ECLI:NL:RBROT:2023:8303

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 april 2023
Publicatiedatum
12 september 2023
Zaaknummer
ROT 21/5820
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van Ziektewet-uitkering na eerstejaars ZW-beoordeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 17 april 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, vertegenwoordigd door mr. R. Kuijer, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, vertegenwoordigd door mr. S. Roodenburg. De zaak betreft de beëindiging van de Ziektewet-uitkering van de eiser per 7 februari 2021, na een eerstejaars ZW-beoordeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser, die als constructieschilder werkte, op 19 augustus 2019 uitviel door rugklachten en kortademigheid. De rechtbank heeft de besluitvorming van de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige beoordeeld en geconcludeerd dat de medische beoordeling zorgvuldig is uitgevoerd. De rechtbank oordeelt dat de eiser niet volledig arbeidsongeschikt is en dat de door de arbeidsdeskundige geselecteerde functies geschikt zijn. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt geen griffierecht terug en geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 21/5820

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 april 2023 in de zaak tussen

[naam eiser], te [plaatsnaam], eiser,

gemachtigde: mr. R. Kuijer.
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder,
gemachtigde: mr. S. Roodenburg.

Procesverloop

Bij besluit van 6 januari 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de uitkering van eiser op grond van de Ziektewet (ZW) per 7 februari 2021 beëindigd.
Bij besluit van 13 oktober 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 9 januari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

Inleiding
1. Eiser is voor het laatst als uitzendkracht zonder uitzendbeding werkzaam geweest als constructieschilder voor (gemiddeld) 36,17 uur per week. Op 19 augustus 2019 is hij met rugklachten en kortademigheid uitgevallen voor dat werk. Zijn dienstverband is op 25 november 2019 geëindigd. Verweerder heeft eiser per die datum in aanmerking gebracht voor een ZW-uitkering.
Besluitvorming
2.1.
In het kader van de eerstejaars ZW-beoordeling (EZWb) heeft een arts van verweerder eiser op 15 juli 2020 op het spreekuur gezien. In het rapport van 20 juli 2020 heeft de arts geconcludeerd dat eiser verminderde benutbare mogelijkheden heeft voor het kunnen verrichten van arbeid, als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek. Ten behoeve van de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid heeft de arts op 20 juli 2020 een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) opgesteld. Daarin zijn beperkingen aangegeven ten aanzien van aanpassing aan fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen en statische houdingen.
2.2.
De arbeidsdeskundige heeft vervolgens met inachtneming van de mogelijkheden en beperkingen geconcludeerd dat eiser niet meer in staat is het eigen werk als constructieschilder te verrichten. Wel heeft de arbeidsdeskundige met inachtneming van de mogelijkheden en beperkingen van eiser een aantal gangbare functies geduid. Op basis van die functies heeft eiseres een verdiencapaciteit van meer dan 65%, namelijk 100%.
2.3.
Vervolgens heeft verweerder het primaire besluit genomen.
3.1.
In het kader van de heroverweging in bezwaar heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in het rapport van 6 oktober 2021 geconcludeerd dat er geen reden is om te twijfelen aan de door de primaire arts vastgestelde beperkingen in de FML. Van een medische volledige arbeidsongeschiktheid volgens het Schattingsbesluit (het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten) kan geen sprake zijn omdat eiser niet terminaal ziek, opgenomen, bedlegerig of ADL-afhankelijk (ADL: algemene dagelijkse levensverrichtingen) is en er ook psychisch geen onvermogen tot functioneren is.
Daarom werd een FML opgemaakt waarin rekening is gehouden met de klachten en ervaren beperkingen voor zover deze medisch objectiveerbaar zijn. Eiser klaagt over rug-/borstpijn ter plaatse van de littekens van puncties en na een longoperatie rechts in 2019 en over benauwdheid bij inspanning doordat zijn totale longomvang kleiner is wegens aanwezigheid van pleuravocht. Hij werd in 2019 in Turkije geopereerd aan zijn rechter pleura (longvlies) waar verdikkingen werden verwijderd. In september 2020 werd in Nederland op een thoraxfoto geconstateerd dat rechts de vochthoeveelheid ten opzichte van 2019 wat was afgenomen maar dat er links nu ook pleuravocht was. Eiser heeft dat vocht links in Turkije laten verwijderen via een punctie op 17 november 2020. Dat staat in een brief van een arts van 27 november 2020 uit Turkije
.Over rechts wordt niets vermeld en ook zijn er geen overwegingen over het verdere beleid. Uit de informatie van de arts uit Turkije blijkt dus geen tweede operatie, maar een punctie van de borstholte om het vocht links (een relatief kleine hoeveelheid) af te tappen. Dat is een ingreep die in Nederland poliklinisch wordt verricht. Er ontbreekt informatie / overwegingen over de diagnose en over het verdere beleid. De longarts in Nederland gaf destijds aan dat eiser in goede doen is. Dat wordt ook thans niet weersproken in de beschikbare gegevens uit Turkije, de medische onderzoeksgegevens van de primaire arts, de aanvullende gegevens van de hoorzitting en de informatie van de huisarts. Er wordt geen kortademigheid vermeld en eiser voelt zich kennelijk in dat kader ook niet belemmerd om dagelijks enkele sigaretten te roken. Dat hij na de longpunctie eind 2020 nog bij de longarts zou zijn geweest, is bij de huisarts niet bekend. Er is wel een thoraxfoto van september 2020 van vóór de longpunctie in Turkije, waarbij een consult bij de longarts wordt geadviseerd.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep merkt op dat aanwezig pleuravocht een verminderde totale longomvang veroorzaakt waardoor de totale longfunctiecapaciteit minder wordt. Er is echter overcapaciteit van longweefsel zodat met 1 long goed te leven valt en dus ook met, (volgens eiser) anderhalve long. Alleen zware inspanningen, zoals ook aangegeven in de FML, zijn beperkt. De hoofdpijn waar eiser sinds vier maanden over klaagt is niet bekend bij de huisarts en geeft geen aanleiding voor extra arbeidsbeperkingen.
3.2.
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft vervolgens in het rapport van 13 oktober 2021 geconcludeerd dat het maatmanloon gecorrigeerd moeten worden. Ook heeft hij geconcludeerd dat één van de eerder geselecteerde functies vervalt, maar dat er voldoende functies resteren om de schatting op te baseren. De correctie van het maatmanloon heeft geleid tot een verdiencapaciteit voor eiser van 99,83%, zodat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep de conclusie van de arbeidsdeskundige heeft onderschreven dat eiser meer dan 65% van het maatmaninkomen kan verdienen.
3.3.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder vervolgens het primaire besluit gehandhaafd.
Standpunt partijen
4.1.
Eiser voert in beroep aan dat zijn beperkingen zijn onderschat. Hij wijst erop dat hij door problemen met zijn longen nauwelijks lucht krijgt en bijzonder kortademig is. Zijn rechterlong is vrijwel geheel verdwenen, hetzelfde dreigt voor de andere long. Verder heeft hij ernstig last van zijn rug en borst. Eiser acht zich niet in staat enige arbeid te verrichten. Eiseres stelt dat verweerder had moeten informeren bij zijn behandelaars. Zeker nu eiser na 20 juni 2020 nooit meer bij verweerder is geweest en nooit meer door of namens verweerder is onderzocht. Het contact is na 20 juni 2020 (lees: 15 juli 2020) beperkt gebleven tot een kort telefoongesprekje op 5 januari 2021. Tijdens dit gesprekje is hem niet gevraagd hoe het met hem ging, is er geen enkele medische vraag gesteld en werd duidelijk dat niet bekend was dat eiser op 17 november 2020 geopereerd was. Eiser is niet duidelijk (gemaakt) op grond van welk onderzoek het primaire besluit is genomen. Hij maakt uitdrukkelijk bezwaar tegen het doen van onderzoek en het trekken van verregaande conclusies zonder dat hij daadwerkelijk is gezien en daadwerkelijk fysiek is onderzocht. Eiser heeft in beroep twee recente oproepen voor het ziekenhuis overgelegd.
Ter zitting heeft de gemachtigde van eiser er op gewezen dat verweerder eiser per 5 januari 2022 een ZW-uitkering heeft toegekend en dat eiser dus maar een paar maanden geen ZW-uitkering heeft ontvangen terwijl de situatie in die periode niet is veranderd.
4.2.
Verweerder ziet in wat eiser in beroep heeft aangevoerd geen reden om een ander standpunt in te nemen
Wettelijk kader
5.1.
Op grond van artikel 19aa, eerste lid, van de ZW, voor zover hier van belang, heeft de verzekerde die geen werkgever heeft, nadat na de eerste dag van de ongeschiktheid tot werken een tijdvak van 52 weken van ongeschiktheid tot werken is verstreken, recht op ziekengeld indien de verzekerde (a) ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid en (b) wegens een rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur. Op grond van het tweede lid van dit artikel heeft de verzekerde, indien hij in staat is om meer dan 65% van het maatmaninkomen per uur te verdienen, recht op ziekengeld tot een maand na de dag waarop hij hiertoe in staat is geacht.
5.2.
In het Schattingsbesluit zijn regels gesteld voor de beoordeling van het percentage van het maatmaninkomen dat de verzekerde kan verdienen.
6. Ter beoordeling staat of verweerder terecht eiser in staat acht om met gangbare arbeid ten minste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Oordeel rechtbank
7.1.
De primaire arts heeft het dossier van eiser bestudeerd, eiser op het spreekuur een anamnese afgenomen en eiser psychisch en lichamelijk onderzocht. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het dossier ook bestudeerd en heeft het gestelde in het bezwaarschrift en ter telefonische hoorzitting van 8 augustus 2021 en de van eisers huisarts en behandelaar in Turkije ontvangen informatie meegewogen. Er is geen reden om te oordelen dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek niet zorgvuldig is uitgevoerd. De stellingen van eiser dat hij in het kader van deze ZW-beoordeling na het onderzoek in de primaire fase ten onrechte niet fysiek is onderzocht en dat verweerder had moeten informeren bij zijn behandelaars, zijn in dit geval onvoldoende om het onderzoek niet zorgvuldig te achten. Het behoort tot de expertise van een verzekeringsarts (bezwaar en beroep) om de in een gegeven onderzoekssituatie juiste en noodzakelijke onderzoeksinstrumenten te kiezen en de onderzoeksresultaten te beoordelen en te vertalen in beperkingen van de betrokkene. De verzekeringsarts (bezwaar en beroep) heeft daarbij een eigen verantwoordelijkheid en mag volgens vaste rechtspraak in beginsel op zijn eigen oordeel afgaan. Wanneer echter een behandeling in gang gezet zal worden of al plaatsvindt en die behandeling een beduidend effect zal hebben op de mogelijkheden tot het verrichten van arbeid van de betrokkene, of wanneer de betrokkene stelt dat de behandelend sector een beredeneerd afwijkend idee heeft over de beperking, dan dient de verzekeringsarts de behandelend sector wel te raadplegen. Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) van 30 juni 2022 (ECLI:NL:CRVB:2022:1524; te vinden op rechtspraak.nl).
Eiser is op het spreekuur gezien door de primaire arts en heeft telefonisch gesproken met de verzekeringsarts bezwaar en beroep, en in het verzekeringsgeneeskundig onderzoek zijn de door eiser naar voren gebrachte klachten meegenomen. Het ‘korte’ telefoongesprek op 5 januari 2021 heeft met de arbeidsdeskundige plaatsgevonden. Dit verklaard waarom in dat gesprek geen medische vragen zijn gesteld.
Eiser heeft in bezwaar medische informatie ingebracht van de arts die hem in Turkije heeft behandeld. Deze informatie heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep gemotiveerd betrokken bij haar beoordeling. Zij heeft verder naar aanleiding van de hoorzitting informatie bij de huisarts opgevraagd en meegewogen. Uit de informatie van de Turkse arts en de huisarts blijkt niet van een beredeneerd afwijkend idee over eisers klachten en beperkingen op de datum in geding (7 februari 2021). De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft op basis van haar onderzoek een voldoende duidelijk beeld gekregen van de medische toestand van eiser en heeft naar het oordeel van de rechtbank geen aanleiding hoeven zien nader te informeren bij de behandelaars van eiser of eiser zelf nog daadwerkelijk te zien en fysiek te onderzoeken. Volgens het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 6 oktober 2021 heeft de hoorzitting overigens op verzoek van eiser telefonische plaatsgevonden. De rechtbank ziet dan ook geen aanknopingspunten om het onderzoek dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft verricht onzorgvuldig te achten.
7.2.
Voorts is niet gebleken dat verweerder een onvolledig beeld heeft gehad van de medische situatie van eiser en meer beperkingen had moeten aannemen. Uit de rapporten blijkt dat de artsen van verweerder rekening hebben gehouden met de door eiser genoemde klachten en op inzichtelijke wijze hebben gemotiveerd dat de in de FML beschreven beperkingen voldoende zijn. De gemachtigde van eiser heeft ter zitting verklaard dat verweerder eiser per 5 januari 202 weer een ZW-uitkering heeft toegekend. Het is niet duidelijk geworden op grond waarvan deze ZW-uitkering is toegekend en dit geeft (daarom) geen ander beeld van de medische situatie van eiser rondom de datum in geding (7 februari 2021). In dit beroep ligt het bestreden besluit ter beoordeling voor en daarmee de beoordeling van eiser per die datum. Deze latere ontwikkeling kan eiser in deze procedure daarom niet baten.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft inzichtelijk en overtuigend gemotiveerd dat en waarom er bij eiser geen sprak is van volledige arbeidsongeschiktheid op medische gronden omdat eiser niet behoort tot een van de uitzonderingscategorieën die staan vermeld in het Schattingsbesluit. Daarom is er een FML opgemaakt waarin rekening is gehouden met de klachten en ervaren beperkingen voor zover deze medisch objectiveerbaar zijn.
Ten aanzien van de – kort gezegd – longklachten heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep aan de hand van de informatie van de Turkse arts en de huisarts inzichtelijk en overtuigend weerlegd wat eiser daarover naar voren heeft gebracht en inzichtelijk toegelicht waarom daardoor alleen zware inspanningen zoals aangegeven in de FML zijn beperkt. Daarbij is ook ingegaan op de operaties die eiser voor zijn longklachten heeft ondergaan.
Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de medische grondslag van het bestreden besluit. Daarbij betrekt de rechtbank dat eiser in beroep geen nieuwe medische informatie heeft ingebracht waaruit naar voren komt dat hij op de datum in geding 7 februari 2021 meer beperkingen heeft dan in de FML van 20 juli 2020 zijn vastgesteld.
8. Uitgaande van de juistheid van de voor eiser vastgestelde medische beperkingen in de FML van 20 juli 2020, moet worden aangenomen dat de door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep geselecteerde functies geschikt zijn. Er is geen grond voor het oordeel dat de belasting van de door deze arbeidsdeskundige geselecteerde functies de mogelijkheden van eiser overschrijdt. Ook anderszins is van een overschrijding van de belastbaarheid van eiser in de geselecteerde functies niet gebleken, zodat deze functies voor eiser geschikt worden geacht..
9. Vergelijking van het inkomen dat eiser in de geselecteerde functies zou kunnen verdienen met het inkomen dat eiser verdiende voordat hij ziek werd, geeft een verdiencapaciteit van meer dan 65%. Verweerder heeft daarom terecht bepaald dat eiser met ingang van 7 februari 2021 geen recht meer heeft op een ZW-uitkering.

Conclusie en gevolgen

10.1.
Het beroep wordt ongegrond verklaard. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft.
10.2.
Omdat het beroep ongegrond is krijgt eiser het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V. van Dorst, rechter, in aanwezigheid van mr. Y.W. Geerts, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 april 2023.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.