ECLI:NL:RBROT:2023:8136

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 augustus 2023
Publicatiedatum
7 september 2023
Zaaknummer
C/10/658882 / JE RK 23-1293
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot verlenging ondertoezichtstelling van minderjarige na jarenlange hulpverlening en slechte communicatie tussen ouders

In deze zaak heeft de kinderrechter op 17 augustus 2023 uitspraak gedaan over het verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht om de minderjarige [voornaam minderjarige] opnieuw onder toezicht te stellen. De Raad verzocht om een verlenging van de ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden, omdat er zorgen waren over de sociaal-emotionele ontwikkeling van de minderjarige, die mogelijk werd bedreigd door een loyaliteitsconflict tussen de ouders. De kinderrechter heeft echter geoordeeld dat de zorgen onvoldoende onderbouwd zijn en dat de situatie van de minderjarige op de nieuwe school goed lijkt te verlopen. De kinderrechter merkte op dat de communicatie tussen de ouders al jarenlang problematisch is en dat eerdere hulpverlening niet heeft geleid tot verbetering. Ondanks de zorgen over de ouderrelatie, concludeerde de kinderrechter dat een ondertoezichtstelling op dit moment niet zinvol is, aangezien de minderjarige goed functioneert en de zorgregeling tussen de ouders in principe goed verloopt. De kinderrechter heeft het verzoek van de Raad afgewezen, met de overweging dat de situatie niet acuut genoeg is om een ondertoezichtstelling te rechtvaardigen. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Jeugdrecht
Zaaknummer: C/10/658882 / JE RK 23-1293
Datum uitspraak: 17 augustus 2023
Beschikking over een ondertoezichtstelling
in de zaak van
De Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,
hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum minderjarige] 2013 in [geboorteplaats] , hierna te noemen [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder],
hierna te noemen de moeder, wonende in [woonplaats moeder] ,
advocaat mr. M. Verschoor, kantoorhoudende te Rotterdam,
[naam vader],
hierna te noemen de vader, wonende in [woonplaats vader] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • het verzoekschrift van de Raad met bijlagen van 2 juni 2023;
  • de e-mailberichten van mr. M. Verschoor, advocaat van de moeder, van 12 juni 2023;
  • het e-mailbericht van de vader van 23 juni 2023;
  • het verweerschrift van mr. M. Verschoor met bijlagen, namens de moeder, van 27 juli 2023;
  • het verweerschrift van de vader van 9 augustus 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft op 17 augustus 2023 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- de moeder met haar advocaat;
- een vertegenwoordiger van de Raad, [persoon A] ;
- een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, [persoon B] .

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] . Het gezag van de vader is in 2020 beëindigd.
2.2.
[voornaam minderjarige] woont bij de moeder. De ouders hebben afspraken gemaakt over het contact tussen de vader en [voornaam minderjarige] . Hij is om het weekend bij de vader en de helft van de vakanties.
2.3.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 17 mei 2022 [voornaam minderjarige] onder toezicht gesteld tot 17 mei 2023. De ondertoezichtstelling is dus verlopen. Dit verzoek betreft een zogenoemd herstelrekest.

3.Het verzoek en standpunt van de Raad

3.1.
Nu de ondertoezichtstelling op 17 mei 2023 is verlopen, verzoekt de Raad om [voornaam minderjarige] opnieuw onder toezicht te stellen voor de duur van twaalf maanden. De Raad verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De Raad heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. Er is nog sprake van een bedreigde sociaal-emotionele ontwikkeling van [voornaam minderjarige] en het is belangrijk dat deze wordt weggenomen. De bedreigde sociaal-emotionele ontwikkeling wordt mogelijk veroorzaakt door een loyaliteitsconflict, die is ontstaan door de strijd tussen de ouders. Het is positief dat uit het verweerschrift van de moeder blijkt dat het aangaan van sociale contacten op school door [voornaam minderjarige] is verbeterd, nu hij is gewisseld van school. Binnen de ondertoezichtstelling moet nog meer inzicht worden verkregen in de thuissituatie van de moeder. Ook moet er hulpverlening worden ingezet, die zich voornamelijk richt hoe de ouders zich tot elkaar verhouden. In het afgelopen jaar is er weinig tot geen uitvoering gegeven aan de ondertoezichtstelling, maar het is belangrijk dat de ouderrelatie verbeterd. Een ondertoezichtstelling heeft nog zin, nu de wil bij de ouders ontbreekt om te werken aan de ouderrelatie.

4.Het standpunt van de GI

4.1.
De GI heeft ter zitting het volgende naar voren gebracht. Door de GI zijn excuses aangeboden aan de ouders, nu er vanwege persoonlijke en organisatorische redenen weinig is gebeurd binnen de ondertoezichtstelling. De zorgen over het gedrag van [voornaam minderjarige] op school zijn gebaseerd op informatie van de oude school. De GI weet niet hoe het gaat op de nieuwe school, omdat er geen ondertoezichtstelling meer is. Op basis van de stukken van de moeder is de wisseling van school na de kerstvakantie positief gebleken. In het afgelopen jaar had binnen de ondertoezichtstelling meer zicht moeten komen op de situatie bij de moeder. Ondanks dat de moeder een ondertoezichtstelling niet meer nodig acht en de omgangsregeling duidelijk vindt, zijn er nog steeds discussies tussen de ouders over de zorgregeling. De zorgregeling geeft blijkbaar ruimte voor interpretatie. De GI weet niet goed wat in het komende jaar moet gaan gebeuren binnen de ondertoezichtstelling.

5.Het standpunt van de vader

5.1.
De vader heeft tijdens de zitting gezegd dat er nog wel wat zorgen zijn. De vader hoopte dat er in het afgelopen jaar meer duidelijkheid gecreëerd kon worden, omdat al jarenlang aan symptomen wordt gewerkt. De oorzaak is echter nog niet helder geworden. In het afgelopen jaar zijn interpretatieverschillen ontstaan over de zorgregeling. De vader wil meer betrokken worden bij [voornaam minderjarige] .

6.Het standpunt van de moeder

6.1.
Door en namens de moeder is ter zitting verweer gevoerd tegen het verzoek van de Raad. Verzocht wordt het verzoek van de Raad af te wijzen, omdat de grondslag ontbreekt. Over [voornaam minderjarige] zijn geen zorgen meer, dit blijkt ook uit de ingebrachte stukken van school. Hierdoor is de aandacht verschoven naar de omgang. Er ligt een beschikking met een zorgregeling. Bijna alle beschikkingen hebben interpretatiemogelijkheden. Dat de ouders het niet eens zijn over de zorgregeling biedt geen grondslag voor een ondertoezichtstelling. De zorgregeling uit de beschikking is duidelijk, maar er is interpretatieverschil ontstaan over het gemaakte zorgschema.

7.De beoordeling

7.1.
De kinderrechter is gelet op de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting van oordeel dat niet is voldaan aan het wettelijk criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
7.2.
De zorgen zouden volgens de Raad en de GI eruit bestaan dat [voornaam minderjarige] gepest wordt, veel in zijn fantasiewereld leeft en niet altijd goede aansluiting heeft met leeftijdsgenoten. Ook zou er nog onvoldoende zicht bestaan op de thuissituatie van de moeder. De kinderrechter is van oordeel dat deze zorgen onvoldoende door de Raad en de GI zijn onderbouwd. De beschreven zorgen over het gedrag van [voornaam minderjarige] op school dateren van vorig jaar, toen [voornaam minderjarige] nog op de oude school zat. Uit de overgelegde stukken blijkt dat het goed gaat met [voornaam minderjarige] op de nieuwe school. Daarnaast lijken de zorgen over de thuissituatie niet acuut en van voldoende ernst te zijn, nu er in het afgelopen jaar tijdens de ondertoezichtstelling niets mee is gebeurd. De kinderrechter begrijpt dat de jeugdbeschermer een periode is uitgevallen, maar bij voldoende ernst was dit gezin snel aan een nieuwe jeugdbeschermer toebedeeld.
7.3.
Zoals besproken op zitting is dan nog het belangrijkste doel van de ondertoezichtstelling het verbeteren van de echtscheidingssituatie tussen de ouders. De relatie tussen de ouders is sinds 2016 beëindigd en sindsdien gaat het niet goed tussen de ouders. In het verleden is Kinderen uit de Knel (hierna: KudK) ingezet en afgerond. Bij beschikking van 7 februari 2020 is vanwege de bijzonder slechte communicatie tussen de ouders en de ernstig verstoorde ouderrelatie het gezag van de vader beëindigd. Uit voornoemde beschikking blijkt dat de ouders al verschillende vormen van hulpverlening hebben gehad, maar dat dit niet heeft geholpen. Ook hebben de ouders tijdens de zitting in februari 2020 afspraken gemaakt over de aanvraag van een paspoort, maar is het de ouders niet gelukt om deze afspraken ook uit te voeren. De kinderrechter constateert dat de situatie tussen de ouders op dit moment niet veel is verbeterd. Positief is dat de vastgestelde zorgregeling in principe goed verloopt, maar dat het ouders niet lukt om knelpunten rondom weekenden die samenvallen met feestdagen op te lossen. De kinderrechter merkt op zitting ook dat de ouders vastzitten in hun eigen gelijk en het belang van [voornaam minderjarige] uit het oog zijn verloren. Dit maakt dat sprake is van een concrete bedreiging van [voornaam minderjarige] . Tegelijkertijd heeft de kinderrechter op basis van het verleden niet de verwachting dat de communicatie tussen de ouders verder zal gaan verbeteren binnen een ondertoezichtstelling. Een ondertoezichtstelling heeft dan ook simpelweg geen zin meer. Het gaat gelukkig goed met [voornaam minderjarige] op school en de vastgestelde zorgregeling loopt. Het is treurig dat [voornaam minderjarige] het moet doen met ouders die niet in staat zijn om constructief met elkaar te communiceren, maar een jeugdbeschermer kan deze situatie niet meer verder verbeteren.

8.De beslissing

De kinderrechter:
8.1.
wijst het verzoek af.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 17 augustus 2023 door mr T. van den Akker, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. C.D. Hengst als griffier, en op schrift gesteld op 5 september 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.