ECLI:NL:RBROT:2023:8795

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 september 2023
Publicatiedatum
20 september 2023
Zaaknummer
10651509
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot doorbetaling van loon en rechtsgeldigheid van ontslag op staande voet in kort geding

In deze zaak heeft [eiser01] een kort geding aangespannen tegen Fancee Nederland B.V. met als doel om doorbetaling van zijn loon te vorderen en de rechtsgeldigheid van zijn ontslag op staande voet aan te vechten. [eiser01] was sinds 1 oktober 2022 in dienst als Sales Director Europa bij Fancee en ontving een brutosalaris van € 7.000,00 exclusief vakantiegeld. Op 5 juli 2023 werd hij door Fancee medegedeeld dat hij ontslagen was, maar dit werd pas officieel bevestigd in een brief van 26 juli 2023. [eiser01] betwist de rechtsgeldigheid van het ontslag en stelt dat er geen dringende reden was voor het ontslag op staande voet. Hij eist onder andere dat Fancee hem weer toelaat tot de werkvloer en dat zijn achterstallige loon wordt betaald.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig was, omdat de dringende redenen niet onverwijld aan [eiser01] zijn medegedeeld. De rechter heeft vastgesteld dat Fancee [eiser01] pas op 26 juli 2023 op staande voet heeft ontslagen, terwijl hij op 5 juli 2023 nog vrijgesteld was van werkzaamheden met doorbetaling van loon. De kantonrechter heeft Fancee veroordeeld om het achterstallige loon van juli 2023 en het loon vanaf augustus 2023 tot de rechtsgeldige beëindiging van de arbeidsovereenkomst te betalen, evenals de wettelijke verhoging en buitengerechtelijke kosten. De vordering van [eiser01] om weer tot de werkvloer te worden toegelaten is afgewezen, omdat de vertrouwensband tussen partijen ernstig verstoord was. Fancee is ook veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10651509 VV EXPL 23-396
datum uitspraak: 5 september 2023
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser01] ,
te [plaats01] ,
eiser,
gemachtigde: mr. M.T. Ok,
tegen
Fancee Nederland B.V.,
te Rotterdam,
gedaagde,
gemachtigde: mr. K. Hellinga.
De partijen worden hierna ‘ [eiser01] ’ en ‘Fancee’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 14 augustus 2023, met bijlagen;
  • het antwoord, met bijlagen;
  • de mail van [eiser01] , met bijlagen;
  • de spreekaantekeningen van [eiser01] ;
  • de gewijzigde productie 10 van Fancee.
1.2.
Op 22 augustus 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij waren aanwezig: [eiser01] met de gemachtigde, namens Fancee de heer [naam01] (CFO), de heer [naam02] (CEO) en de gemachtigde.

2.De feiten

2.1
Fancee houdt zich bezig met het ontwikkelen, produceren en uitgeven van software, meer in het bijzonder het ontwikkelen en exploiteren van software in de vorm van een applicatie, waarbij interactie met en het belonen van gebruikers centraal staat.
2.2
[eiser01] is op 1 oktober 2022 voor onbepaalde tijd in dienst getreden bij (de rechtsvoorganger van) Fancee, laatstelijk in de functie van Sales Director Europa voor 40 uur per week tegen een brutosalaris van € 7.000,00 exclusief 8 % vakantiegeld en overige emolumenten.
2.3
In de functie van Sales Director was [eiser01] onder meer verantwoordelijk voor het behalen van diverse doelstellingen op het gebied van groei, omzet en winst. Meer in het bijzonder voor de verkoop van een niet-bestaand product. In december 2022 kwam er een wijziging in het takenpakket van [eiser01] . In januari 2023 kwam er nog een wijziging en is afgesproken dat [eiser01] zich ook mocht bezighouden met het oprichten van een nieuw salesteam binnen budgettaire grenzen.
2.4
Medio juni 2023 heeft [eiser01] van [naam01] te horen gekregen dat hun Belgische Country Manager, de heer [naam03] , een salespersoon wilde aannemen. Tijdens een van de gesprekken met [naam01] en [naam02] heeft [eiser01] zijn ongenoegen geuit over de situatie van het aannemen van een salespersoon en daarbij ook aangegeven dat hij het handelen van [naam02] onbetrouwbaar vond, dat hij het niet vond kunnen dat [naam02] de gemaakte salaris afspraken niet zijn nagekomen en dat de beloofde 5% aandelen nog niet aan hem zijn toegekend.
2.5
Op 5 juli 2023 hadden [eiser01] , [naam01] en [naam02] weer een bespreking met elkaar gehad. [naam02] heeft toen aan [eiser01] gevraagd om te herhalen wat hij eerder had gezegd over dat [eiser01] hem onbetrouwbaar had genoemd. [naam02] heeft toen aangegeven dat hij geen basis meer zag om met [eiser01] verder te werken.
2.6
[eiser01] heeft na het gesprek op 5 juli 2023 een e-mailbericht met de volgende inhoud naar [naam01] gestuurd: “
Vanmiddag hebben wij een gesprek gevoerd waarin mij te kennen is gesteld dat ik ontslagen ben en tot nader order vrijgesteld ben van werkzaamheden. Ik heb inmiddels ook vernomen dat er een bericht is gestuurd in de organisatie dat dit bevestigt?
Bij deze wil ik aangegeven dat ik mij te allen tijde beschikbaar stel voor werk en ook bereikbaar ben zoals altijd. Zonder bericht of bevestiging van het ontslag vanuit jou, blijf ik mijn werkzaamheden uitvoeren (…)”.
2.7
Op 6 juli 2023 heeft [naam01] als volgt op het bericht van 5 juli 2023 van [eiser01] geantwoord
: “Gistermiddag hebben we inderdaad een gesprek gehad. Tijden dit gesprek hebben we gezamenlijk besloten om jouw dienstverband met wederzijds goedvinden te beëindigen. Na afloop van het gesprek ben jij (tot nadere orde) vrijgesteld van jouw werkzaamheden. Gedurende deze vrijstelling zal jouw salaris gewoon worden doorbetaald (…).”
2.8
Op 7 juli 2023 heeft [eiser01] het voorstel tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden van [naam01] ontvangen. De gemachtigde van [eiser01] heeft op 14 juli 2023 een tegenvoorstel gedaan.
2.9
Als reactie op het tegenvoorstel van [eiser01] heeft Fancee op 26 juli 2023 een brief gestuurd waarin kort gezegd staat dat [eiser01] op 5 juli 2023 op staande voet is ontslagen vanwege 1) een ernstig vertrouwensbreuk 2) negatieve uitlatingen en 3) weigeren te voldoen aan verplichtingen c.q. redelijke instructies.
2.1
[eiser01] heeft het loon tot en met 5 juli 2023 uitbetaald gekregen.

3.Het geschil

3.1.
[eiser01] eist samengevat:
  • Fancee te veroordelen om [eiser01] weer toe te laten tot de werkvloer ten einde de gebruikelijke werkzaamheden te verrichten op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag dat [eiser01] in gebreke blijft aan dit vonnis te voldoen;
  • Fancee te veroordelen aan [eiser01] te betalen het achterstallig loon van juli 2023, alsmede het loon en emolumenten vanaf augustus 2023 tot de dag dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd; alsmede de wettelijke verhoging, de wettelijke rente en de buitengerechtelijke kosten;
  • Fancee te veroordelen aan [eiser01] de salarisspecificatie van juli 2023 te verstrekken, op straffe van een dwangsom;
  • Fancee te veroordelen in de proceskosten met rente;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2
Fancee heeft verweer gevoerd tegen de vordering van [eiser01] .
3.3
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1
Een eis in kort geding kan worden toegewezen als de partij die de voorziening vraagt hierbij zoveel spoed heeft dat die partij de uitkomst van een gewone procedure niet hoeft af te wachten. Bij die beoordeling is van belang hoe aannemelijk het is dat de eis in een gewone procedure wordt toegewezen. Verder moet het belang dat [eiser01] heeft bij toewijzing van de eis worden meegewogen en de gevolgen hiervan voor Fancee als deze uitspraak later wordt teruggedraaid.
4.2
[eiser01] stelt zich op het standpunt dat er geen sprake is van een dringende reden voor een ontslag op staande voet. Het ontslag is niet op 5 juli 2023 aan [eiser01] gegeven, maar pas op 26 juli 2023. Het ontslag was niet onverwijld gegeven en ook zijn de genoemde dringende redenen niet aan [eiser01] medegedeeld. [eiser01] betwist voorts de genoemde dringende redenen. [eiser01] heeft een spoedeisend belang bij zijn vorderingen, omdat hij kostwinner is.
4.3
Fancee stelt dat er wel sprake is van een rechtsgeldig gegeven ontslag op staande voet. De feiten en omstandigheden zoals vermeld in de brief van Fancee van 26 juli 2023 vormen ieder op zichzelf beschouwd, maar in ieder geval tezamen, een dringende reden die het ontslag rechtvaardigt. [eiser01] is eerder erop aangesproken om kritiek binnenskamers te houden en niet publiekelijk negatieve uitlatingen over andere MT-leden te doen. Tijdens het gesprek van 5 juli 2023 is aan [eiser01] medegedeeld dat voortzetting van het dienstverband geen optie meer was. Weliswaar is niet expliciet gezegd dat [eiser01] per direct is ontslagen, maar het was voor [eiser01] wel duidelijk dat zijn dienstverband per direct werd beëindigd. Partijen hebben daar namelijk naar gehandeld. Nadat [naam02] een spreekwoordelijke rondje langs de velden heeft gedaan en begin juli 2023 contact heeft gehad met diverse collega’s, is het hem duidelijk geworden dat er binnen de organisatie grote ontevredenheid was over het gedrag en de werkwijze van [eiser01] . Het vertrek van [eiser01] is de werksfeer ten goede gekomen en de rust is op de werkvloer teruggekeerd.
4.4
De kantonrechter oordeelt als volgt.
4.5
Gelet op de aard van de vorderingen van [eiser01] is voldoende gebleken dat hij een spoedeisend belang heeft bij de door hem gevorderde voorzieningen.
loonvordering
4.6
In deze zaak dient de kantonrechter te beoordelen of het aannemelijk is dat het ontslag op staande in een bodemprocedure stand houdt. Daarvoor geldt als uitgangspunt artikel 7:677 lid 1 BW dat bepaalt dat ieder der partijen bevoegd is de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen om een dringende reden, onder onverwijlde mededeling van die reden aan de wederpartij.
4.7
De kantonrechter is van oordeel dat het niet aannemelijk is dat in een bodemprocedure geoordeeld zal worden dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is gegeven. Een werknemer kan pas op staande voet worden ontslagen als daarvoor een dringende reden is, die onverwijld is medegedeeld, met vermelding van de ontslagredenen. Op basis van de overgelegde stukken en de toelichting op de zitting is de kantonrechter van oordeel dat Fancee pas bij brief van 26 juli 2023 [eiser01] op staande voet heeft ontslagen en is [eiser01] pas op dat moment bekend geworden welke redenen aan het ontslag ten grondslag liggen. Zowel tijdens het gesprek op 5 juli 2023 als uit de daarna overgelegde correspondentie kan niet worden afgeleid dat Fancee [eiser01] op staande voet heeft ontslagen. In het e-mailbericht van [naam01] d.d. 6 juli 2023 staat dat [eiser01] vrijgesteld is van werk onder doorbetaling van loon. Niet valt in te zien waarom aan de inhoud van deze e-mail geen rechten kan worden ontleend. Fancee kan niet eerst aangeven dat [eiser01] is vrijgesteld van werkzaamheden met doorbetaling van loon en achteraf zich erop beroepen dat zij [eiser01] op dat moment op staande voet heeft ontslagen. Het is het één of het ander. Het gegeven ontslag op staande voet houdt vermoedelijk in een bodemprocedure, formeel geen stand. Aan de voorlopige beoordeling van de inhoudelijke redenen van het ontslag wordt niet toegekomen.
4.8
Nu [eiser01] vanaf 6 juli 2023 geen loon heeft ontvangen, is er gelet op wat hiervoor is overwogen voldoende grond om Fancee te veroordelen om het salaris vanaf 6 juli 2023 en de daarbij behorende emolumenten te betalen totdat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd.
4.9
De gevorderde wettelijke verhoging van artikel 7:625 BW zal worden toegewezen, omdat Fancee vanaf 6 juli 2023 geen salaris meer heeft betaald en dus te laat is met betalen. In de omstandigheden van het geval ziet de kantonrechter aanleiding om deze verhoging te matigen tot 20%.
4.1
[eiser01] heeft ook recht op een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten, nu voldoende is gebleken van buitengerechtelijke incassowerkzaamheden die uit meer hebben bestaan dan een enkele sommatie en/of aanmaning. Eén en ander is door Fancee ook niet betwist. De hoogte van de gevorderde vergoeding komt overeen met de daarvoor vastgestelde tarieven. Het gevorderde bedrag van € 846,99 zal daarom worden toegewezen.
4.11
De gevorderde wettelijke rente zal eveneens, als onbetwist en op de wet gegrond, worden toegewezen zoals hierna vermeld.
4.12
De eis van [eiser01] om Fancee te veroordelen de salarisspecificatie van de maand juli 2023 te overhandigen zal eveneens worden toegewezen. De kantonrechter zal hieraan een dwangsom verbinden, maar ziet wel reden om deze te maximeren.
wedertewerkstelling
4.13
[eiser01] heeft ook gevorderd dat hij weer tot de werkvloer wordt toegelaten, zodat hij zijn gebruikelijke werkzaamheden kan verrichten.
4.14
De kantonrechter stelt voorop dat een arbeidsovereenkomst wel recht geeft op loon, maar niet zonder meer recht geeft op het mogen verrichten van arbeid.
4.15
Uit de overgelegde stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken is genoegzaam gebleken dat de arbeidsverhouding tussen partijen dusdanig is verstoord dat van een vruchtbare samenwerking tussen partijen geen sprake meer kan zijn en dat die vertrouwensband tussen [naam02] en [eiser01] ook niet meer kan worden gerepareerd. De kantonrechter gaat er derhalve voorshands van uit dat de arbeidsovereenkomst in een bodemprocedure op korte termijn zal worden ontbonden. Er is geen meerwaarde om [eiser01] voor die korte periode nog tot zijn werkplek toe te laten om werkzaamheden te verrichten. De vordering tot toelating tot de werkvloer zal daarom ook worden afgewezen.
proceskosten
4.16
Fancee krijgt voor het grootste deel ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [eiser01] tot vandaag vast op € 132,42 aan dagvaardingskosten, € 86,00 aan griffierecht en € 793,00 aan salaris voor de gemachtigde. Dit is totaal € 1.011,42. Voor kosten die [eiser01] maakt na deze uitspraak moet Fancee een bedrag betalen van € 132,00. Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist (ECLI:NL:HR:2022:853). De wettelijke rente wordt toegewezen.
uitvoerbaarheid bij voorraad
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1
veroordeelt Fancee om aan [eiser01] te betalen het achterstallig loon van juli 2023, zijnde het brutobedrag van € 6.000,00, alsmede 8% vakantiegeld en overige emolumenten ( € 582,02 bruto aan vaste toeslag, onkostenvergoeding € 171,43 onbelast en € 42,86 telefoonvergoeding onbelast), vermeerderd met de wettelijke verhoging van 20% ex artikel 7:625 BW en vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de dag dat de bedragen zijn verschuldigd tot de dag van algehele voldoening;
5.2
veroordeelt Fancee om aan [eiser01] te betalen het loon van € 7.000,00 bruto, alsmede 8% vakantiegeld en overige emolumenten ( € 680,66 bruto aan vaste toeslag, onkostenvergoeding € 200,00 onbelast en € 50,00 telefoonvergoeding onbelast) vanaf augustus 2023 tot de dag dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de dag dat de bedragen zijn verschuldigd tot de dag van algehele voldoening;
5.3
veroordeelt Fancee om aan [eiser01] te betalen de buitengerechtelijke incassokosten van € 864,99;
5.4
veroordeelt Fancee om aan [eiser01] de salarisspecificatie van juli 2023 te verstrekken op straffe van een dwangsom van € 100,00 per dag met een maximum van € 2.500,00, voor elke dag dat Fancee na 2 dagen na de uitspraak van dit vonnis, niet voldoet aan dit vonnis;
5.5
veroordeelt Fancee in de proceskosten, die aan de kant van [eiser01] tot vandaag worden vastgesteld op € 1.011,42 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag nadat dit vonnis is betekend tot de dag dat volledig is betaald;
5.6
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.7
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.M. van Breevoort en in het openbaar uitgesproken.
821