ECLI:NL:RBROT:2023:8090

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 augustus 2023
Publicatiedatum
6 september 2023
Zaaknummer
663206
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het belang van verzorging en opvoeding

In deze zaak heeft de kinderrechter op 8 augustus 2023 uitspraak gedaan over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige01], geboren in 2007. De minderjarige verblijft momenteel in een asielzoekerscentrum en kan niet bij zijn vader wonen, die recentelijk een woning in Den Haag heeft toegewezen gekregen. De vader heeft het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige01], maar de relatie tussen hen is problematisch. De kinderrechter heeft vastgesteld dat het in het belang van [voornaam minderjarige01] is om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen, omdat hij op dit moment nergens anders kan verblijven. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de machtiging voor een periode van drie maanden te verlengen, wat door de kinderrechter is toegewezen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 8 augustus 2023 waren de vader, een vertegenwoordiger van de Raad en een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling aanwezig. De vader heeft aangegeven dat hij hoopt dat [voornaam minderjarige01] nog naar huis kan komen, maar de situatie is complex. De kinderrechter heeft ook de rol van de hulpverlening benadrukt en het belang van contact tussen de minderjarige en zijn familie. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat het niet in het belang van [voornaam minderjarige01] is om de zaak te verwijzen naar de rechtbank in Den Haag, omdat dit zou betekenen dat de huidige hulpverlening opnieuw geregeld moet worden, wat risico's met zich meebrengt voor de continuïteit van de zorg.

De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 1 november 2023 en verklaard dat deze beschikking uitvoerbaar is bij voorraad. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/663206 / JE RK 23-1878
Datum uitspraak: 8 augustus 2023
Beschikking machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
De Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht,
hierna te noemen de Raad,
over
[minderjarige01],
geboren op [geboortedatum01] 2007 in [geboorteplaats01] , hierna te noemen [voornaam minderjarige01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[vader01],
hierna te noemen de vader, wonende in [woonplaats01] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de tussenbeschikking van deze rechtbank van 1 augustus 2023 en de daaraan ten grondslag liggende stukken.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 8 augustus 2023. Daarbij waren aanwezig:
- de vader bijgestaan door een tolk;
- een vertegenwoordiger van de Raad, [naam01] ;
- een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west, hierna: de GI, [naam02] .
1.3.
Aangezien de vader de Nederlandse taal onvoldoende machtig is, maar wel de Arabische taal, heeft de kinderrechter het verhoor doen plaatsvinden met bijstand van Z. Hanina, tolk in de Arabische taal. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de tolk is beëdigd overeenkomstig het bepaalde in artikel 12 van de Wet beëdigde tolken en vertalers.
1.4.
De kinderrechter heeft [voornaam minderjarige01] naar zijn mening gevraagd. [voornaam minderjarige01] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter, in het bijzijn van een tolk in de Turkse taal: M. Ates. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de tolk is beëdigd overeenkomstig het bepaalde in artikel 12 van de Wet beëdigde tolken en vertalers. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [voornaam minderjarige01] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De vader heeft het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige01] .
2.2.
[voornaam minderjarige01] verblijft bij een asielzoekerscentrum.
2.3.
Bij beschikking van 1 augustus 2023 is [voornaam minderjarige01] voorlopig onder toezicht gesteld tot 1 november 2023. Bij diezelfde beschikking heeft de kinderrechter met spoed een machtiging tot uithuisplaatsing voor [voornaam minderjarige01] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verleend tot 29 augustus 2023.

3.Het aangehouden verzoek

3.1.
De Raad verzoekt de (spoed)machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van drie maanden. Over de periode van vier weken is al beslist, te weten tot 29 augustus 2023, en het overige deel van het verzoek is aangehouden.

4.De standpunten

4.1.
De Raad handhaaft het resterende deel van het verzoek en licht dat als volgt toe. Het is een verdrietige situatie. [voornaam minderjarige01] staat er op dit moment alleen voor. Het is belangrijk dat er iemand komt die zijn belangen behartigt en die naast hem staat in deze situatie. Daarbij moet ook aan contactherstel tussen [voornaam minderjarige01] en zijn familie worden gewerkt. De vader heeft voor de zitting aangegeven dat hij hoopt dat [voornaam minderjarige01] nog naar huis komt. Ter zitting geeft hij iets anders aan. De emoties van de vader zijn heel wisselend. Voor nu kan [voornaam minderjarige01] de komende twee maanden in het asielzoekerscentrum blijven, omdat voldoende 1 op 1 begeleiding is georganiseerd rondom [voornaam minderjarige01] . Volgende week wordt zijn verhaal bij zorgbemiddeling ingebracht en wordt gezamenlijk gekeken wat de beste plek voor [voornaam minderjarige01] is en welke zorg hij nodig heeft. Tot die tijd is de machtiging tot uithuisplaatsing nodig, omdat [voornaam minderjarige01] niet naar huis kan.
4.2.
De GI staat achter het verzoek en volgt het standpunt van de Raad. Op dit moment verblijft [voornaam minderjarige01] in het asielzoekerscentrum met 6 tot 8 uur begeleiding per dag. Het asielzoekerscentrum is een plek waar hij als minderjarige niet alleen mag verblijven. Het doel is dat [voornaam minderjarige01] wordt overgeplaatst naar een andere hulpverleningsinstantie. [voornaam minderjarige01] wil niet meer bij zijn vader wonen en ook de vader geeft aan dat [voornaam minderjarige01] niet welkom is. De vader heeft per 1 augustus 2023 een woning toegewezen gekregen in Voorburg en [voornaam minderjarige01] mag niet mee. Voordat een passende vervolgplek kan worden gezocht, wordt onderzoek gedaan naar wie [voornaam minderjarige01] is en wat er aan de hand is. De komende tijd worden de antwoorden op noodzakelijke vragen gezocht, zodat de aanmelding voor andere instanties in orde kan worden gemaakt. Tot die tijd kan [voornaam minderjarige01] op de huidige plek blijven. Desgevraagd geeft de GI over het woonplaatsbeginsel aan dat het niet in het belang van [voornaam minderjarige01] is om te wisselen naar Den Haag. De huidige gemeente heeft (op financieel gebied) veel aangereikt. Bij een wisseling van de gemeente moeten de zaken op zeer korte termijn opnieuw worden geregeld.
4.3.
De vader staat achter het verzoek. De band tussen de vader en [voornaam minderjarige01] is niet goed. De vader is voor zijn gezin naar Europa gekomen. Sinds [voornaam minderjarige01] in Nederland is geeft hij aan dat hij nu alle vrijheid heeft om te doen wat hij zelf wil. [voornaam minderjarige01] gebruikt drugs, rookt en drinkt alcohol. Hij verzet zich tegen de huidige vrouw van de vader en behandelt haar dochters onjuist. [voornaam minderjarige01] luistert niet en gaat zijn eigen weg. [voornaam minderjarige01] heeft zich beklaagd bij de leiding van het AZC over vader en dat was de druppel voor de vader en de rest van de familie. Het is verdrietig, maar de vader denkt niet dat de band met [voornaam minderjarige01] kan verbeteren. [voornaam minderjarige01] kan niet meer bij de vader wonen. De vader voelt zich beschaamd dat zoveel instanties in Nederland met zijn gezin bezig zijn.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek). [voornaam minderjarige01] kan op dit moment simpelweg nergens heen. Hij kan niet bij zijn vader wonen. Volgens de vader heeft [voornaam minderjarige01] zich verzet tegen het gezin. [voornaam minderjarige01] geeft aan dat hij de deur is uitgezet. Het is in ieder geval duidelijk dat hij niet met de vader mee kan of mag naar de woning in Den Haag. Daarom dient [voornaam minderjarige01] voorlopig bij het asielzoekerscentrum te blijven. Hiervoor is een machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is. De komende tijd is het belangrijk dat de vader zijn verantwoordelijkheid neemt en in contact blijft met de hulpverlening. Het is goed dat hij naar de zitting is gekomen. De kinderrechter hoopt dat de vader ook open blijft staan voor het contact met [voornaam minderjarige01] . De vader heeft haard en huis verlaten voor een betere toekomst en dat geldt ook voor [voornaam minderjarige01] . Het is voor hem van belang dat hij contact kan hebben met zijn familie.
5.2.
Wat betreft het woonplaatsbeginsel overweegt de kinderrechter dat op grond van artikel 265 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) de rechter van de woonplaats van de minderjarige of, bij gebreke van een woonplaats in Nederland, van het werkelijk verblijf van de minderjarige, bevoegd is om van het onderhavige verzoek kennis te nemen. In gevolge artikel 1:12 van het Burgerlijk Wetboek is de woonplaats van de minderjarige dezelfde als de woonplaats van degene die het gezag over de minderjarige uitoefent. In het onderhavige geval zou dat Den Haag zijn, de plek waar de vader sinds 1 week verblijft. De kinderrechter is van oordeel dat het op dit moment niet in het belang van [voornaam minderjarige01] is om het woonplaatsbeginsel te volgen. Als de zaak naar rechtbank Den Haag wordt verwezen, dan betekent dat ook dat een andere GI aan de slag moet. Op korte termijn moet dan weer veel worden geregeld rondom de financiering en organisatie van de hulp. Dat brengt het risico met zich mee dat de huidige hulp (tijdelijk) wegvalt. Op dit moment is de hulp geregeld en is er een toezegging dat [voornaam minderjarige01] nog twee maanden in het asielzoekerscentrum mag blijven. Een doel van het woonplaatsbeginsel is dat de hulpverlening bij de ouders beter kan worden ingezet, zodat kan worden toegewerkt naar een thuisplaatsing. Dat is nu niet aan de orde. De kinderrechter zal de volgende zitting hier weer bij stilstaan.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 1 november 2023;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 8 augustus 2023 door mr. T. van den Akker, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. B. de Pater als griffier, en op schrift gesteld op 5 september 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.