ECLI:NL:RBROT:2023:8298

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 september 2023
Publicatiedatum
11 september 2023
Zaaknummer
10401689
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van eigen risico zorgverzekering en buitengerechtelijke kosten

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 8 september 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen Menzis Zorgverzekeraar N.V. en een gedaagde die zelf procedeert. Menzis vorderde betaling van het eigen risico van € 385,- dat de gedaagde moest betalen na zorgkosten die door Menzis waren vergoed. De gedaagde was het niet eens met de kwaliteit van de verleende zorg en weigerde te betalen, maar de kantonrechter oordeelde dat dit verweer niet kon leiden tot verval van de betalingsverplichting. De rechter stelde vast dat er een zorgverzekeringsovereenkomst bestond en dat de gedaagde op 2 augustus 2022 door de ambulance was vervoerd, wat onder het eigen risico viel. Menzis had terecht kosten vergoed aan de ambulance en de gedaagde moest het eigen risico betalen. De kantonrechter wees de vordering van Menzis toe, inclusief buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente. De gedaagde werd ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10401689 CV EXPL 23-7768
datum uitspraak: 8 september 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Menzis Zorgverzekeraar N.V.,
vestigingsplaats: Wageningen,
eiseres,
gemachtigde: Flanderijn Incasso Gerechtsdeurwaarders,
tegen
[gedaagde01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘Menzis’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 2 februari 2023, met een bijlage;
  • de aantekeningen van de griffier van het mondelinge verweer van [gedaagde01] op 23 maart 2023;
  • de stukken die [gedaagde01] op 31 maart 2023 en 13 april 2023 heeft afgegeven bij de rechtbank;
  • de aantekeningen van de griffier van het mondelinge verweer van [gedaagde01] op 19 april 2023;
  • de stukken die [gedaagde01] op 21 april 2023 heeft afgegeven bij de rechtbank;
  • de repliek, met bijlagen;
  • de aantekeningen van de griffier van het mondelinge verweer van [gedaagde01] op 17 mei 2023;
  • de stukken die [gedaagde01] op 19 mei 2023 en 1, 12 en 14 juni 2023 heeft afgegeven bij de rechtbank;
  • de aantekeningen van de griffier van het mondelinge verweer van [gedaagde01] op 14 juni 2023;
  • de brief die [gedaagde01] op 16 juni 2023 heeft afgegeven bij de rechtbank;
  • de mail van [gedaagde01] van 8 juli 2023;
  • de stukken die [gedaagde01] op 11 en 12 juli 2023 heeft afgegeven bij de rechtbank;
  • de aantekeningen van de griffier van het mondelinge verweer van [gedaagde01] op 12 juli 2023;
  • de rolbeslissing van 21 juli 2023;
  • de akte uitlaten producties van Menzis.
2. De beoordeling
Wat is de kern?
2.1.
[gedaagde01] heeft een zorgverzekeringsovereenkomst gesloten met Menzis. Menzis stelt dat zij op basis van die overeenkomst zorgkosten heeft vergoed en dat [gedaagde01] het toepasselijke eigen risico van € 385,- moet betalen, maar dat hij dit weigert. Zij eist daarom dat [gedaagde01] wordt veroordeeld om dit bedrag aan haar te betalen, met buitengerechtelijke kosten, de wettelijke rente en de kosten van deze procedure. [gedaagde01] is het hier niet mee eens. Hij vindt dat hij de factuur en de bijkomende kosten niet hoeft te betalen, omdat er geen goede zorg aan hem is verleend. De kantonrechter wijst de eisen van Menzis toe, omdat het verweer van [gedaagde01] niet kan leiden tot verval van de betalingsverplichting van [gedaagde01] ten opzichte van Menzis, voor het gevorderde eigen risico van € 385,-. In dit vonnis licht de kantonrechter dit oordeel toe.
Waar zijn de partijen het over eens?
2.2.
Er is geen discussie over dat er een zorgverzekeringsovereenkomst bestaat tussen Menzis en [gedaagde01] . Ook staat het vast dat [gedaagde01] op 2 augustus 2022 door de ambulance van Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond (VRR) is vervoerd. [gedaagde01] heeft namelijk zelf toegelicht dat hij door een professioneel kickbokser met een telefoon op zijn oog is geslagen en dat hij daarom met verwondingen per ambulance naar de poli oogheelkunde is gebracht.
Menzis heeft terecht € 806,78 betaald aan VRR
2.3.
Menzis stelt verder dat VRR hiervoor rechtstreek kosten bij haar in rekening heeft gebracht, omdat dit in de toepasselijke polisvoorwaarden zo is afgesproken. Zij stelt verder dat zij de kosten vervolgens heeft betaald. Dit alles is door [gedaagde01] niet betwist. Volgens de specificatie die Menzis bij de dagvaarding en de repliek heeft gevoegd gaat het om een bedrag van € 806,78. Door [gedaagde01] is niet betwist dat Menzis dit bedrag op grond van de landelijk vastgestelde tarieven mocht uitbetalen aan VRR (artikel 35 lid 3 en artikel 50 Wet marktordening gezondheidszorg en Tariefbeschikking Regionale Ambulancevoorzieningen TB/REG-22629-01). Daarom staat vast dat Menzis terecht een bedrag van € 806,78 heeft betaald aan VRR.
Het uitgangspunt is dat [gedaagde01] hiervan zelf € 385,- moet betalen
2.4.
Verder stelt Menzis dat in 2022 sprake was van een eigen risico van € 385,- en dat ambulancevervoer onder het eigen risico valt. Dit is ook niet betwist door [gedaagde01] en dit volgt uit de wet (artikel 19 en 21 Zorgverzekeringswet en 2.17 en 2.19 Besluit zorgverzekering). Dat betekent dat het uitgangspunt is dat [gedaagde01] een deel van de kosten die Menzis heeft vergoed, namelijk € 385,-, moet betalen aan Menzis (artikel 1 sub g Zorgverzekeringswet).
Menzis staat buiten de discussie die [gedaagde01] heeft met de zorgverlener
2.5.
[gedaagde01] heeft erg veel stukken ingeleverd bij de rechtbank. Hij is er daarbij heel uitgebreid op ingegaan dat hij niet tevreden is met de zorg die het ambulancepersoneel aan hem heeft verleend. De kantonrechter begrijpt dat [gedaagde01] aanvoert dat hij in het verleden op grond van de BOPZ onterecht opgenomen is geweest en dat hij sinds dat moment wordt belaagd door zorgpersoneel, ambulances, de politie en andere instanties. Volgens hem heeft onder andere een arts in opleiding bewust metaalsplinters in zijn oog achtergelaten en zijn er moordaanslagen op hem gepleegd. [gedaagde01] voert aan dat het ambulancepersoneel op 2 augustus 2022 van de gelegenheid gebruik heeft gemaakt om hem opnieuw te belagen. Hij ervaart de ambulancerit daarom niet als een behandeling, maar als een mishandeling en vindt dat hij daarom niet hiervoor hoeft te betalen.
2.6.
Dat [gedaagde01] de ambulancerit op deze manier ervaren heeft, maakt niet dat hij de factuur van Menzis niet hoeft te betalen. Dat [gedaagde01] niet tevreden is met de zorg, is namelijk iets dat speelt tussen hem en VRR. Menzis staat hier buiten. Zij heeft terecht kosten vergoed die VRR bij haar in rekening heeft gebracht. Als [gedaagde01] vindt dat aan hem niet de juiste zorg is verleend moet hij hierover contact opnemen met de zorgverlener (artikel 7:453 BW). Omdat Menzis hier buiten staat, geldt het uitgangspunt dat [gedaagde01] de factuur van € 385,- moet betalen. Deze eis van Menzis wordt toegewezen.
2.7.
De kantonrechter overweegt verder dat [gedaagde01] verder ook nog veel stukken heeft overhandigd, zonder dat hij duidelijk heeft aangegeven wat hij hiermee met betrekking tot deze procedure wil zeggen. Daarop kan en zal de kantonrechter daarom niet ingaan.
De kantonrechter zal geen getuigen horen
2.8.
[gedaagde01] heeft verder verzocht om verschillende getuigen te horen. Het gaat onder andere om het ambulancepersoneel en de klachtenfunctionaris van het Ikazia Ziekenhuis. De kantonrechter zal geen getuigenverhoor bevelen. Zij begrijpt namelijk dat de getuigen kunnen verklaren over de manier waarop de zorg is verleend. De feiten waarvan de getuigen (mogelijk) bewijs kunnen leveren, kunnen dus niet tot een beslissing van de zaak leiden (artikel 166 Rv). Hiervoor is namelijk al vastgesteld dat voor deze zaak niet relevant is of de zorg op een juiste manier is verleend
[gedaagde01] moet incassokosten betalen
2.9.
De geëiste vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten van € 69,88 wordt toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen (artikel 6:96 BW en het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten).
[gedaagde01] moet wettelijke rente betalen
2.10.
Ook de geëiste rente wordt toegewezen, omdat Menzis genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en [gedaagde01] dat niet heeft betwist (artikel 6:119 BW). Menzis heeft onbetwist gesteld dat deze rente berekend tot 2 februari 2023 (de dag van dagvaarding) € 2,24 bedraagt. Dit bedrag zal ook worden toegewezen.
[gedaagde01] moet de proceskosten betalen
2.11.
[gedaagde01] krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van Menzis tot vandaag vast op € 130,57 aan dagvaardingskosten, € 128,- aan griffierecht en € 200,- aan salaris voor de gemachtigde (2,5 punten x € 80,-). Dit is totaal € 458,57. Voor kosten die Menzis maakt na deze uitspraak moet [gedaagde01] een bedrag betalen van € 40,- (1/2 punt x € 80,-). Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist (ECLI:NL:HR:2022:853).
Uitvoerbaarheid bij voorraad
2.12.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde01] om aan Menzis te betalen € 457,12 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over € 385,- vanaf 2 februari 2023 tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten, die aan de kant van Menzis tot vandaag worden vastgesteld op € 458,57;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J. Bezuijen en in het openbaar uitgesproken.
33394