ECLI:NL:RBROT:2023:8634

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 september 2023
Publicatiedatum
18 september 2023
Zaaknummer
10021616 CV EXPL 22-23022 (hoofdzaak) en 10268760 CV EXPL 23-237 (vrijwaringszaak)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betalingsachterstand huurkoop en vrijwaring zonder schriftelijke ingebrekestelling

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een betalingsachterstand in een huurkoopovereenkomst tussen BMW Financial Services Nederland B.V. en een gedaagde, die handelt onder een handelsnaam. De gedaagde heeft een auto in huurkoop verworven, maar is gestopt met het betalen van de maandelijkse termijnen. BMW heeft de auto teruggenomen en de overeenkomst ontbonden. BMW vordert nu betaling van een bedrag van € 16.115,47, bestaande uit de restant huurkoopsom, buitengerechtelijke kosten en contractuele rente. De kantonrechter oordeelt dat de gedaagde het gevorderde bedrag moet betalen, omdat hij de juistheid van de door BMW ingediende bedragen niet voldoende heeft betwist. De gedaagde heeft ook aangevoerd dat de leaseauto gebreken vertoonde, maar dit wordt niet relevant geacht in de relatie tussen hem en BMW, aangezien de overeenkomst bepaalt dat alleen de dealer aansprakelijk kan worden gesteld voor verborgen gebreken.

In de vrijwaringszaak vordert een eiser, die ook onder een handelsnaam handelt, schadevergoeding van Automotive Noord B.V. wegens non-conformiteit van de auto. De kantonrechter wijst deze vordering af, omdat de eiser niet voldoende heeft aangetoond dat hij Automotive Noord in gebreke heeft gesteld. De kantonrechter concludeert dat Automotive Noord niet in verzuim is geraakt en dat er geen reden is om hen te veroordelen tot betaling van de gevorderde schade. Beide partijen worden veroordeeld in de proceskosten van de tegenpartij.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummers : 10021616 CV EXPL 22-23022 (hoofdzaak) en 10268760 CV EXPL 23-237 (vrijwaringszaak)
datum uitspraak: 1 september 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de (hoofd)zaak van
BMW Financial Services Nederland B.V.,
statutair gevestigd te Breda en kantoorhoudende te Rijswijk,
eiseres,
gemachtigde: mr. H.J.M. Hofman (Jongejan Wisseborn Gerechtsdeurwaarders),
tegen
[gedaagde], die handelt onder de naam [handelsnaam],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
gemachtigde: mr. J. Dekker,
en in de (vrijwarings)zaak van
[eiser], die handelt onder de naam [handelsnaam],
wonende te [woonplaats],
eiser,
gemachtigde: mr. J. Dekker,
tegen
Automotive Noord B.V.,
gevestigd te Nieuwe Pekela,
gedaagde,
gemachtigde: mr. G. Meijer,
De partijen worden hierna ‘BMW, ‘[gedaagde]’ en ‘Automotive Noord’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken in de hoofdzaak:
  • de dagvaarding van 25 juli 2022, met producties;
  • de incidentele conclusie van [gedaagde] tot oproeping in vrijwaring, met producties;
  • de conclusie van antwoord in het vrijwaringsincident;
  • het vonnis in het vrijwaringsincident van 9 december 2022;
  • de brief van de rechtbank van 20 maart 2023 waarin een mondelinge behandeling is bepaald.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken in de vrijwaringszaak:
  • de dagvaarding van 28 december 2022, met producties;
  • de conclusie van antwoord met productie;
  • de brief van de rechtbank van 20 maart 2023 waarin een mondelinge behandeling is bepaald.
1.2.
Op 30 juni 2023 zijn de hoofdzaak en vrijwaringszaak gelijktijdig tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij waren aanwezig namens BMW de gemachtigde mr. Hofman en namens [gedaagde] de gemachtigde mr. Dekker. Mr. Dekker heeft [gedaagde] tijdens de zitting gebeld en hem op de speaker gezet. Namens Automotive Noord waren aanwezig [naam] (verkoopleider Automotive Noord) en de gemachtigde mr. Meijer.

2.De beoordeling

Wat gaat het om?
2.1.
Tussen BMW, [gedaagde] en Automotive Noord is op 20 april 2019 een financial lease overeenkomst gesloten (hierna: de Overeenkomst). Op de Overeenkomst zijn algemene voorwaarden van toepassing. [gedaagde] is de Overeenkomst aangegaan in het kader van de uitoefening van zijn bedrijf en heeft niet als consument gehandeld. De kern van de Overeenkomst is dat [gedaagde] een auto in huurkoop heeft verworven en dat hij zich tegenover BMW heeft verbonden om de aanschafprijs en een kredietvergoeding van in totaal (60 maandtermijnen van € 292,09 =) € 17.525,40 te betalen. De auto is aangeschaft bij Automotive Noord. Er is een betalingsachterstand ontstaan, omdat [gedaagde] is gestopt met de maandelijkse betalingen aan BMW. BMW heeft [gedaagde] verschillende keren aangemaand tot betaling van de achterstand en hem in gebreke gesteld. Omdat niets meer door [gedaagde] werd betaald, heeft BMW de auto terug genomen. De Overeenkomst is daardoor ontbonden (artikel 7:90 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek, hierna: BW).
In de hoofdzaak
Wat wil BMW?
2.2.
BMW is vervolgens een procedure gestart tegen [gedaagde]. BMW vordert betaling van € 16.115,47. Zij stelt schade te hebben geleden, bestaande uit de restant huurkoopsom (€ 14.403,24), € 1.112,03 aan buitengerechtelijke kosten (inclusief BTW) en € 600,20 aan contractuele rente van 24 maart 2022 tot 20 juli 2022. Over het bedrag van € 16.115,47 vordert BMW 13% rente per jaar vanaf 21 juli 2022. BMW wil ook dat [gedaagde] de proceskosten betaalt.
Het standpunt van [gedaagde]
2.3.
heeft aangevoerd dat de leaseauto gebreken had.
[gedaagde] moet het bedrag van € 14.403,24 aan BMW betalen
2.4.
BMW beroept zich op artikel 8 van haar algemene voorwaarden. Dat beroep slaagt. Op grond van dat artikel mocht BMW na de ontbinding van de Overeenkomst de auto terugnemen en kon zij aanspraak maken op het gehele (restant) kredietbedrag. De netto-opbrengst van de auto komt hierop in mindering (artikel 8.3 algemene voorwaarden). Het gaat hier om contractuele schadevergoeding.
2.5.
Uit productie 4 bij de dagvaarding blijkt dat de auto na de ontbinding van de Overeenkomst door BMW is verkocht voor € 1.742,92 en dat BMW dit bedrag in mindering heeft gebracht op het bedrag van € 17.525,40. BMW heeft – zo volgt uit productie 4 – daarop ook de al door [gedaagde] betaalde bedragen (van – in totaal – € 1.281,43) en een rente restitutie van € 97,81 in mindering gebracht. Met inachtneming hiervan vordert zij een schadebedrag van € 14.403,24.
2.6.
[gedaagde] heeft de juistheid van de bedragen die BMW in mindering heeft gebracht niet (voldoende concreet) betwist zodat de kantonrechter dit tot uitgangspunt neemt. Dat leidt tot het oordeel dat [gedaagde] het door BMW gevorderde schadebedrag van € 14.403,24 moet betalen. Dat de auto mogelijk gebreken had, is in de relatie tussen [gedaagde] en BMW niet van belang. BMW heeft immers onbetwist gesteld dat in artikel 9.1 van de overeenkomst staat dat voor (onder meer) verborgen gebreken alleen de dealer aansprakelijk gesteld kan worden. Dat is in dit geval Automotive Noord. In artikel 10.2 van de algemene voorwaarden is een vergelijkbare bepaling opgenomen. De stelling dat de auto gebreken had, kan er daarom niet toe leiden dat [gedaagde] BMW niet hoeft te betalen.
[gedaagde] moet contractuele rente betalen
2.7.
BWM heeft onder verwijzing naar artikel 5 van de algemene voorwaarden gesteld dat [gedaagde] 13% contractuele rente per jaar over de hoofdsom (het openstaande saldo vanaf 24 maart 2022) verschuldigd is. Dit is door [gedaagde] niet (voldoende gemotiveerd) betwist. De gevorderde contractuele rente van 13% over de hoofdsom wordt daarom toegewezen zoals in het dictum vermeld.
[gedaagde] moet buitengerechtelijke incassokosten betalen
2.8.
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten van € 1.112,03 inclusief BTW worden ook toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen (artikel 6:96 BW). De gevorderde contractuele rente hierover wordt afgewezen, omdat niet gesteld of gebleken is dat BMW met [gedaagde] heeft afgesproken dat over de buitengerechtelijke kosten de contractuele rente verschuldigd is. In de dagvaarding stelt BWM dat [gedaagde] ‘13% contractuele rente per jaar is verschuldigd over het openstaande saldo vanaf 24 maart 2022’. Hieruit kan niet (zonder meer) worden afgeleid dat dit ook geldt voor de buitengerechtelijke incassokosten. Wel zal in plaats van contractuele rente over de buitengerechtelijke incassokosten de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW worden toegewezen. De wettelijke rente wordt toegewezen vanaf de dag van de dagvaarding, nu niet gesteld of gebleken is dat [gedaagde] met betrekking tot de betaling van de buitengerechtelijke incassokosten eerder in verzuim is geraakt.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
2.9.
[gedaagde] krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van BMW tot vandaag vast op € 135,71 aan dagvaardingskosten, € 1.384,00 aan griffierecht en € 792,00 aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 396,00). Dit is totaal € 2.311,71. Voor kosten die BMW maakt na deze uitspraak moet [gedaagde] ook een bedrag betalen van € 132,00. Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist (ECLI:NL:HR:2022:853).
Uitvoerbaarheid bij voorraad
2.10.
Het vonnis wordt, voor wat betreft de veroordelingen in de hoofdzaak, uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis in zoverre direct kan worden uitgevoerd, ook al wordt er hoger beroep ingesteld.
In de vrijwaringszaak
Wat wil [eiser]?
2.11.
[eiser] stelt dat hij op 29 juni 2019 de auto heeft laten controleren door een bedrijf genaamd Ames Autobedrijf en dat toen is gebleken dat de cilinderkop defect is. Volgens [eiser] heeft hij verschillende keren contact gezocht met Automotive Noord maar heeft hij niets van Automotive Noord vernomen. Volgens [eiser] is sprake van non-conformiteit van de auto. [eiser] vordert voor recht te verklaren dat Automotive Noord een zaak heeft geleverd die niet aan de overeenkomst beantwoordt en daardoor tekort is geschoten in de nakoming van haar verbintenis. Daarnaast vordert [eiser] Automotive Noord te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding van € 16.115,47 met rente en buitengerechtelijke incassokosten aan [eiser] en om Automotive Noord te veroordelen in de proceskosten.
Het standpunt van Automotive Noord
2.12.
Automotive Noord vindt dat de vordering van [eiser] moet worden afgewezen en dat [eiser] de proceskosten moet betalen. Automotive Noord heeft na de levering van de auto aan [eiser] helemaal niets meer van hem vernomen. Pas toen zij bijna vier jaar na verkoop van de auto een dagvaarding ontving, heeft zij voor het eerst kennis genomen van het standpunt van [eiser] dat de auto volgens hem gebreken vertoonde. Als Automotive Noord zou hebben vastgesteld dat de cilinderkop kapot was gegaan binnen de garantietermijn, dan was deze gerepareerd. De kosten hiervoor zouden beperkt zijn gebleven tot een bedrag van maximaal € 2.500,00. Volgens Automotive Noord is een kapotte cilinderkop niet een zodanig gebrek dat dit zou moeten leiden tot de conclusie dat de auto niet aan de overeenkomst beantwoordt.
De vorderingen van [eiser] worden afgewezen
2.13.
De kantonrechter wijst de vorderingen van [eiser] af en zal uitleggen hoe zij tot dit oordeel komt.
2.14.
De vordering van [eiser] is – zo begrijpt de kantonrechter – gebaseerd op de stelling dat [eiser] schade lijdt als gevolg van een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst door Automotive Noord (art. 6:74 BW). Ervan uitgaande dat het - zoals [eiser] stelt - klopt dat sprake was van een kapotte cilinderkop, dan had [eiser] Automotive Noord daarvan op de hoogte moeten stellen en Automotive Noord een termijn moeten geven voor het herstellen daarvan. Anders gezegd, [eiser] had Automotive Noord in gebreke moeten stellen (art. 6:81 BW e.v.). [eiser] heeft in de dagvaarding weliswaar gesteld dat hij brieven naar Automotive Noord heeft gestuurd, maar Automotive Noord heeft de ontvangst daarvan betwist. [eiser] heeft verder niet onderbouwd dat hij brieven naar Automotive Noord heeft gestuurd. De omstandigheid dat [eiser], zoals ter zitting is verklaard, niet meer kan nagaan of de brieven aangetekend zijn verstuurd omdat zijn voormalig belangenbehartiger twee maanden geleden is overleden, komt voor zijn rekening en risico. Daarbij weegt mee dat die informatie al veel eerder had kunnen worden opgevraagd; [eiser] wordt immers in deze procedure al geruime tijd bijgestaan door zijn huidige gemachtigde. Daarom wordt als vaststaand aangenomen dat geen sprake is geweest van een schriftelijke ingebrekestelling. [eiser] heeft (voor het eerst op de zitting) nog gesteld dat in juni 2019 telefonisch contact is geweest met Automotive Noord. Nu [eiser] echter tegenover de betwisting van deze stelling door Automotive Noord heeft nagelaten concreet toe te lichten wanneer en met wie hij in juni 2019 heeft gesproken en wat er toen precies door Automotive Noord is gezegd, gaat de kantonrechter hier aan voorbij.
2.15.
Kortom, de kantonrechter is van oordeel dat onvoldoende is onderbouwd dat Automotive Noord deugdelijk in gebreke is gesteld. Daardoor is Automotive Noord niet in verzuim komen te verkeren. Dat betekent dat er – alleen al hierom – geen reden is om Automotive Noord te veroordelen tot betaling van de door [eiser] gestelde schade. Ook de nevenvorderingen worden afgewezen. Voor toewijzing van de verklaring voor recht is evenmin reden nu niet gesteld of gebleken is welk belang [eiser] daarbij heeft naast de afwijzing van zijn schadevordering.
2.16.
De overige stellingen van partijen leiden niet tot een ander oordeel en kunnen dan ook onbesproken blijven.
[eiser] moet de proceskosten betalen
2.17.
[eiser] krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van Automotive Noord tot vandaag vast op € 792,00 aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 396,00). Voor kosten die Automotive Noord maakt na deze uitspraak moet [eiser] ook een bedrag betalen van € 132,00. Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist (ECLI:NL:HR:2022:853).

3.De beslissing

De kantonrechter:
in de hoofdzaak
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan BMW te betalen € 14.403,24, vermeerderd met de contractuele rente van 13% over dit bedrag vanaf 24 maart 2022 tot de dag der algehele voldoening;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan BMW te betalen € 1.112,03 (inclusief BTW) aan buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 25 juli 2022;
3.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van BMW tot vandaag worden vastgesteld op € 2.311,71;
3.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
wijst al het andere af;
in de vrijwaringszaak
3.6.
wijst de vorderingen van [eiser] af;
3.7.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, die aan de kant van Automotive Noord tot vandaag worden vastgesteld op € 792,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. van Kalmthout en in het openbaar uitgesproken.
44483