Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.[gedaagde01] , en
[gedaagde02],
1.De procedure
- de dagvaarding van 17 augustus 2022, met 17 producties,
- de conclusie van antwoord, met vier producties,
- akte overleggen producties van het waterschap, met productie 18,
- akte overlegging producties van [gedaagde01] c.s., met productie 5,
- de door de advocaten van partijen op de mondelinge behandeling van 20 januari 2023 overgelegde spreekaantekeningen/pleitnotities,
- een zonder tussenkomst van de advocaat door [gedaagde01] c.s. aan de rechtbank toegezonden brief van 15 februari 2023 met bijlage,
- de conclusie van het waterschap tevens akte eiswijziging van 15 maart 2023, met producties 19 t/m 22,
- de conclusie van dupliek van [gedaagde01] c.s. van 12 april 2023.
2.De feiten
3.De vorderingen en het verweer
4.De beoordeling
bezitteris geweest van het deel van het perceel van [gedaagde01] c.s. waarop de watergang is komen te lopen en dat dat beroep op verjaring al daarom moet falen. Volgens [gedaagde01] c.s. is het graven of vergraven van een watergang door een waterschap namelijk geen daad van inbezitneming van dat waterschap. Het waterschap heeft dit zelf ook al aangegeven in een brief aan [gedaagde01] c.s.. Volgens die brief is de eigendomssituatie volledig gescheiden van de ligging van een watergang en neemt het waterschap bij het uitvoeren van werkzaamheden aan watergangen de feitelijke loop van de watergang in acht. Het maakt daarbij volgens het waterschap zelf niet uit of de privaatrechtelijk eigendomssituatie in acht wordt genomen, omdat een watergang geen publiek eigendom behoeft te zijn. Elke ingelande kan, aldus het waterschap zelf in die brief, met watergangen op zijn eigendom te maken krijgen. Nu eigenaren de aanleg van waterwerken dienen te dulden, is het afgraven door het waterschap van een talud op perceel [perceelnummer01] om het op de maat van de Keur en Legger te houden, geen daad van inbezitneming maar, aldus [gedaagde01] c.s., een uitvoering van de Waterwet, zoals het waterschap zelf stelt. Een grondeigenaar behoeft er niet op bedacht te zijn dat het waterschap met dergelijke handelingen haar of zijn grond in bezit neemt.
te goeder trouwkan worden aangemerkt. [gedaagde01] c.s. voeren hiertoe onder meer aan dat het waterschap moet hebben geweten van de loop van de grens tussen de watergang en perceel [perceelnummer01] , dat in eigendom was bij [gedaagde01] c.s. en dat het waterschap, voor [gedaagde01] c.s. ongemerkt, stukje voor stukje grond van dat perceel heeft afgegraven.
foto met de handgeschreven datumaanduiding 12 november 2019.
5.De beslissing
3152/3078