ECLI:NL:RBROT:2023:8152

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 september 2023
Publicatiedatum
7 september 2023
Zaaknummer
ROT 23/951
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen buiten behandeling stellen VOG-aanvraag wegens gebrek aan procesbelang

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het besluit van de minister voor Rechtsbescherming om zijn aanvraag voor een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) niet in behandeling te nemen. De rechtbank Rotterdam heeft op 8 september 2023 geoordeeld dat het beroep van eiser niet-ontvankelijk is, omdat hij geen procesbelang meer heeft bij de beoordeling van zijn aanvraag. Eiser had op 27 december 2021 een aanvraag ingediend voor een VOG in verband met zijn kandidaatstelling als gemeenteraadslid voor een politieke partij in Dordrecht. Echter, na een mededeling van de minister op 19 januari 2022 dat er een voornemen was om de aanvraag af te wijzen, heeft eiser op 27 januari 2022 aangegeven zich terug te trekken als kandidaat. Hierdoor is het doel van de VOG-aanvraag komen te vervallen, wat de rechtbank leidde tot de conclusie dat eiser geen actueel belang meer had bij zijn beroep.

De rechtbank heeft verder overwogen dat de bestuursrechter alleen inhoudelijk kan oordelen als er een actueel en reëel belang is. Aangezien de gemeenteraadsverkiezingen van maart 2022 inmiddels zijn gepasseerd en eiser zich niet meer kandidaat heeft gesteld, was er geen reden om het beroep inhoudelijk te behandelen. Eiser voerde aan dat hij rechtsbescherming werd ontnomen en dat hij niet verkiesbaar kon zijn, maar de rechtbank oordeelde dat hij zelf de beslissing had genomen om zich terug te trekken. Eiser heeft ook verzocht om een dwangsom wegens het niet tijdig beslissen op zijn bezwaar, maar de rechtbank wees dit verzoek af, omdat de beslissing op bezwaar tijdig was genomen. De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is en wijst het verzoek om een dwangsom af.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Zittingsplaats Dordrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/951

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 september 2023 in de zaak tussen

[naam eiser] , uit [plaats] , eiser

en

de minister voor Rechtsbescherming, verweerder

(gemachtigde: mr. C.M.A.V. van Kleef).

Inleiding

1.1.
Verweerder heeft eisers aanvraag voor een VOG [1] met het primaire besluit van 1 maart 2022 niet in behandeling genomen. Met het bestreden besluit van 5 januari 2023 heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Hiertegen heeft eiser beroep ingesteld.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 28 juni 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van verweerder.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiser heeft op 27 december 2021 bij verweerder een aanvraag ingediend voor een VOG met het oog op zijn kandidaatstelling als gemeenteraadslid voor het [naam politieke partij] in [plaats] . Verweerder heeft vervolgens aan eiser op 19 januari 2022 medegedeeld het voornemen te hebben om deze aanvraag af te wijzen. In het JDS [2] is een gegeven geregistreerd dat aan het verlenen van de VOG in de weg staat. Verweerder heeft eiser de mogelijkheid geboden om een zienswijze tegen het voornemen naar voren te brengen. Op 27 januari 2022 heeft eiser daarvan gebruik gemaakt, en onder meer medegedeeld dat hij vanwege een verslechterende gezondheid zich heeft moeten terugtrekken als kandidaat voor de gemeenteraadsverkiezingen, maar dat hij nog steeds wel een VOG wil voor de gemeenteraadsverkiezingen daarna. Verweerder heeft vervolgens het primaire besluit genomen. Daarbij heeft verweerder toegelicht dat met de terugtrekking als kandidaat voor de gemeenteraadsverkiezingen (kieslijst) het doel van de VOG-aanvraag is komen te vervallen.
3. Met het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Verweerder heeft uiteengezet dat eiser een aanvraag had ingediend met als doel de kandidaatstelling voor de verkiezingslijst voor de gemeenteraadsverkiezingen van maart 2022 voor het [naam politieke partij] in [plaats] . Ten tijde van eisers aanvraag van 27 december 2021 en ten tijde van het voornemen tot het primaire besluit op 19 januari 2022 moest de vaststelling van de kieslijst nog plaatsvinden en was dus nog sprake van een ontvankelijk doel. Omdat eiser in zijn zienswijze had aangegeven zich niet meer kandidaat te stellen, is het doel van de VOG-aanvraag komen te vervallen. Verweerder heeft verder uiteengezet dat eiser voor verkiezingen in de toekomst een nieuwe aanvraag moet indienen en dat die dan zal worden beoordeeld naar de dan bekende relevante feiten.

Het beroep van eiser

4. In beroep voert eiser aan dat verweerder hem rechtsbescherming ontneemt en dat dit in strijd is met de uitgangspunten van de rechtsstaat. Bij een afwijzing van een VOG-aanvraag voor de kandidaatstelling voor gemeenteraadverkiezingen duurt de procedure altijd zo lang dat de verkiezingen al zijn gehouden, voordat in bezwaar of beroep kan zijn beslist. Dat betekent dan altijd dat uiteindelijk het doel van de VOG-aanvraag komt te vervallen en geen inhoudelijke rechtsbescherming wordt geboden. Dit betekent dat eiser feitelijk zijn passieve grondwettelijke kiesrecht (verkiesbaarheid) niet kan uitoefenen. Eiser betoogt verder dat als hij over vier jaar een nieuwe VOG-aanvraag indient, alsnog een voornemen tot afwijzen van die aanvraag zal worden afgegeven vanwege de terugkijktermijn van tien jaar, waarna het doel van de VOG-aanvraag wederom zal vervallen omdat de verkiezingen dan in bezwaar al zullen hebben plaatsgevonden. Eiser stelt dat het doel van de VOG-aanvraag om die reden nu nog steeds actueel is.
Eiser voert verder aan dat in het bestreden besluit niet is ingegaan op de hoorzitting, waarin eiser te kennen heeft gegeven dat hij is gevraagd om opnieuw toe te treden als kandidaat om raadslid/fractie-assistent te worden, omdat twee andere kandidaten mogelijk uitvallen. Hiertoe is de aangevraagde VOG nu noodzakelijk.
Eiser betoogt verder dat het vreemd is dat verweerder stelt dat onderzoek naar zijn gedrag niet noodzakelijk is, terwijl verweerder bij het voornemen tot het primaire besluit al wel onderzoek heeft verricht naar zijn gedrag.
Eiser voert verder aan dat hij in het verleden meerdere VOG’s heeft aangevraagd die zijn toegewezen. Eiser werkt als jurist bij verschillende gemeentes waarbij hij colleges van burgemeester en wethouders en gemeenteraden vertegenwoordigt in procedures bij adviescommissies en in andere (rechterlijke) procedures. Eiser vindt het onbegrijpelijk dat hij nu voor een functie als gemeenteraadslid ineens geen VOG kan krijgen. Eiser verzoekt ten slotte aan de rechtbank om een te verbeuren dwangsom vast te stellen omdat verweerder te laat heeft beslist op het bezwaar en niet heeft gereageerd op de door hem verzonden ingebrekestelling.

Beoordeling door de rechtbank

5. Verweerder heeft in het bestreden besluit aangegeven dat het doel van eisers VOG-aanvraag is komen te vervallen, omdat eiser zich vanwege medische redenen heeft moeten terugtrekken als kandidaat voor de gemeenteraadsverkiezingen van maart 2022. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of eiser belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep. De voor het beroep relevante wet- en regelgeving is opgenomen in een bijlage bij deze uitspraak.
6. De bestuursrechter is slechts gehouden tot inhoudelijke beoordeling van een bij hem ingediend beroep tegen een besluit van een bestuursorgaan indien de indiener daarbij een actueel en reëel belang heeft. Indien dat belang is vervallen, is de bestuursrechter niet geroepen uitspraak te doen uitsluitend wegens de principiële betekenis daarvan, en is het beroep niet-ontvankelijk [3] . Bij de beoordeling van de vraag of er sprake is van (voldoende) procesbelang gaat het erom of het doel dat de eiser met het beroep voor ogen staat, kan worden bereikt en voor de hem nog feitelijke betekenis kan hebben.
7.1.
De rechtbank is van oordeel dat eiser met het instellen van beroep niet kan bereiken wat hem met de aanvraag voor ogen stond, namelijk een ‘VOG voor kandidaat verkiezingslijst politieke partij bij [naam politieke partij] [plaats] ’, voor de gemeenteraadsverkiezingen van maart 2022. Ten tijde van de aanvraag (27 december 2021) en ten tijde van het voornemen tot het nemen van het primaire besluit (19 januari 2022) was het doel nog actueel. Eiser had de VOG immers toen nog nodig voor zijn kandidaatstelling. Met de mededeling in eisers zienswijze (op 27 januari 2022) dat hij zich terugtrekt als kandidaat is het doel van de VOG-aanvraag echter komen te vervallen. De kandidaatstelling voor die verkiezingen is inmiddels ook al lang een gepasseerd station.
7.2.
Dat eiser zich over vier jaar wellicht opnieuw kandidaat wil stellen, kan evenmin leiden tot de conclusie dat eiser nu een actueel en reëel belang heeft bij deze VOG-aanvraag. Verweerder heeft er in dit verband terecht op gewezen dat een VOG een beperkte geldigheidsduur heeft en dat aan een nu verleende VOG over vier jaar geen rechten kunnen worden ontleend. Eiser kan bij een eventuele kandidaatstelling in de toekomst opnieuw een VOG aanvragen. Een nieuwe aanvraag moet op basis van artikel 35 van de Wjsg [4] worden beoordeeld aan de hand van het doel waarvoor de VOG wordt gevraagd, de op dat moment (eventuele) geregistreerde justitiële gegevens en de overige omstandigheden van het geval. De omstandigheden van een toekomstige aanvraag zullen niet gelijk zijn aan de omstandigheden tijdens het primaire besluit in deze zaak. Daarbij is vooral van belang dat bij een nieuwe aanvraag meer tijd zal zijn verstreken sinds de registratie van bestaande justitiële gegevens van eiser. De beoordeling van een VOG-aanvraag is dus een momentopname, waarbij de dan relevante feiten en omstandigheden worden gewogen. Er kan daarom niet van worden uitgegaan dat een toekomstige aanvraag zal worden afgewezen.
Ook de enkele stelling van eiser dat hij is gevraagd om opnieuw toe te treden als kandidaat om raadslid of fractie-assistent te worden, omdat twee andere kandidaten mogelijk uitvallen, betekent niet dat eiser een (actueel) belang heeft bij deze VOG-aanvraag. Eiser heeft dit tijdens de hoorzitting in bezwaar aangevoerd, maar heeft daarvoor ook in beroep geen onderbouwing gegeven. De rechtbank merkt hierbij nog op dat in beroep het belang wordt beoordeeld aan de hand van het in de aanvraag gestelde doel. Het later feitelijk kunnen toetreden als gemeenteraadslid of fractie-assistent is een ander doel dan waar de oorspronkelijk aanvraag op zag en levert daarom nu geen actueel en reëel belang op.
7.3.
Het betoog van eiser dat hem rechtsbescherming wordt ontnomen en dat hij daardoor feitelijk niet verkiesbaar kan zijn volgt de rechtbank niet. Eiser heeft zelf de beslissing genomen zich terug te trekken als kandidaat voor de kieslijst. Het staat niet vast dat eiser geen VOG had gekregen, als hij zich niet had teruggetrokken. Wanneer de aanvraag was afgewezen had hij daartegen bezwaar en beroep kunnen instellen en eventueel een spoedbehandeling kunnen vragen. Zo nodig zou eiser ook een voorlopige voorziening kunnen vragen. [5]
8. Eiser heeft tot slot verzocht om een te verbeuren dwangsom vast te stellen vanwege het niet tijdig beslissen op zijn bezwaar door verweerder. [6] Verweerder heeft hierop in het bestreden besluit en ook afzonderlijk niet beslist. Verweerder heeft zich in het verweerschrift op het standpunt gesteld dat na de ingebrekestelling tijdig is beslist en dat hij daarom geen dwangsom verschuldigd is. Eiser heeft verweerder in gebreke gesteld op 21 december 2022. Deze ingebrekestelling is door verweerder ontvangen op 22 december 2022, zoals blijkt uit een datumstempel. Gelet op de termijn uit artikel 4:17, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) had verweerder daarmee tot en met 5 januari 2022 (twee weken na het ontvangst van de ingebrekestelling) om te beslissen op eisers bezwaar. Nu het bestreden besluit van die datum is, is de beslissing op bezwaar tijdig genomen en is verweerder geen dwangsom verschuldigd.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is niet-ontvankelijk. Dat betekent dat eisers beroep niet inhoudelijk wordt behandeld en dat het bestreden besluit in stand blijft. Daarnaast wijst de rechtbank eisers verzoek om een dwangsom af.
10. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- wijst het verzoek om een dwangsom af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Dingemanse, rechter, in aanwezigheid van mr. H. Sabanovic, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 8 september 2023.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: relevante wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht

Artikel 4:17
1. Indien een beschikking op aanvraag niet tijdig wordt gegeven, verbeurt het bestuursorgaan aan de aanvrager een dwangsom voor elke dag dat het in gebreke is, doch voor ten hoogste 42 dagen. De Algemene termijnenwet is op laatstgenoemde termijn niet van toepassing.
2. De dwangsom bedraagt de eerste veertien dagen € 23 per dag, de daaropvolgende veertien dagen € 35 per dag en de overige dagen € 45 per dag.
3. De eerste dag waarover de dwangsom verschuldigd is, is de dag waarop twee weken zijn verstreken na de dag waarop de termijn voor het geven van de beschikking is verstreken en het bestuursorgaan van de aanvrager een schriftelijke ingebrekestelling heeft ontvangen.
(…)
Artikel 4:18
Het bestuursorgaan stelt de verschuldigdheid en de hoogte van de dwangsom bij beschikking vast binnen twee weken na de laatste dag waarover de dwangsom verschuldigd was.

Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens

Artikel 34
1. Onze Minister neemt de aanvraag niet in behandeling, indien een onderzoek naar het gedrag van de aanvrager kennelijk niet noodzakelijk is om, gelet op het doel van de aanvraag, een risico voor de samenleving te beperken.
2. Onze Minister stelt de burgemeester, bedoeld in artikel 30, eerste lid, terstond in kennis van de beslissing tot het niet in behandeling nemen van de aanvraag.
Artikel 35
1. Onze Minister weigert de afgifte van een verklaring omtrent het gedrag, indien in de justitiële documentatie met betrekking tot de aanvrager een strafbaar feit is vermeld, dat, indien herhaald, gelet op het risico voor de samenleving en de overige omstandigheden van het geval, aan het doel waarvoor de verklaring omtrent het gedrag wordt gevraagd, in de weg zal staan.

Beleidsregels VOG-NP-RP 2022

Paragraaf 2.1 (Aanvraag VOG)
Het COVOG neemt een aanvraag om afgifte van een VOG in behandeling onder de voorwaarden dat:
a. voldaan is aan de vereisten die de Algemene wet bestuursrecht (Awb) stelt aan het in behandeling nemen van een aanvraag en;
b. een onderzoek naar het gedrag van de aanvrager noodzakelijk is om, gelet op het doel van de aanvraag, een risico voor de samenleving te beperken.
1. VOG
Met betrekking tot de onder b genoemde voorwaarde geldt ten aanzien van een VOG voor een natuurlijk persoon dat een onderzoek naar het gedrag van de aanvrager in ieder geval noodzakelijk is indien:
1. de VOG wettelijk is voorgeschreven. Indien de aanvrager zich erop beroept dat een VOG voor een natuurlijk persoon verplicht is voorgeschreven op grond van buitenlandse wet- of regelgeving, dient de aanvrager het wettelijke vereiste altijd aan te tonen.
2. het doel van de aanvraag voor een VOG voor een natuurlijk persoon ziet op het bestendigen dan wel aangaan van een al dan niet betaalde werkrelatie, het aanvragen van een visum of op emigratie.
(…)

Voetnoten

1.Verklaring omtrent gedrag
2.Justitieel documentatiesysteem
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 14 mei 2014, ECLI:NL:RVS:2014:1738.
4.Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens.
5.Zie de uitspraak van de Afdeling van 14 mei 2014, ECLI:NL:RVS:2014:1738.
6.Op grond van de artikelen 4:17 en 4:18 van de Awb.