ECLI:NL:RBROT:2023:8686

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 september 2023
Publicatiedatum
18 september 2023
Zaaknummer
C/10/651725 / HA ZA 23-95
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige hinder door plaatsing dakkapel en erfdienstbaarheid van licht, lucht en zicht

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 september 2023 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [eiseres01] en [gedaagde01] over de plaatsing van een dakkapel. [eiseres01] vorderde dat de dakkapel van [gedaagde01] zou worden verwijderd, omdat deze volgens haar onrechtmatige hinder veroorzaakte bij het onderhoud van haar woning. De rechtbank oordeelde dat [eiseres01] niet voldoende had onderbouwd dat de dakkapel daadwerkelijk hinder veroorzaakte. De enkele omstandigheid dat het onderhoud moeilijker en duurder zou zijn, was niet voldoende om te concluderen dat er sprake was van onrechtmatige hinder. De rechtbank wees de vorderingen van [eiseres01] af en veroordeelde haar in de proceskosten.

Daarnaast vorderde [eiseres01] in reconventie dat er een erfdienstbaarheid van licht, lucht en zicht zou zijn ontstaan door verjaring. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een onafgebroken bezit van de erfdienstbaarheid van minimaal tien jaar, waardoor ook deze vordering werd afgewezen. De rechtbank concludeerde dat de gewijzigde situatie door de nieuwe dakkapel niet leidde tot de door [eiseres01] gevorderde verklaringen en dat de vorderingen in zowel conventie als reconventie werden afgewezen. De proceskosten werden aan [eiseres01] opgelegd, aangezien zij in het ongelijk was gesteld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/651725 / HA ZA 23-95
Vonnis van 13 september 2023
in de zaak van
[eiseres01],
wonende te [woonplaats01],
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. A.C. Turner te Hendrik-Ido-Ambacht,
tegen
[gedaagde01],
wonende te [woonplaats02],
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. M. Oudriss te Rotterdam.
Partijen zullen hierna [eiseres01] en [gedaagde01] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 6 januari 2023, met producties 1 t/m 5;
- de conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie, met producties 1 t/m 9;
- de brief van de rechtbank van 22 maart 2023 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de conclusie van antwoord in reconventie, met productie 6;
  • de door [gedaagde01] op 3 mei 2023 ingediende productie 10;
  • de mondelinge behandeling van 17 mei 2023 en de spreekaantekeningen van [gedaagde01] ;
  • de berichten van partijen van 11 juli 2023 en het e-mailbericht van de rechtbank aan partijen van 19 juli 2023 dat heden vonnis zal worden gewezen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres01] woont aan de [adres01] te [plaats01] . Naast haar, op [adres02] , woont [gedaagde01] . [gedaagde01] heeft in 2022 een nieuwe dakkapel op zijn woning geplaatst, vanwaar hij uitkijkt in de richting van de kopgevel (een blinde muur) van de woning van [eiseres01] .
2.2.
Op onderstaande foto’s is de situatie voor en na het plaatsen van de nieuwe dakkapel zichtbaar (de woning links op de foto is van [eiseres01] ; de woning rechts is van [gedaagde01] ):
situatie augustus 2017 situatie na plaatsing nieuwe dakkapel
2.3.
Het door [eiseres01] ingeschakelde bedrijf Bronmans Loodgieters heeft het volgende verklaard over de situatie:
“[…]
Op [adres02] is een nieuw dakvenster geplaatst dat wel erg dicht tegen de kopgevel van [adres01] staat.
Daarbij worden u de mogelijkheden ontnomen om de gevel,t.h.v.het dakvenster op de traditionele manier d.m.v.uithakken,voegen en inprechneren te onderhouden.
De rest van de kogevel is nu ook alleen maar met een hoogwerker te bereiken wat ook hoge kosten met zich mee brengt.
[…]”
2.4.
Bij brief van 23 juni 2022 heeft [eiseres01] [gedaagde01] aansprakelijk gesteld voor de schade die zij lijdt als gevolg van de geplaatste dakkapel, en vordert zij dat [gedaagde01] de dakkapel verwijdert.
2.5.
Partijen hebben nadien nog meer met elkaar gecorrespondeerd. Zij zijn niet onderling tot overeenstemming gekomen.
2.6.
Bij e-mail van 6 april 2023 en bij een ongedateerde e-mail hebben twee aannemers desgevraagd aan [gedaagde01] te kennen gegeven dat zij onderhoudswerkzaamheden kunnen uitvoeren aan de kopgevel van de woning van [eiseres01] . Voor zover thans van belang, luiden die e-mails respectievelijk als volgt:
“Ja dit kunnen wij wel uitvoeren.
- Steiger plaatsen.
- Voegen vervangen platvol door gestreken.
- Reinigen licht stralen en afspuiten.
- Impregneren op crème basis.
Het werk kunnen wij uitvoeren voor een bedrag van 3.800,- ex btw(21%)”
“Geachte [gedaagde01] ,
Dank voor uw aanvraag.
Wij hebben uw foto’s bekeken en kunnen u mededelen dat het mogelijk is om onderhoudswerkzaamheden uit te voeren aan de zijgevel.
Graag maken wij een afspraak voor een vrijblijvende offerte. […]”

3.Het geschil

in conventie

3.1.
[eiseres01] vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I.
primair:[gedaagde01] zal veroordelen tot verwijdering van de dakkapel op de woning aan de [adres02] te ( [postcode01] ) [plaats01] binnen acht weken na dit vonnis;
subsidiair:[gedaagde01] zal veroordelen tot het terugbrengen van de afmetingen van de dakkapel op de woning aan de [adres02] te ( [postcode01] ) [plaats01] tot een afstand van minstens 100 cm gemeten vanaf de dakgoot tussen het pand van [eiseres01] en het pand van [gedaagde01] binnen acht weken na dit vonnis;
II. de vordering sub I, primair dan wel subsidiair, zal toewijzen op straffe van verbeurte van een dwangsom aan de zijde van [gedaagde01] van € 500,00 per dag voor elke dag dat [gedaagde01] in gebreke blijft aan dit vonnis te voldoen;
III. voor recht zal verklaren dat [gedaagde01] aansprakelijk is voor de door [eiseres01] geleden en nog te lijden schade, nader op te maken bij staat;
IV. [gedaagde01] zal veroordelen in de proceskosten en de nakosten.
in reconventie
3.2.
[eiser01] vordert dat de rechtbank uitvoerbaar bij voorraad:
voor recht zal verklaren dat (door verjaring) ten behoeve van het perceel van [eiser01] (kadastraal bekend [perceel01] ) en ten laste van het perceel van [verweerster01] (kadastraal bekend [perceel02] ) een erfdienstbaarheid van licht, lucht en zicht is ontstaan, met dien verstande dat [verweerster01] en/of eventuele rechtsopvolgers daarvan geen gebouwen of werken of andere zaken mogen (laten) aanbrengen (anders dan de op dit moment aanwezige zijgevel) die [eiser01] en/of zijn rechtsopvolgers hinderen in het ongestoorde genot van deze erfdienstbaarheid;
[verweerster01] zal veroordelen tot volledige en onvoorwaardelijke medewerking, op eerste schriftelijke verzoek daartoe door [eiser01] en/of de door [eiser01] in te schakelen notaris, om de erfdienstbaarheid in te schrijven in de registers, op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag of keer dat de medewerking als gevorderd uitblijft, met een maximum van € 10.000,00;
[verweerster01] zal veroordelen tot betaling van de proceskosten en de nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na datum vonnis tot aan de dag der algehele voldoening.
in conventie en in reconventie
3.3.
Partijen voeren over en weer verweer. Op hun stellingen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie
Wijziging van de situatie door nieuwe dakkapel
4.1.
[eiseres01] baseert haar vorderingen op de stelling dat [gedaagde01] een nieuwe dakkapel heeft geplaatst die verder uitsteekt in de richting van de woning van [eiseres01] dan de oude dakkapel deed. Volgens [gedaagde01] is de nieuwe dakkapel even groot als de oude; hij betwist de stelling van [eiseres01] .
4.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat [gedaagde01] zijn oude dakkapel heeft vervangen voor een nieuwe. Er bestaat dan ook een situatie
vooren een situatie
naplaatsing van de nieuwe dakkapel. De rechtbank overweegt dat uit de foto’s zoals weergegeven onder 2.2 duidelijk blijkt dat de nieuwe dakkapel verder uitsteekt richting de kopgevel van de woning van [eiseres01] dan de oude dakkapel in de situatie voorafgaand aan de verbouwing. Dat de foto’s niet exact vanuit hetzelfde standpunt zijn gemaakt, doet daar niet aan af nu voldoende zichtbaar is dat de ruimte tussen de dakkapel en de muur van [eiseres01] is afgenomen. De verklaringen die [gedaagde01] in het geding heeft gebracht leiden niet tot een ander oordeel. Uit die verklaringen komt naar voren dat op de plaats van de nieuwe dakkapel altijd een dakkapel op het dak van [gedaagde01] heeft gezeten, maar niet dat die oude dakkapel per definitie even groot was als de nieuwe dakkapel. De rechtbank concludeert dat de situatie met het plaatsen van de nieuwe dakkapel is gewijzigd. De vraag is vervolgens of deze gewijzigde situatie hinder oplevert in de zin van de wet, aangezien dat de rechtsgrond is van de vorderingen van [eiseres01] .
Onrechtmatige hinder
4.3.
Op grond van artikel 5:37 Burgerlijk Wetboek (BW) mag een eigenaar van een erf niet in een mate of op een wijze die volgens artikel 6:162 BW onrechtmatig is, aan eigenaars van andere erven hinder toebrengen. Of het toebrengen van hinder onrechtmatig is, is blijkens vaste rechtspraak van de Hoge Raad afhankelijk van de aard, de ernst en de duur van de hinder en de daardoor veroorzaakte schade in verband met de verdere omstandigheden van het geval.
4.4.
Volgens [eiseres01] veroorzaakt de nieuwe dakkapel onrechtmatige hinder in de zin van voornoemde artikelen aangezien de dakkapel dermate ver uitsteekt dat het onmogelijk is om onderhoudswerkzaamheden aan de muur aan de kopgevel van haar woning uit te voeren. Ter onderbouwing hiervan verwijst [eiseres01] onder meer naar de verklaring van Bronmans Loodgieters, geciteerd onder 2.3. Deze stelling van [eiseres01] is door [gedaagde01] betwist. Hij heeft zijn betwisting onderbouwd met twee verklaringen van aannemers die desgevraagd hebben aangegeven in staat te zijn om onder de huidige omstandigheden onderhoudswerkzaamheden aan de gevel van [eiseres01] uit te voeren.
4.5.
De rechtbank is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat [gedaagde01] door het plaatsen van zijn nieuwe dakkapel vrijwel direct tegen de muur van [eiseres01] onrechtmatige hinder aan [eiseres01] toebrengt of heeft toegebracht. [eiseres01] heeft tegenover de gemotiveerde betwisting daarvan door [gedaagde01] niet voldoende onderbouwd dat het onderhoud van de zijgevel van haar woning door de uitstekende dakkapel van [gedaagde01]
onmogelijkis geworden. Uit de verklaring van Bronmans Loodgieters kan dit niet worden afgeleid. De enkele omstandigheid dat het uitvoeren van onderhoud aan de gevel van [eiseres01] door de nieuwe dakkapel van [gedaagde01] mogelijk (enigszins) moeilijker en daardoor (enigszins) duurder is geworden, is niet voldoende om de conclusie te dragen dat sprake is van onrechtmatige hinder op grond waarvan [gedaagde01] gehouden is zijn dakkapel te verwijderen of in te korten, zoals [eiseres01] heeft gevorderd. De rechtbank is van oordeel dat ook onvoldoende grond bestaat om de vordering van [eiseres01] toe te wijzen om voor recht te verklaren dat [gedaagde01] aansprakelijk is voor de schade die [eiseres01] lijdt of zal lijden (naar de rechtbank begrijpt:) door de plaatsing door [gedaagde01] van de nieuwe dakkapel vrijwel direct tegen de zijmuur van [eiseres01] . [eiseres01] heeft onvoldoende onderbouwd dat zij reeds schade heeft geleden of lijdt door de nieuwe dakkapel van [gedaagde01] . Dat [eiseres01] in de toekomst mogelijk meer kosten moet maken voor het plegen van onderhoud aan haar gevel doordat die gevel minder goed bereikbaar is door de plaatsing van de nieuwe dakkapel, vormt een onvoldoende rechtvaardiging voor het uitspreken van de gevorderde verklaring voor recht, aangezien [eiseres01] onvoldoende heeft onderbouwd en op dit moment ook onzeker is of en in welke mate zij meer kosten voor onderhoud als gevolg van de plaatsing van de nieuwe dakkapel door [gedaagde01] zou moeten maken. De vorderingen van [eiseres01] zullen dan ook worden afgewezen.
4.6.
Ten overvloede merkt de rechtbank nog het volgende op. [eiseres01] heeft aanvankelijk de stelling ingenomen dat het plaatsen van de dakkapel in strijd is met artikel 5:50 BW. Deze wettelijke bepaling kan haar echter niet baten. Op de voet van artikel 5:50 lid 2 BW kan [eiseres01] zich als nabuur immers niet verzetten tegen de aanwezigheid van de dakkapel indien het uitzicht niet verder reikt dan tot een binnen twee meter van de dakkapel zich bevindende muur. Die situatie doet zich in dit geval voor; de dakkapel is geplaatst bijna pal tegen een blinde muur. [eiseres01] heeft bovendien tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat zij geen last heeft van de dakkapel in de zin dat het een schending van haar privacy zou opleveren.
Proceskosten
4.7.
[eiseres01] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De wettelijke rente hierover zal worden toegewezen. De kosten van [gedaagde01] worden begroot op:
- griffierecht € 314,00
- salaris advocaat €
1.196,00(2 punten × tarief II)
Totaal € 1.510,00
in reconventie
Ontstaan erfdienstbaarheid
4.8.
Ingevolge artikel 5:72 BW kan een erfdienstbaarheid ontstaan door vestiging en door verjaring. Tussen partijen is niet in geschil dat er ten behoeve van het erf van [eiser01] en ten laste van het erf van [verweerster01] geen erfdienstbaarheid is gevestigd; [eiser01] stelt zich op het standpunt dat erfdienstbaarheid is ontstaan door verkrijgende dan wel bevrijdende verjaring. Verkrijgende verjaring ontstaat na tien jaar onafgebroken bezit te goeder trouw (artikel 3:99 BW), bevrijdende verjaring kent een termijn van twintig jaar.
4.9.
Voor een geslaagd beroep op verjaring dient [eiser01] dus minimaal tien jaar bezitter te zijn van de erfdienstbaarheid. Of er sprake is van bezit van een erfdienstbaarheid wordt beoordeeld naar de verkeersopvattingen (artikel 3:108 BW). In rechte staat vast (zoals overwogen in 4.2) dat met het plaatsen van de nieuwe dakkapel de situatie is gewijzigd. Ook staat vast dat de verbouwing in 2022 heeft plaatsgevonden. De rechtbank is van oordeel dat tegen die achtergrond geen sprake is van verjaring, nu geen sprake is van een onafgebroken bezit van erfdienstbaarheid van minimaal tien dan wel twintig jaar. De situatie is dusdanig gewijzigd dat van een onafgebroken bezit van erfdienstbaarheid van licht, lucht en zicht geen sprake is. De onder a. gevorderde verklaring voor recht wordt dientengevolge afgewezen. Ook de vordering onder b. wordt afgewezen nu, mede op grond van het voorgaande, een grondslag voor een dergelijke veroordeling tot medewerking ontbreekt.
Proceskosten
4.10.
[eiser01] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten van [verweerster01] in reconventie worden begroot op:
- salaris advocaat €
598,00(2 punten × 0,5 × tarief II)
Totaal € 598,00
in conventie en in reconventie
Proceskostenveroordelingen
4.11.
Dit vonnis wordt, voor zover het de proceskostenveroordelingen betreft, uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).
4.12.
Uit het arrest van de Hoge Raad van 10 juni 2022, gepubliceerd onder ECLI:NL:HR:2022:853, specifiek overweging 2.3, leidt de rechtbank af dat in dit vonnis geen aparte beslissing hoeft te worden genomen over nakosten en de wettelijke rente daarover.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiseres01] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde01] tot op heden begroot op € 1.510,00, te vermeerderen met wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van veertien dagen na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
in reconventie
5.3.
wijst de vorderingen af,
5.4.
veroordeelt [eiser01] in de proceskosten, aan de zijde van [verweerster01] tot op heden begroot op € 598,00,
in conventie en in reconventie
5.5.
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.E. Molenaar. Het is door de rolrechter ondertekend en in het openbaar uitgesproken op 13 september 2023.
3533/3152