ECLI:NL:RBROT:2023:8018

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 augustus 2023
Publicatiedatum
5 september 2023
Zaaknummer
10605795 / VV EXPL 23-342
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing ontruiming en achterstallige gebruiksvergoeding in huurgeschil

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 11 augustus 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting Woonbron en een gedaagde die niet is verschenen. Woonbron, vertegenwoordigd door mr. M.W. Kox, vorderde ontruiming van een woning en betaling van achterstallige gebruiksvergoeding. De gedaagde, die sinds december 2022 in de woning verbleef na het overlijden van haar moeder, heeft geen gebruiksvergoeding betaald en is niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling op 9 augustus 2023. De kantonrechter verleende verstek tegen de gedaagde en oordeelde dat de spoed van de zaak rechtvaardigde dat de eis in kort geding werd toegewezen. De rechter oordeelde dat het aannemelijk was dat de gedaagde in een bodemprocedure veroordeeld zou worden om de woning te ontruimen, en stelde een ontruimingstermijn van veertien dagen na de uitspraak vast.

Daarnaast werd de gedaagde veroordeeld tot betaling van de achterstallige gebruiksvergoeding van € 4.755,68 en een toekomstige gebruiksvergoeding van € 601,28 per maand tot aan de ontruiming. De vordering van Woonbron om de kosten van de ontruiming te vergoeden werd afgewezen, omdat deze kosten niet vooraf begroot konden worden. De kantonrechter stelde de proceskosten aan de kant van Woonbron vast op € 1.145,85. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de gedaagde onmiddellijk aan de uitspraak moet voldoen, ondanks mogelijke hoger beroep. De rechter wees al het andere af.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10605795 / VV EXPL 23-342
datum uitspraak: 11 augustus 2023 (bij vervroeging)
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
Stichting Woonbron,
statutair gevestigd in Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: mr. M.W. Kox te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende in [woonplaats],
gedaagde,
die niet is verschenen.
De partijen worden hierna ‘Woonbron’ en ‘[gedaagde]’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 18 juli 2023, met bijlagen;
  • de e-mail van 8 augustus 2023, met bijlagen.
1.2.
Op 9 augustus 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij waren namens Woonbron [naam 1] en [naam 2] aanwezig, bijgestaan door mr. M. Dibbets namens de gemachtigde van Woonbron. [gedaagde] is niet verschenen.

2.De beoordeling

2.1.
Bij het uitbrengen van de dagvaarding is aan alle wettelijke termijnen en formaliteiten voldaan. Omdat [gedaagde] desondanks niet is verschenen tijdens de mondelinge behandeling, verleent de kantonrechter verstek tegen haar.
2.2.
Een eis in kort geding kan worden toegewezen als de eisende partij hierbij zoveel spoed heeft dat die de uitkomst van een gewone procedure niet hoeft af te wachten (artikel 254 lid 1 Rv). Uit de stellingen van Woonbron volgt dat deze spoed aanwezig is. De eis wordt toegewezen omdat deze niet onrechtmatig of ongegrond is (artikel 139 Rv).
2.3.
Het is voldoende aannemelijk dat [gedaagde] in een bodemprocedure wordt veroordeeld om de woning aan het adres [adres] te ontruimen. Woonbron heeft namelijk voldoende aannemelijk gemaakt dat [gedaagde] de woning op dit moment zonder recht of titel gebruikt. Het is daarom gerechtvaardigd om in deze procedure vooruit te lopen op het oordeel in de bodemprocedure en [gedaagde] te veroordelen om de woning te ontruimen. De ontruimingstermijn wordt gesteld op veertien dagen na de datum van dit vonnis.
2.4.
Woonbron heeft verder gesteld dat [gedaagde] - die de woning al sinds december 2022 in gebruik heeft, nadat haar moeder bij wie zij inwoonde op 16 november 2022 is overleden - de gebruiksvergoeding van € 4.755,68 berekend tot en met de maand juli 2023 niet heeft betaald. Aangezien [gedaagde] hier niet op heeft gereageerd, wordt zij ook veroordeeld om de achterstallige gebruiksvergoeding en de toekomstige gebruiksvergoeding tot aan de datum van de ontruiming van de woning aan Woonbron te betalen.
2.5.
De gevorderde veroordeling in de kosten van de ontruiming voor het geval niet wordt voldaan aan de veroordeling tot ontruiming wordt afgewezen, omdat deze kosten niet vooraf begroot kunnen worden. Onduidelijk is of de kosten gemaakt moeten worden, waaruit de kosten precies bestaan en hoe hoog die kosten zullen zijn.
2.6.
Woonbron krijgt grotendeels gelijk. [gedaagde] moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van Woonbron tot vandaag vast op € 129,85 aan dagvaardingskosten, € 487,00 aan griffierecht en € 529,00 aan salaris voor de gemachtigde. Dit is in totaal € 1.145,85. Voor kosten die Woonbron maakt na deze uitspraak moet [gedaagde] een bedrag betalen van € 132,00. Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist (zie de uitspraak van de Hoge Raad van 10 juni 2022, gepubliceerd onder ECLI:NL:HR:2022:853).
2.7.
Uit de beoordeling hiervoor volgt dat sprake is van een situatie die Woonbron niet langer hoeft te laten voortduren. [gedaagde] verblijft al geruime tijd zonder recht of titel in de woning, zij betaalt geen gebruiksvergoeding waardoor de mogelijk schade voor Woonbron oploopt en daarnaast blijkt uit het dossier dat [gedaagde] overlast aan haar omwonenden veroorzaakt. Dit alles maakt dat Woonbron er belang bij heeft dat [gedaagde] de woning ontruimt op het moment dat zij dat op basis van dit vonnis moet doen. Daarom wordt dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Woonbron te betalen € 4.755,68;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] om binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis de woning aan het adres [adres] te ontruimen met alle personen en zaken die zich daar vanwege [gedaagde] bevinden en de woning met alle sleutels ter beschikking van Woonbron te stellen;
3.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan Woonbron te betalen € 601,28 per maand met ingang van de maand augustus 2023 tot aan de datum waarop de ontruiming plaatsvindt;
3.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van Woonbron tot vandaag worden vastgesteld op € 1.145,85;
3.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.6.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J.R. van Tongeren en in het openbaar uitgesproken.
38671