In deze zaak heeft de kinderrechter op 17 januari 2023 uitspraak gedaan over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [kind01]. De zaak werd behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. S. Ben Ahmed, en vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West aanwezig waren. De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [kind01], die momenteel in een gezinshuis verblijft. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder in het verleden niet in staat is geweest om de kinderen te beschermen tegen geweld in de thuissituatie, wat heeft geleid tot de uithuisplaatsing van [kind01] en haar halfbroertjes. De GI heeft verzocht om verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing, omdat er zorgen zijn over de opvoedvaardigheden van de moeder en de veiligheid van de kinderen.
De kinderrechter heeft de argumenten van de GI en de moeder gehoord. De GI heeft benadrukt dat [kind01] veel heeft meegemaakt en dat er een persoonlijkheidsonderzoek noodzakelijk is om de ontwikkeling van het kind te volgen. De moeder heeft verweer gevoerd en aangegeven dat zij gemotiveerd is om voor haar kinderen te zorgen en dat zij samenwerkt met de jeugdbescherming. Ondanks de positieve ontwikkelingen in de situatie van de moeder, heeft de kinderrechter geconcludeerd dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van [kind01]. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 29 maart 2023, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en de schriftelijke vaststelling vond plaats op 7 februari 2023. De moeder heeft het recht om hoger beroep aan te tekenen tegen deze beschikking, wat binnen drie maanden na betekening moet gebeuren.