In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 31 augustus 2023, wordt de machtiging tot uithuisplaatsing van drie minderjarigen, [kind01], [kind02] en [kind03], verlengd. De zaak betreft een verzoek van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West en de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht. De ouders van de kinderen zijn belast met het ouderlijk gezag, maar er zijn ernstige zorgen over de veiligheid van de kinderen, die blootgesteld zijn aan mogelijke mishandeling en bedreiging door de ouders. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de kinderen momenteel in een gezinshuis en een pleeggezin verblijven, en dat de ondertoezichtstelling van de kinderen is verlengd tot 7 april 2024.
Tijdens de zitting op 31 augustus 2023 zijn de standpunten van de betrokken partijen besproken. De GI verzocht om verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing, terwijl de Raad een machtiging tot uithuisplaatsing voor zes maanden vroeg. De kinderrechter oordeelde dat de verlenging van de machtiging noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van de kinderen, en dat er aandacht moet zijn voor de opvoedvaardigheden van de moeder en de hulp die zij en de kinderen nodig hebben. De kinderrechter benadrukte dat, ongeacht de uitkomst van de strafzaak tegen de ouders, er altijd een mogelijkheid bestaat dat de kinderen terug kunnen keren naar de moeder, afhankelijk van haar ontwikkeling en vermogen om een veilige thuissituatie te bieden.
De kinderrechter heeft het verzoek van de Raad afgewezen wegens gebrek aan belang, aangezien de machtiging tot uithuisplaatsing van de GI is toegewezen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en hoger beroep kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.