heeft in reactie daarop aangevoerd dat deze kosten zijn gemaakt om toegang te verlenen voor reparatie. Gelet op deze toelichting zijn de werkzaamheden van Persico als assistentiewerkzaamheden te beschouwen en dus als
consequential damagesop grond van artikel 6.1.5 van de algemene voorwaarden. Deze post komt dan ook niet voor vergoeding in aanmerking.
Uitvoerbaar bij voorraad
6.6
De vordering tot uitvoerbaarverklaring bij voorraad is op de wet gebaseerd en noch HDI, noch SMD heeft er verweer tegen gevoerd. De vordering zal daarom worden toegewezen.
Samenvattend
6.7
HDI dient het bedrag van € 65.271,98 (zie 6.5.1) + € 150,- (zie 6.5.4) + € 12.236,- (zie 6.5.5. (a)) + € 97,79 (zie 6.5.5 (f)) = € 77.755,77 te vergoeden aan SMD, vermeerderd met de niet betwiste wettelijke rente daarover vanaf 4 september 2021.
De rechtbank zal eveneens buitengerechtelijke kosten toewijzen, nu niet is betwist dat deze zijn gemaakt. Op basis van de toewijsbare hoofdsom zal terzake het bedrag van € 1.553.- worden toegewezen, eveneens vermeerderd met de niet betwiste wettelijke rente vanaf
4 september 2021.
Nu de vordering van SMD deels wordt afgewezen, kan het verstekvonnis niet in stand blijven. Dat vonnis wordt hierna dan ook vernietigd, waarna de rechtbank opnieuw recht zal doen.
Vast staat dat HDI op basis van het verstekvonnis reeds het bedrag van € 157.928,12 heeft voldaan. Nu het verstekvonnis wordt vernietigd, zal de rechtbank bepalen dat het door HDI betaalde bedrag aan haar moet worden terugbetaald. HDI heeft ook gevorderd om haar vordering op SMD te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van haar betaling aan SMD tot de dag der terugbetaling door SMD. SMD heeft hiertegen geen verweer gevoerd, zodat de rechtbank ook dit zal opnemen in het dictum. De rechtbank overweegt tot slot dat, gelet op het feit dat de in dit vonnis aan SMD toegewezen vordering lager is dan het door HDI betaalde bedrag, er sprake zal zijn van een terugbetaling door SMD van het teveel betaalde bedrag aan HDI.
6.8
proceskosten
HDI zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij worden beschouwd en dan ook in de proceskosten van de procedure worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van SMD worden begroot op:
- dagvaarding € 130,11
- griffierecht € 5.737,-
- salaris advocaat
€ 2.785,-(2,5 punten × tarief € 1.114,- ),
Totaal € 8.652,11
Hier kan nog een bedrag bijkomen in verband met nakosten. In dit vonnis hoeft hierover geen aparte beslissing te worden genomen (ECLI:NL:HR:2022:853).

7..De beslissing

De rechtbank
7.1
vernietigt het op 5 januari 2022 tussen partijen onder nummer C/10/628239 / HA ZA 21-959 gewezen verstekvonnis;
en opnieuw rechtdoende:
7.2
veroordeelt HDI om aan SMD te betalen € 79.308,77, vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW daarover vanaf 4 september 2021 tot aan de dag van algehele voldoening;
7.3
bepaalt dat SMD hetgeen HDI op grond van het verstekvonnis heeft betaald aan SMD aan HDI dient terug te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der betaling door HDI tot de dag der terugbetaling door SMD;
7.4
veroordeelt HDI in de proceskosten, aan de zijde van SMD tot op heden begroot op € 8.652,11, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
7.5
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
7.6
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Witkamp en in het openbaar uitgesproken op 8 februari 2023.
2632/2054