ECLI:NL:RBROT:2023:868

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 januari 2023
Publicatiedatum
8 februari 2023
Zaaknummer
C/10/647132 / JE RK 22-2519
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van kinderen in het kader van jeugdbescherming

Op 17 januari 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van twee kinderen, [naam kind01] en [naam kind02]. De zaak werd behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. S. Ben Ahmed, en vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West aanwezig waren. De vader was niet verschenen. De kinderrechter heeft de ouders belast met het ouderlijk gezag over de kinderen, die momenteel in een pleeggezin en een gezinshuis verblijven. De machtiging tot uithuisplaatsing was eerder verlengd tot 29 januari 2023, en de GI verzocht om een verdere verlenging tot 29 maart 2023.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de kinderen getuige zijn geweest van geweld tussen hun ouders en dat de moeder hen niet adequaat heeft kunnen beschermen. Ondanks de positieve ontwikkeling van de moeder, die hard werkt aan haar herstel en openstaat voor hulpverlening, blijft er zorg over haar kwetsbaarheid en de opvoedvaardigheden. De kinderrechter oordeelde dat het noodzakelijk is om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen, om een veilige situatie voor de kinderen te waarborgen en hen de kans te geven om in een stabiele omgeving op te groeien. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de moeder heeft recht op een vaste omgangsregeling met haar kinderen.

De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing van beide kinderen verlengd tot 29 maart 2023, met de mogelijkheid om de situatie opnieuw te evalueren. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met een schriftelijke vaststelling op 7 februari 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Jeugdrecht
Zaaknummer: C/10/647132 / JE RK 22-2519
Datum uitspraak: 17 januari 2023
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west,

gevestigd te Dordrecht, hierna te noemen: de GI,
betreffende

[naam kind01] , geboren op [geboortedatum01] 2015 te [geboorteplaats01] ,

hierna te noemen: [naam kind01] ,

[naam kind02] , geboren op [geboortedatum02] 2016 te [geboorteplaats02] ,

hierna te noemen: [naam kind02] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam01] ,

hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats01] ,
advocaat: mr. S. Ben Ahmed, te Rotterdam,

[naam02] ,

hierna te noemen: de vader, wonende te [woonplaats02] .

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de GI van
2 november 2022.
Op 17 januari 2023 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door mr. S. Ben Ahmed;
- [naam03] en [naam04] namens de GI;
- [naam05] vanuit Mutatio Zorg als informant.
Opgeroepen en niet verschenen is de vader.
Het verzoek is gelijktijdig behandeld met het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van [naam06] , de halfzus van [naam kind01] en [naam kind02] , ingeschreven onder het zaaknummer: C/10/647121 / JE RK 22-2514. In beide zaken is afzonderlijk beschikking gegeven.

De feiten

De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [naam kind01] en [naam kind02] .
[naam kind01] verblijft in een pleeggezin. [naam kind02] verblijft in een gezinshuis.
[naam06] verblijft in een gezinshuis.
Bij beschikking van 29 maart 2022 zijn [naam kind01] en [naam kind02] onder toezicht gesteld tot 29 maart
2023.
Bij beschikking van 20 december 2022 is de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind01] in een voorziening voor pleegzorg en van [naam kind02] in een gezinshuis verlengd tot 29 januari 2023. De beslissing op het verzoek is voor het overige aangehouden.

Het aangehouden verzoek

De GI heeft verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind01] in een voorziening voor pleegzorg en van [naam kind02] in een gezinsgerichte voorziening te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Dit gaat om de periode tot 29 maart 2023.

De standpunten

De GI
De GI heeft het verzoek gehandhaafd en als volgt toegelicht. In de afgelopen periode, waarin er rust, structuur en regelmaat voor de kinderen is ontstaan, worden er gedragsproblemen gezien. Zo wordt er bij [naam kind02] veel boosheid gezien. Een persoonlijkheidsonderzoek (hierna: PO) bij [naam kind01] en [naam kind02] is noodzakelijk om zicht te krijgen op hun ontwikkeling en welke hulpverlening passend is. Daarnaast vindt er over twee weken een intake voor het NIKA-traject plaats om zicht te krijgen op de hechtingsrelatie tussen de moeder en de kinderen. Het PO van de moeder wordt binnenkort afgerond. In de komende periode moet gekeken worden hoe toe te werken naar een thuisplaatsing. De uitkomsten van het PO en het NIKA-traject zijn hierbij belangrijk. Het is van belang om zorgvuldig te werk te gaan.
Op dit moment ziet de moeder de kinderen wekelijks twee uur bij het pleeggezin en het gezinshuis. Daarnaast zijn er belmomenten. Verder wordt er in overleg met alle pleegouders een plan gemaakt over het contact tussen de kinderen onderling. De GI begrijpt de wens van de moeder om de omgang in de thuissituatie te laten plaatsvinden, maar hiervoor zijn de uitkomsten van het PO noodzakelijk. Het is van belang om te weten wat de kinderen nodig hebben en hoe de moeder hiermee moet omgaan. Mogelijk kan de omgang met alle kinderen tegelijk eerst plaatsvinden op een neutrale plek. Volgende week zal hierover een gesprek met alle partijen plaatsvinden.
De moeder
Door en namens de moeder is verweer gevoerd tegen het verzoek. Primair is verzocht het verzoek af te wijzen. De moeder wil het liefst dat de kinderen zo snel mogelijk terug naar huis komen. De moeder heeft hard gewerkt en laten zien dat zij gemotiveerd is. Zij houdt zich aan de afspraken en er is sprake van een samenwerking met de jeugdbescherming. Daarnaast zijn het PO en de VERS-training afgerond. Uit het PO blijkt dat er geen sprake is van een licht verstandelijke beperking. De moeder is leerbaar. De moeder is op dit moment weer krachtig genoeg om voor haar kinderen te zorgen. De moeder begrijpt dat diagnostiek en hulpverlening moet worden ingezet, maar dat kan ook wanneer de kinderen thuis zijn. Daarbij komt dat het gedrag van de kinderen ook kan voortkomen uit de onzekerheid en het gemis van contact met elkaar en hun zus. Verder is de ex-partner [naam07] met een verplichte forensische zorgtitel opgenomen. Dat geeft de moeder rust. Ook houdt de moeder andere mannen op afstand.
Subsidiair is verzocht om de omgang met de kinderen uit te breiden, zodat toegewerkt kan worden naar een thuisplaatsing. Ook is het belangrijk dat de kinderen elkaar onderling zien. Het is van belang om te observeren hoe de omgang verloopt met alle kinderen tegelijk. Op de vorige zitting is dit aan de moeder beloofd, maar daar wordt op dit moment te weinig aandacht aan besteedt. De moeder voelt zich op dit moment niet serieus genomen. Elke keer is er weer een andere reden waarom de kinderen niet thuis kunnen komen.
Informatie vanuit Mutatio Zorg
De hulpverlener vanuit Mutatio Zorg heeft het volgende naar voren gebracht. Sinds de uithuisplaatsing van de kinderen is Mutatio Zorg betrokken. Op dat moment was de situatie onveilig omdat [naam07] nog niet was aangehouden of opgenomen. Er werd intensief begeleiding voor de moeder ingezet. Ruim vijf uur week. Later is daar de samenwerking met De Hoop bij gekomen. De hulpvraag van de moeder ziet op alle leefgebieden. Het doel van Mutatio Zorg was om de juiste hulpverlening in te zetten. Dat loopt inmiddels. In de komende periode zal Mutatio Zorg de moeder blijven begeleiden.

De beoordeling

Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind01] en [naam kind02] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek).
[naam kind01] en [naam kind02] zijn getuige geweest van verbaal en fysiek geweld tussen de moeder en hun vader. Ook de vader van hun zus [naam06] was gewelddadig. Haar laatste partner, [naam07] , was dusdanig gewelddadig en dwingend dat de moeder met de kinderen heeft moeten onderduiken. In mei 2022 zijn zij als gevolg hiervan met spoed uit huis geplaatst. De moeder heeft haar kinderen hier bij herhaling niet tegen kunnen beschermen. Zij is kwetsbaar op alle leefgebieden. In de afgelopen periode wordt een positieve ontwikkeling gezien. De moeder werkt hard, staat open voor hulpverlening en is hiervoor gemotiveerd. Zij ontvangt ambulante begeleiding van Mutatio Zorg, De Hoop is recent gestart en VERS-training gericht op emotie-regulatie is positief afgerond. De ex-partner [naam07] is met een verplichte forensische zorgtitel opgenomen en er zijn veiligheidsafspraken gemaakt voor als hij vrij komt. Ondanks dat de moeder positieve stappen zet, komt de moeder van heel ver. De moeder is op dit moment nog kwetsbaar. Ook blijven echter zorgen over de weerbaarheid van de moeder tegenover (gewelddadige) mannen. De moeder heeft afgelopen zomer weer een vervelende grensoverschrijdende ervaring gehad met een vriend. Het is van belang dat er sprake is van een duurzaam veilige situatie voor de kinderen. Dit kost tijd.
Ook is op dit moment is niet duidelijk of de moeder over voldoende opvoedvaardigheden beschikt om voor de kinderen te zorgen of daarvoor extra hulp nodig heeft. [naam kind01] en [naam kind02] verblijven apart van elkaar in een pleeggezin en gezinshuis. Bij [naam kind01] wordt onder andere gezien dat hij een korte spanningsboog heeft, over grenzen heen gaat en dat hij veel begeleiding en aansturing nodig heeft. Bij [naam kind01] wordt onder andere veel boosheid gezien, dat hij al dan niet bewust in bed plast en over grenzen van anderen heen gaat. De uitkomsten van het persoonlijkheidsonderzoek van de moeder zijn nog niet definitief. De voorlopige conclusie is wel dat de moeder niet verstandelijk is beperkt, dat is in ieder geval goed nieuws. Er dient zorgvuldig toegewerkt te worden naar een thuisplaatsing van de kinderen, om te voorkomen dat de kinderen opnieuw uit huis worden geplaatst.
Er is een vaste omgangsregeling afgesproken tussen de moeder en [naam kind01] en [naam kind02] . De moeder ziet haar kinderen elke week twee uur apart van elkaar. Er staat een gesprek gepland tussen de moeder, de GI en de pleegouders om te kijken of en op welke manier de omgang kan worden uitgebreid, waarbij de kinderen ook onderling contact hebben. De moeder heeft gezegd dat pleegouders het geen probleem vinden als zij langer blijft om contact te hebben met haar kind. Hier moet naar gekeken worden.
De kinderrechter is gelet op het voorgaande van oordeel dat een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing de komende periode nog noodzakelijk is. De kinderrechter zal daarom het verzoek toewijzen voord de duur van de ondertoezichtstelling.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind01] in een voorziening voor pleegzorg tot 29 maart 2023;
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind02] in een gezinshuis tot 29 maart 2023;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 17 januari 2023 door mr. T. van den Akker, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. W.A. Graven, als griffier.
Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 7 februari 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.