ECLI:NL:RBROT:2023:8794

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 september 2023
Publicatiedatum
20 september 2023
Zaaknummer
10656304
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van huurwoning na bedreiging door huurder

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 september 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting Woonzorg Nederland en een huurder, aangeduid als [gedaagde01]. De huurder heeft de bewonersconsulente en de onderbuurvrouw met de dood bedreigd, wat leidde tot een vordering van Woonzorg om de huurovereenkomst te beëindigen en de woning te ontruimen. De huurovereenkomst was sinds 15 juni 2015 van kracht, maar er waren sinds 2017 klachten over geluids- en andere overlast van de huurder. Na een bedreiging op 29 juni 2023 heeft Woonzorg juridische stappen ondernomen. De kantonrechter oordeelde dat de huurder ernstig tekort is geschoten in haar verplichtingen en dat de vordering tot ontruiming gerechtvaardigd was. De huurder had aangegeven niet te willen vertrekken zonder een andere woning, maar de rechter oordeelde dat de bedreigingen en de overlast een ontruiming rechtvaardigen. De huurder werd veroordeeld om binnen 14 dagen na betekening van het vonnis de woning te verlaten en de proceskosten te betalen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10656304 VV EXPL 23-402
datum uitspraak: 13 september 2023
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
Stichting Woonzorg Nederland,
te Amsterdam,
eiseres,
gemachtigde: mr. C.J.P. Schellekens,
tegen
[gedaagde01] ,
te [woonplaats01] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. V.T.E. Kuijpers.
De partijen worden hierna ‘Woonzorg’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
- de dagvaarding van 21 augustus 2023, met bijlagen, alsmede een USB-stick.
1.2.
Op 29 augustus 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij waren aanwezig: namens Woonzorg de heer [naam01] (clustermanager), vergezeld door de gemachtigde en [gedaagde01] in persoon, vergezeld door haar gemachtigde.

2.De feiten

2.1
Woonzorg verhuurt met ingang van 15 juni 2015 aan [gedaagde01] de woning aan [adres01] te Capelle aan den IJssel (hierna: het gehuurde). Het betreft het wooncomplex “De Roo Maisonnettes”, met 234 woningen in Capelle aan den IJssel. In het complex bevindt zich ook een kantoor van Woonzorg waar het bewonersspreekuur plaatsvindt door een bewonersconsulente. Op de huurovereenkomst zijn de algemene huurvoorwaarden van Woonzorg van toepassing. Het gehuurde is gelegen op de eerste etage van het complex.
2.2
Sinds 2017 heeft Woonzorg klachten ontvangen over door [gedaagde01] veroorzaakte (geluids)overlast. Die klachten zijn van de onderbuurvrouw van Woonzorg, mevrouw
[naam02] (hierna: [naam02] ). De overlast bestaat uit luid geschreeuw, scheldpartijen, het hard op- en aflopen van de trap, het slaan met voorwerpen tegen radiotoren en het hard afspelen van muziek.
2.3
Op 29 juni 2023 heeft [gedaagde01] de bewonersconsulente, mevrouw [naam03] (hierna: [naam03] ) en de onderbuurvrouw [naam02] telefonisch met de dood bedreigd. [gedaagde01] heeft gezegd:
“Ik ga de onderbuurvrouw en jou vermoorden. Ik weet waar je zit en dit is een belofte”.
2.4
Naar aanleiding van de bedreiging heeft zowel [naam03] als [naam02] bij de politie aangifte gedaan.
2.5
Op 6 juli 2023 heeft er een gesprek plaatsgevonden en is aan [gedaagde01] verzocht de huurovereenkomst zelf op te zeggen. Wanneer zij dat niet doet, zal Woonzorg juridische stappen ondernemen om de huurovereenkomst met [gedaagde01] te beëindigen. De inhoud van het gesprek van 6 juli 2023 is per brief van 14 juli 2023 aan [gedaagde01] bevestigd.
2.6
Bij brief van 14 juli 2023 heeft [gedaagde01] op de brief van 14 juli 2023 van Woonzorg gereageerd. Daarin staat het volgende:
“Na aanleiding van de brief op 14-07-2023 en gesprek met de wijkagent [naam04]
Wil ik graag akkoord gaan met het verzoek om de woning te verlaten
Alleen ben ik vanaf 18 juli op vakantie tot 31 juli zouden jullie hiervoor ook uitstel kunnen geven zodat ik alles netjes op mijn gemakje kan afronden en regelen hierbij is ook mijn vraag willen jullie mijn helpen met zoeken naar een geschrikte nieuwe woning
Of is het misschien mogelijk dat ik woningruil met iemand doet uit woonstad? de persoon die met mijn wilt ruilen staat hier voor open”.
2.7
[gedaagde01] heeft het bericht van [gedaagde01] opgevat als een instemming met de verzochte huuropzegging en haar tot 24 augustus 2023 de gelegenheid gegeven de woning te verlaten.
2.8
Per e-mailbericht van 24 juli 2023 heeft [gedaagde01] laten weten dat zij niet uit de woning zal vertrekken.

3.Het geschil

3.1.
Woonzorg eist samengevat:
  • [gedaagde01] te veroordelen om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis, de woning te Capelle aan den IJssel aan het adres [naam05] te ontruimen en te verlaten;
  • [gedaagde01] te veroordelen in de proceskosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
[gedaagde01] heeft verweer gevoerd tegen de vordering van Woonzorg.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1
Een eis in kort geding kan worden toegewezen als de partij die de voorziening vraagt hierbij zoveel spoed heeft dat die partij de uitkomst van een gewone procedure niet hoeft af te wachten. Bij die beoordeling is van belang hoe aannemelijk het is dat de eis in een gewone procedure wordt toegewezen. Verder moet het belang dat Woonzorg heeft bij toewijzing van de eis worden meegewogen en de gevolgen hiervan voor [gedaagde01] als deze uitspraak later wordt teruggedraaid.
4.2
Woonzorg stelt zich primair op het standpunt dat [gedaagde01] heeft ingestemd met het verzoek van Woonzorg om de huurovereenkomst zelf te beëindigen. Het is, aldus Woonzorg, een beëindiging met wederzijds goedvinden ofwel een rechtsgeldige opzegging van de huurovereenkomst door [gedaagde01] , waardoor de huur per 24 augustus 2023 is geëindigd. [gedaagde01] zal op die grond de woning moeten verlaten.
4.3
Subsidiair baseert Woonzorg haar vordering op de ernstige wanprestatie van [gedaagde01] . [gedaagde01] heeft in de eerste plaats een medewerkster van Woonzorg (direct) bedreigd en de onderbuurvrouw (indirect) bedreigd. Deze tekortkoming is zeer ernstig, gelet op de impact hiervan. De gedragingen van [gedaagde01] zijn onacceptabel en Woonzorg heeft er belang bij om de dreiging die vanuit [gedaagde01] gaat, zo snel mogelijk weg te nemen. Woonzorg voegt eraan toe dat de gedragingen van [gedaagde01] op geen enkel wijze zijn te bagatelliseren, goed te praten of weg te poetsen met een snel excuus. [gedaagde01] heeft de grens van wat goed huurderschap inhoudt - en wat maatschappelijk betamelijk is – ver overschreden. Ook is er sprake van langdurig ernstige overlast geweest die [gedaagde01] heeft veroorzaakt. [gedaagde01] heeft alle verwijten ook erkend.
4.4
Woonzorg moet als verhuurder waken voor het rustig en veilig woongenot van haar huurders. Daarnaast is zij als werkgever gehouden om te zorgen voor een veilige werkomgeving. Zij is dus gehouden om op te treden tegen de gedragingen van [gedaagde01] .
4.5
[gedaagde01] betwist allereerst dat zij de huurovereenkomst heeft opgezegd. Zij is alleen akkoord met de beëindiging van de huurovereenkomst, als zij een andere woning krijgt aangeboden. Nu zij geen andere woning heeft, is er geen sprake van een beëindiging van de huurovereenkomst met wederzijds goedvinden dan wel van een opzegging.
4.6
Voorts betwist [gedaagde01] dat er sprake is van zodanige overlast dat die ontbinding van de huurovereenkomst/ ontruiming van het gehuurde rechtvaardigt. Er zijn alleen klachten van mevrouw [naam02] . Andere buurtbewoners hebben niet over [gedaagde01] geklaagd..
4.7
[gedaagde01] erkent dat de zij verkeerde woorden richting [naam03] en [naam02] heeft gebruikt, en dat zij die woorden niet had mogen gebruiken. Zij verklaart haar gedrag niet goed en schaamt zich er ook voor. [gedaagde01] heeft in het verleden te maken gehad met moeilijke persoonlijke omstandigheden (onder meer het overlijden van haar bonusouders en zus). Zij had hulp aangevraagd, maar momenteel heeft zij de hulp gestopt vanwege deze rechtszaak.
4.8
De kantonrechter oordeelt als volgt.
4.9
Gelet op de aard van de vordering van Woonzorg is voldoende gebleken dat zij een spoedeisend belang heeft bij de door haar gevorderde voorzieningen.
primaire grond: Is de huurovereenkomst al geëindigd?
4.1
In deze zaak dient de kantonrechter allereerst te beoordelen of het aannemelijk is dat de bodemrechter in een bodemprocedure zal oordelen dat de huurovereenkomst reeds is geëindigd door wederzijds goedvinden dan wel door een huuropzegging van [gedaagde01] .
4.11
De kantonrechter constateert dat partijen ieder een eigen lezing geven aan de inhoud van de brief van [gedaagde01] van 14 juli 2023 (r.o. 2.6). Nu [gedaagde01] uitdrukkelijk heeft aangegeven dat zij niet onvoorwaardelijk heeft ingestemd met de beëindiging van de huurovereenkomst, kan niet zonder meer ervan worden uitgegaan dat de huurovereenkomst reeds is geëindigd. Om vast te kunnen stellen wie van partijen op dit punt gelijk heeft, dient nader bewijs te worden geleverd. Hiertoe leent de onderhavige procedure zich niet. Dit betekent dat naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter in dit kort geding onvoldoende aannemelijk is dat de bodemrechter zal oordelen dat de huurovereenkomst tussen partijen reeds is geëindigd.
subsidiaire grond: Is er sprake van een tekortkoming die een ontbinding van de huurovereenkomst c.q. ontruiming van het gehuurde rechtvaardigt?
4.12
Als onweersproken staat vast dat er sinds 2017 sprake is van (geluids)overlast die [gedaagde01] heeft veroorzaakt. Dat de klachten alleen afkomstig zijn van mevrouw [naam02] en niet van andere buurtbewoners, wil niet zeggen dat [gedaagde01] geen overlast heeft veroorzaakt. [gedaagde01] heeft zelf in diverse gesprekken erkend dat zij overlast heeft veroorzaakt.
4.13
Ook heeft [gedaagde01] erkend dat zij op 29 juni 2023 telefonisch tegen de bewonersconsulente [naam03] heeft gezegd:
“Ik ga de onderbuurvrouw en jou vermoorden. Ik weet waar je zit en dit is een belofte”.Daarmee staat vast dat [gedaagde01] [naam03] (direct) en [naam02] (indirect) met de dood heeft bedreigd.
4.14
De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde01] met haar telefonische bedreigingen de grens van wat wel en niet gezegd kan worden ver heeft overschreden en zich niet als goed huurder heeft gedragen. Zij is dan ook ernstig tekortgeschoten in de nakoming van haar contractuele verplichtingen. Van Woonzorg kan - gelet op de impact van de doodsbedreiging bij [naam03] en bij [naam02] - niet worden gevergd dat zij [gedaagde01] langer in het gehuurde laat. Voor [naam02] heeft de doodsbedreiging als rechtstreeks gevolg dat zij zich zeer onveilig voelt in haar woning en tuin en nauwelijks nog woongenot ervaart. [naam03] durft niet ter plaatse haar werkzaamheden in het kader van het bewonersspreekuur uit te voeren als gevolg van de bedreiging door [gedaagde01] . Voor Woonzorg heeft dit gedrag van [gedaagde01] tot gevolg dat normale verhuurderswerkzaamheden niet meer uitgevoerd kunnen worden. Bij dit alles weegt de kantonrechter mee dat er sprake is van onvoorspelbaarheid in het gedrag van [gedaagde01] , wat van haar kant niet is weersproken en dat er bij [gedaagde01] onvoldoende besef is van de impact van haar gedrag. Hiervan gaf zij blijk tijdens de mondelinge behandeling door impulsief heftig boos te reageren op wat van de kant van Woonzorg naar voren werd gebracht en het kort daarvoor nog lastig vallen van de heer [naam01] van Woonzorg op diens privé facebookaccount en het daarop plaatsen van een negatieve reactie (boze emoticon). Hoewel [gedaagde01] heeft gesteld dat zij hulp heeft ingeschakeld voor haar situatie, is er door haar geen enkele onderbouwing gegeven van haar (psychische) situatie en de hulp die ze zou hebben aangevraagd, zodat daarmee geen rekening kan worden gehouden.
4.15
Gegeven deze omstandigheden is naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter aannemelijk te achten dat de bodemrechter in een bodemprocedure zal oordelen dat [gedaagde01] ernstig tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de huurovereenkomst en een ontbinding van de huurovereenkomst om die reden gerechtvaardigd zal achten. Dit betekent dat thans, in kort geding, de vordering tot ontruiming van het gehuurde zal worden toegewezen. De ontruimingstermijn zal op 14 dagen na betekening van dit vonnis worden gesteld.
proceskosten
4.16
[gedaagde01] krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van Woonzorg tot vandaag vast op € 129,86 aan dagvaardingskosten, € 128,00 aan griffierecht en € 793,00 aan salaris voor de gemachtigde. Dit is totaal € 1.050,86. Voor kosten die Woonzorg maakt na deze uitspraak moet [gedaagde01] een bedrag betalen van € 132,00. Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist (ECLI:NL:HR:2022:853).
uitvoerbaarheid bij voorraad
4.17
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde01] om de woning aan [adres01] te Capelle aan den IJssel binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis, met alle zich daarin bevindende personen en/of zaken te ontruimen en te verlaten en door afgifte van de sleutels aan Woonzorg ter beschikking te stellen;
5.2.
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten, die aan de kant van Woonzorg tot vandaag worden vastgesteld op € 1.050,86;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J. Bezuijen en in het openbaar uitgesproken.
821