ECLI:NL:RBROT:2023:8750

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 september 2023
Publicatiedatum
19 september 2023
Zaaknummer
C/10/656669 / HA ZA 23-390
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in incident betreffende voorlopige voorziening en medewerking aan overdracht woning en spaarverzekering na echtscheiding

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 september 2023 een vonnis in incident gewezen. De vrouw, eiseres in conventie, heeft de man, gedaagde in conventie, aangesproken om medewerking te verlenen aan de verkoop van de echtelijke woning en de verdeling van de opbrengst. De man heeft in reconventie vorderingen ingesteld, waaronder de eis dat de vrouw haar medewerking verleent aan de overdracht van de woning en de spaarverzekering. De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen op 4 september 2002 zijn gehuwd en dat de echtscheiding op 2 september 2009 is uitgesproken. In een vaststellingsovereenkomst uit november 2009 zijn afspraken gemaakt over de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap, maar de uitvoering daarvan is tot op heden niet gerealiseerd. De man heeft een verzoek ingediend voor een voorlopige voorziening op grond van artikel 223 Rv, waarbij hij de vrouw verzoekt om medewerking te verlenen aan de notariële overdracht van de woning en de spaarverzekering. De rechtbank heeft geoordeeld dat de man voldoende processueel belang heeft bij zijn vordering en dat de vrouw heeft aangegeven bereid te zijn om mee te werken aan de overdracht. De rechtbank heeft de vrouw veroordeeld tot medewerking aan de overdracht van de woning en de spaarverzekering binnen 14 dagen na haar ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypotheekschuld. De kosten van het incident zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/656669 / HA ZA 23-390
Vonnis in incident van 13 september 2023
in de zaak van
[naam vrouw01],
wonende te [woonplaats01] ,
eiseres in conventie in de hoofdzaak,
verweerster in reconventie in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. S. Kandemir te Dordrecht,
tegen
[naam man01],
wonende te [woonplaats02] ,
gedaagde in conventie in de hoofdzaak,
eiser in reconventie in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
advocaat mr. M. Kroonen te Rotterdam.
Partijen zullen hierna de vrouw en de man genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 14 april 2023, met producties 1 en 2;
  • de conclusie van antwoord tevens houdende de incidentele vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening op grond van artikel 223 Rv, met producties 1 tot en met 5;
  • de akte houdende overlegging productie in het incident, conventie en reconventie, van de zijde van de man van 19 juli 2023, met productie 6;
  • de akte houdende overlegging productie in het incident, conventie en reconventie (II), van de zijde van de man van 19 juli 2023, met productie 7;
  • de akte van de zijde van de vrouw van 2 augustus 2023;
  • diverse B formulieren van beide partijen;
  • het bericht van de rolrechter van 11 augustus 2023;
  • de brief van de rechtbank van 7 september 2023 en de e-mails van partijen van dezelfde datum;
  • de brief van de rechtbank van 8 september 2023.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn op 4 september 2002 te Gorinchem met elkaar gehuwd in algehele gemeenschap van goederen. Bij beschikking van deze rechtbank van 2 september 2009 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. De echtscheidingsbeschikking is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente Gorinchem op 29 september 2009.
2.2.
Partijen hebben in november 2009 een vaststellingsovereenkomst getekend (hierna: het convenant) met betrekking – onder meer - tot de verdeling van de tot de huwelijksgoederengemeenschap behorende goederen.
2.3.
In het convenant is omtrent de verdeling van de echtelijke woning te ( [postcode01] ) Rotterdam aan de [adres01] (hierna: de woning) het volgende bepaald:
Artikel 3. Verdeling woning en daarmee verband houdende rechten en lasten
3.1
De echtelijke woning zal, evenals de aan de hypothecaire geldlening gekoppelde spaarverzekering, worden toegekend aan de man, onder de verplichting om de op deze woning rustende hypothecaire geldlening voor zijn rekening te houden en deze te voldoen als eigen schuld, met uitsluiting van de vrouw, welke toedeling in beginsel plaatsvindt onder de opschortende voorwaarde dat de hypotheeknemer de vrouw zal ontslaan uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid van de verplichtingen met betrekking tot de hypotheekschuld;
3.2
Voor zover de vrouw niet kan worden ontslagen uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid betreffende de hypothecaire geldlening, zal de man nog altijd alle met de hypotheekschuld samenhangende kosten voldoen, zulks onder vrijwaring van de vrouw;
3.3
Partijen zullen, zo mogelijk binnen een maand na inschrijving van de
echtscheidingsbeschikking, doch anders zo spoedig mogelijk daarna, een notariële
akte doen verlijden, waarbij de echtelijke woning aan de man wordt geleverd. De
kosten van deze akte en de verdere kosten verbonden aan de inschrijving zijn voor
rekening van partijen, ieder voor de helft;
3.4
De verdeling van de woning, de hypotheek en de kapitaalverzekering zal geschieden zonder nadere verrekening.
2.4.
De in artikel 3.3 van het convenant bedoelde leveringsakte is tot heden niet gepasseerd en de vrouw is tot heden niet ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypotheekschuld.

3.Het geschil in de hoofdzaak

3.1.
De vrouw vordert in de hoofdzaak om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad voor zover de wet zulks toelaat:
I. de man te veroordelen zijn medewerking te verlenen tot het verrichten van alle noodzakelijke handelingen ten behoeve van verkoop van de woning, binnen één week na betekening van het te wijzen vonnis, op straffe van een dwangsom van
€ 500,00 per dag dat de man in gebreke blijft;
II. te bepalen dat na verkoop, de opbrengst van de woning, na aftrek van de hypothecaire geldlening en de verkoopkosten, bij helfte tussen partijen wordt verdeeld;
III. te bepalen dat, indien de man niet binnen één week na betekening van het vonnis de vereiste medewerking verleent en de noodzakelijke handelingen verricht ten behoeve van verkoop, het vonnis in te plaats treedt van de akte, dan wel te bepalen dat machtiging wordt verleend om het vonnis in de plaats te doen stellen van de benodigde wilsverklaring en medewerking van de man in de notariële akte tot levering van het aandeel van partijen in de woning;
IV. te bepalen dat het saldo van de spaarverzekering die gekoppeld is aan de hypothecaire geldlening d.d. 29 september 2009 bij helfte tussen partijen wordt verdeeld.
3.2.
De man voert verweer in de hoofdzaak in conventie en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van de vrouw. In reconventie vordert hij:
I. de vrouw te veroordelen binnen 14 dagen na haar ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van de hypothecaire geldlening bij Nationale Nederlanden haar medewerking te verlenen aan het verlijden van de notariële akte waarbij de woning en de spaarverzekering bij Nationale Nederlanden aan de man worden overgedragen;
II. daarbij te bepalen dat indien de vrouw hieraan niet binnen deze termijn meewerkt het vonnis dezelfde kracht heeft als de ondertekening door de vrouw van deze akten, althans dat het vonnis in de plaats treedt van de daartoe benodigde rechtshandelingen van de vrouw;
III. de vrouw te veroordelen in de helft van de kosten gemoeid met deze overdracht, aan de hand van de afrekening van de notaris;
IV. (primair) de vrouw te veroordelen in de werkelijke proceskosten van de man althans (subsidiair) in zijn proceskosten volgens het liquidatietarief.

4.Het geschil in het incident

4.1.
De man vordert in incident dat de rechtbank bij vonnis, bij wege van voorlopige voorziening op grond van artikel 223 Rv:
I. de vrouw veroordeelt tot medewerking aan het verlijden van een
notariële akte, waarbij de overdracht aan de man van de woning en de spaarverzekering bij Nationale Nederlanden, beiden zoals behorende tot de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap van partijen, zal geschieden, binnen 14 dagen nadat zij uit de hoofdelijke aansprakelijkheid ten aanzien van de aan
deze woning verbonden hypothecaire geldschuld van partijen bij Nationale
Nederlanden zal zijn ontslagen;
II. bepaalt dat, als de vrouw niet binnen 14 dagen na haar ontslag uit de
hoofdelijke aansprakelijkheid meewerkt aan de overdracht van de
spaarverzekering aan de man en/of het verlijden van de voor de overdracht van de woning aan de man noodzakelijke notariële akte, het ten deze te wijze vonnis dezelfde kracht zal hebben als de ondertekening door de vrouw van deze akten, althans dat het in deze te wijzen vonnis in plaats van de rechtshandelingen van de vrouw zal treden;
III. (primair) de vrouw veroordeelt in de werkelijke proceskosten van de man althans (subsidiair) in zijn proceskosten volgens het liquidatietarief.
4.2.
De vrouw voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van de man in zijn vorderingen althans tot afwijzing daarvan, met veroordeling van de man in de kosten. De vrouw heeft daartoe - samengevat - aangevoerd dat de man 14 jaar niets heeft ondernomen om de woning en de hypothecaire geldlening over te nemen en totdat zij deze procedure is gestart geen bewijsstukken heeft overgelegd dat hij de hypotheek kon overnemen.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling in het incident

5.1.
De man heeft bezwaar gemaakt tegen de akte van de vrouw van 2 augustus 2023 omdat dit volgens de man een verkapte conclusie van antwoord is in het incident terwijl ter zake aan de vrouw eerder akte van niet-dienen was verleend. Volgens de man mocht de vrouw in haar akte uitsluitend nog reageren op de stukken die hij na zijn conclusie van eis in het incident in het geding heeft gebracht. De rechtbank laat de akte van de vrouw toe. Immers, de vrouw heeft om een mondelinge behandeling in het incident verzocht. De man heeft zich hiertegen verzet met een beroep op wat is vermeld in de akte van de vrouw, te weten dat zij zal meewerken aan overdracht van de woning. De man heeft daarmee zelf de inhoud van de akte in de procedure betrokken.
5.2.
Uit de stukken blijkt dat partijen zowel de Nederlandse als de Marokkaanse nationaliteit hebben. Niet is gebleken dat zij een rechtsstelsel hebben aangewezen dat van toepassing is op hun huwelijksvermogensregime en uit de stukken blijkt dat partijen na de huwelijkssluiting hun eerste gewone verblijfplaats in Nederland hebben gevestigd. Hieruit volgt dat op het huwelijksgoederenregime van partijen Nederlands recht van toepassing is (dit volgt uit artikel 4 van het verdrag van 14 maart 1978 inzake het recht dat van toepassing is op het huwelijksvermogensregime).
5.3.
Partijen hadden op het tijdstip van het aanbrengen van deze zaak hun gewone verblijfplaats in Nederland en dus is de Nederlandse rechter bevoegd van de vorderingen kennis te nemen (dit volgt uit artikel 6 van verordening (EU) 2016/1103).
5.4.
De man heeft voldoende processueel belang bij de incidentele vordering. De gevraagde voorlopige voorziening hangt samen met de hoofdvordering en is gericht op een voorziening die kan worden getroffen voor de duur van het geding omdat daarmee, gelet op het voorlopige karakter van een voorlopige voorziening ingevolge artikel 223 Rv, niet een definitieve beslissing wordt gegeven over de vordering van de man (vgl. HR 31 maart 2023, ECLI:NL:HR:2023:499).
5.5.
De man toont middels zijn productie 7 aan dat hij de woning en de spaarverzekering kan overnemen en de hypothecaire geldlening kan herfinancieren, met ontslag van de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid. Het aanbod van de geldverstrekker verstrijkt op 18 september 2023 en is daarna 90 dagen te verlengen tegen extra kosten. De vrouw heeft niet betwist dat de man deze mogelijkheid heeft met de beperkte geldigheid van het aanbod. Dat de man een spoedeisend belang heeft bij zijn vordering, staat dus tussen partijen vast.
5.6.
In haar akte geeft de vrouw aan dat zij haar medewerking wil verlenen aan overname van de woning en de hypothecaire geldlening door de man. De rechtbank gaat ervan uit dat de vrouw hiermee ook doelt op de aan de hypothecaire geldlening verbonden spaarverzekering. De vrouw maakt in haar akte slechts bezwaar tegen de door de man gevorderde proceskostenveroordeling. Gelet hierop, is het door de man sub I gevorderde in het incident (medewerking door de vrouw aan de overdracht bij notariële akte van de woning en de spaarverzekering tegen ontslag van de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypotheekschuld) toewijsbaar, met dien verstande dat voor de overdracht van de spaarverzekering geen notariële akte vereist is. De rechtbank zal de vrouw daarom voor wat de spaarverzekering betreft slechts veroordelen om haar medewerking te geven aan de overdracht daarvan.
5.7.
Het sub II gevorderde (te weten, kort gezegd, dat dit vonnis in plaats van de rechtshandelingen van de vrouw zal treden) zal niet worden toegewezen omdat de vrouw heeft aangegeven dat zij aan de overdracht zal meewerken. De man heeft bij die vordering dus geen belang.
5.8.
Het sub III gevorderde betreft de proceskosten. De man wenst veroordeling van de vrouw in de werkelijke proceskosten, althans in de proceskosten volgens het liquidatietarief. De vrouw verzet zich daartegen. Zij vordert veroordeling van de man in de proceskosten.
De rechtbank overweegt op dit punt als volgt.
Het convenant is bijna 14 jaar geleden getekend en er is, in elk geval voor wat betreft de woning, de spaarverzekering en de hypotheekschuld, nog geen uitvoering aan gegeven. De zaak is pas in beweging gekomen na de dagvaarding van de vrouw. De man heeft vervolgens pas op 19 juli 2023 zijn productie 7 overgelegd waaruit blijkt dat hij een bindend financieringsvoorstel heeft ontvangen. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de vrouw niet kan worden verweten dat zij onnodig procedeert. De rechtbank zal de kosten van partijen daarom, zoals gebruikelijk bij ex-partners, compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De rechtbank
in het incident
6.1.
veroordeelt de vrouw bij wijze van voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 223 Rv tot medewerking aan het verlijden van een notariële akte waarbij de overdracht van de woning aan de man zal geschieden, en tot medewerking aan overdracht van de spaarverzekering bij Nationale Nederlanden aan de man, een en ander binnen 14 dagen nadat zij uit de hoofdelijke aansprakelijkheid ten aanzien van de aan de woning verbonden hypothecaire geldschuld van partijen bij Nationale Nederlanden zal zijn ontslagen;
6.2.
compenseert de kosten van het incident tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
6.3.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in de hoofdzaak
6.4.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
27 september 2023voor beraad rolrechter omtrent het bepalen van een mondelinge behandeling.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.A.M. Schellekens. Het is ondertekend door de rolrechter en in het openbaar uitgesproken op 13 september 2023.
3246/ 3310