In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 31 augustus 2023, wordt het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van 21 februari 2023 behandeld. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, wat betekent dat het niet in behandeling wordt genomen. Dit besluit is gebaseerd op artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat de rechtbank in staat stelt om zonder zitting uitspraak te doen. De reden voor de niet-ontvankelijkheid is dat eiser, die wordt aangeduid als veelprocedeerder, misbruik van recht heeft gemaakt. Hierdoor wordt hem geen ontheffing van het griffierecht verleend, wat betekent dat hij in verzuim is om het verschuldigde griffierecht te voldoen. De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak in een procedure tussen dezelfde partijen (ECLI:NL:RVS:2019:1652) ter onderbouwing van haar beslissing. Daarnaast is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. A.P. Hameete, rechter, in aanwezigheid van L. van Zuijlekom, griffier, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum. Partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.