ECLI:NL:RBROT:2023:8017

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 juli 2023
Publicatiedatum
5 september 2023
Zaaknummer
C/10/652972 / JE RK 23-380 en C/10/657415 / JE RK 23-1056
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van minderjarige met verzoek tot vervanging van de gecertificeerde instelling

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 14 juli 2023 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [voornaam minderjarige]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarige sinds 12 april 2019 onder toezicht staat en sinds 8 oktober 2021 bij de moeder uit huis is geplaatst. De huidige pleegplaats is bij de tante van de moeder, mw. [naam persoon 3]. De moeder heeft verzocht om vervanging van de gecertificeerde instelling (GI), de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, omdat zij geen vertrouwen meer heeft in de GI. De GI heeft zich verzet tegen dit verzoek en benadrukt dat het perspectiefonderzoek door een onafhankelijke instantie, de WSGV, kan worden uitgevoerd. De rechtbank heeft de verzoeken van de moeder en de vader om vervanging van de GI aanhouden, omdat er geen andere GI is aangedragen die bereid is de ondertoezichtstelling over te nemen. De rechtbank heeft de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 12 april 2024, met de mogelijkheid om deze te verkorten indien het perspectiefonderzoek hier aanleiding toe geeft. De rechtbank heeft de GI verzocht om uiterlijk twee weken voor de volgende zitting een rapportage in te dienen over de bereidheid van andere GI's om de ondertoezichtstelling over te nemen.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaakgegevens: C/10/652972 / JE RK 23-380 en C/10/657415 / JE RK 23-1056
datum uitspraak: 14 juli 2023

beschikking

in de zaken van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, hierna te noemen de GI, gevestigd te Amsterdam,
en

[moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. T. Erdal, kantoorhoudende te Rotterdam,
betreffende

[minderjarige] ,

geboren op [geboortedatum] 2018 te [geboorteplaats] , hierna te noemen [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[vader] ,

hierna te noemen: de vader, wonende te [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. J. Dekker, waarnemend voor mr. Rafaela, kantoorhoudende te Rotterdam.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 11 april 2023 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- het verzoek met bijlagen van de moeder van 5 mei 2023, ingekomen bij de griffie op 5 mei 2023;
- een briefrapportage van de GI van 21 juni 2023, ingekomen bij de griffie op 26 juni 2023;
- een verweerschrift van mr. B.V. Rafaela, namens de vader, van 27 juni 2023, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum.
Op 14 juli 2023 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord is:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat,
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat,
- een vertegenwoordigster van de GI, mw. [naam persoon 1] .
De kinderrechter heeft ter zitting bijzondere toegang verleend aan de tante van moederszijde,
mw. [naam persoon 2] , aan de pleegmoeder, mw. [naam persoon 3] , twee nichten van moederszijde beide genaamd [achternaam] en aan een medewerker van Profilazorg, dhr. [naam persoon 4] . Mw. [naam persoon 2] en mw. [naam persoon 3] zijn gehoord via een Teamsverbinding.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
Bij beschikking van 12 april 2019 is [voornaam minderjarige] onder toezicht gesteld.
Op 8 oktober 2021 is [voornaam minderjarige] bij de moeder uit huis geplaatst. Zij is toen met een
machtiging tot uithuisplaatsing geplaatst bij de vader.
Op 12 juli 2022 is [voornaam minderjarige] in het huidige pleeggezin geplaatst, omdat er ernstige zorgen
waren over de veiligheid van [voornaam minderjarige] bij de vader.
[voornaam minderjarige] verblijft sindsdien in een pleeggezin, te weten bij de pleegmoeder tante
[naam persoon 3]
Deze maatregelen zijn nadien telkens verlengd, voor het laatst bij beschikking van 11 april 2023 tot 12 augustus 2023. Het overig verzochte is aangehouden.

De verzoeken

Ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing (Zaak C/10/652972 / JE RK 23-380)
Nu moet worden beslist of de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] dienen te worden voortgezet tot 12 april 2024.
Vervanging GI (Zaaknummer C/10/657415 / JE RK 23-1056)
Door en namens de moeder wordt de rechtbank verzocht om de GI, die de ondertoezichtstelling uitvoert, te vervangen door een andere door de rechtbank te bepalen GI.

Het standpunt van de GI

De GI handhaaft ter zitting het verzoek en verzet zich tegen het verzoek van de moeder. Het perspectiefbesluit dat eerder door de GI is genomen kan als geschorst worden beschouwd. De GI staat vooralsnog achter dit eerder genomen besluit, maar wil ook voldoen aan de opdracht van de rechtbank om een perspectiefonderzoek te laten doen door een onafhankelijke instantie. De WSGV blijkt dat op korte termijn te kunnen doen. De WSGV is geen onderdeel van de GI, maar een onafhankelijke instantie. Zij hebben twee dagen geleden contact opgenomen met de jeugdbeschermer dat zij hun beleid hebben aangepast en de eerdere contra-indicaties zijn gewijzigd. De moeder stond nog op de wachtlijst en is hierdoor direct aan de beurt voor een perspectiefonderzoek. De opvoedvaardigheden van de moeder zullen daarbij worden onderzocht. Tijdens het perspectiefonderzoek moet [voornaam minderjarige] wel bij de pleegmoeder blijven. Met betrekking tot het verzoek van de moeder is de GI van mening dat vervanging van de GI nu niet aangewezen is. Daarmee zal het perspectiefonderzoek onnodig vertraging oplopen. Dit is niet in het belang van [voornaam minderjarige] . Bovendien was het ook de wens van de moeder om snel een perspectiefonderzoek te doen. Indien de rechtbank beslist dat een andere GI moet worden aangewezen om de ondertoezichtstelling uit te voeren kan het perspectiefonderzoek alsnog worden uitgevoerd door de WSGV. Daarnaast zijn de bezoeken met de vader geëvalueerd. De komende periode zal de begeleiding tijdens de bezoeken met de vader geleidelijk worden afgebouwd richting onbegeleide omgang. Daarnaast staat de vader nog op de wachtlijst bij Enver voor een perspectiefonderzoek, maar omdat hij geen eigen woning heeft kan dit vooralsnog niet plaatsvinden.
Op vragen van de voorzitter geeft de GI aan dat intern wel is gesproken over het voorleggen van het perspectiefbesluit aan de rechtbank, maar dit is een vrij nieuwe ontwikkelen. Dit speelde nog niet toen het besluit werd genomen. Op de vraag of het perspectiefbesluit is ingetrokken of geschorst geeft de GI aan dat het geschorst is. De GI staat er nog wel achter, maar de GI moet ook voldoen aan de opdracht van de rechtbank.

Het standpunt van de moeder

De moeder handhaaft ter zitting, mede bij monde van haar advocaat, haar verzoek en heeft geen verweer gevoerd tegen het verzoek van de GI. Een jaar geleden heeft de GI een perspectiefbesluit genomen dat niet aan de rechtbank is voorgelegd. Al een jaar wordt daar wel naar gehandeld. Ondanks dat de rechtbank in de beschikking van 7 november 2022 had opgenomen dat spoedig een perspectiefonderzoek moest plaatsvinden heeft de GI in een overleg gezegd daar niets mee te gaan doen. Dat de GI een dag voor de zitting aan de moeder kenbaar maakt dat de WSGV nu ineens wel een perspectiefonderzoek kan doen en dat de moeder ook nog eens bovenaan de wachtlijst staat is wel erg toevallig en doet haar wantrouwen vergroten. De moeder vertrouwt niet op deze plotselinge ontwikkeling rondom het perspectiefonderzoek en denkt ook niet dat het op een eerlijke manier zal gaan. Zij wil niet meedoen aan een perspectiefonderzoek van deze instelling. Zij wacht liever een aanmelding af bij een andere instelling. Door de houding van de GI en de toenmalige jeugdbeschermer is de moeder geheel het vertrouwen in de GI verloren. Zij wordt niet serieus genomen. De GI zegt ook niets over de omgang tussen de moeder en [voornaam minderjarige] , De moeder heeft onbegeleide omgang en dit verloopt goed. [voornaam minderjarige] geniet van de omgangsmomenten met de moeder. Omdat er zoveel mis is gegaan met deze GI wenst de moeder een vervanging van de GI zonder dossieroverdracht, zodat er met een frisse blik naar de zaak kan worden gekeken en de nieuwe GI zelf onderzoek kan doen en een eigen beoordeling kan maken. Niet op basis van oude informatie waar veel onwaarheden in staan. Het gaat om hoe het op dit moment met de moeder gaat. Als de rechtbank oordeelt dat de moeder dient mee te werken met het perspectiefonderzoek door de WSGV, zal de moeder daar wel aan meewerken, maar zij heeft daar geen vertrouwen in.
Wat betreft het perspectiefbesluit merkt de advocaat op dat dit in oktober 2022 is genomen, maar de GI geeft geen duidelijkheid of dit nog van kracht is. Dit is gerommel.

Het standpunt van de vader

Door en namens de vader wordt ter zitting aangesloten bij het standpunt van de moeder. Ook de omgang tussen de vader en [voornaam minderjarige] verloopt goed. De vader heeft een aantal keer verzocht om uitbreiding van de omgang en daar wordt nu eindelijk naar geluisterd. De eerste stap is toewerken naar onbegeleide omgang. Het perspectiefonderzoek dient niet alleen bij de moeder, maar ook bij de vader te starten. De vader heeft inmiddels zicht op een woning. Ook is hij bezig met een cursus om de Nederlandse taal te leren. De vader is het eens met de moeder dat er sprake is van een vertrouwensbreuk met de GI, dusdanig dat geen goede samenwerking meer mogelijk is tussen de GI en de ouders. Er wordt geen vooruitgang gezien. Het contact tussen de GI en de vader verloopt overigens wel goed, mede dankzij de maatschappelijk werker die nu bij de vader betrokken is.

Informatie van informanten

De pleegmoeder en tante verklaren ter zitting dat de pleegmoeder in de laatste fase zit van de pleegzorgscreening. [voornaam minderjarige] ontwikkelt zich goed bij de pleegmoeder. De beperkingen van de ouders worden gezien en erkend en de pleegmoeder en tante proberen hen daarbij te helpen en hen te ondersteunen. De pleegmoeder en tante willen graag deel uit blijven maken van het leven van [voornaam minderjarige] . De vorige jeugdbeschermer heeft harde uitspraken gedaan. Het lijkt wel alsof de GI een bepaalde stempel op het dossier van de familie heeft gezet. Het is zo vaak mis gelopen met deze GI. Daar moet een punt achter gezet worden en er dient een nieuwe start te worden gemaakt met een nieuwe GI.
Dhr. [naam persoon 4] verklaart ter zitting vanuit Profilazorg bij de vader betrokken te zijn sinds november 2022. Profilazorg is op zoek naar een woning voor de vader. Ook hebben zij hem al geholpen met een aantal andere praktische zaken. De gemeente is ook nauw betrokken bij de vader waardoor hij ook weer werk heeft.

De beoordeling

Ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing (nummer C/10/652972 / JE RK 23-380)
Ter zitting is geen verweer gevoerd tegen het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] . Zij zit nu goed bij tante. De rechtbank is op grond van de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting van oordeel dat de gronden hiervoor aanwezig zijn en dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 en 1:265c, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank zal daarom de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] verlengen voor de resterende duur van het verzoek, te weten tot 12 april 2024. Als het perspectief onderzoek hier aanleiding voor geeft, dan dient de uithuisplaatsing zoveel korter te duren als wenselijk is.
Vervanging GI (
nummer C/10/657415 / JE RK 23-1056)
Artikel 1:259 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt – voor zover hier van belang – dat de rechtbank op verzoek van de gezaghebbende ouder, wanneer het belang van het kind dat vereist, de GI kan vervangen door een andere GI.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat er sprake is van een sterk verstoorde samenwerking tussen de GI en de moeder. De moeder en het netwerk om haar heen heeft geen vertrouwen meer in de GI. Door en namens de moeder is echter niet aangevoerd door welke gecertificeerde instelling de GI vervangen dient te worden. Er is ook geen bereidverklaring van een andere GI overgelegd. Daarmee is niet duidelijk of een andere gecertificeerde instelling bereid is de ondertoezichtstelling uit te voeren en de capaciteit heeft om direct met het gezin aan de slag te gaan.
Daar komt bij dat het vervangen van de GI op dit moment vertraging zal opleveren bij de uitvoering van het perspectiefonderzoek. Dit onderzoek kan op zeer korte termijn starten en de rechtbank heeft er vertrouwen in dat dit zal leiden tot geobjectiveerde en gemotiveerde inzichten in de (on)mogelijkheden van een thuisplaatsing bij de moeder. De rechtbank acht het van belang dat dit onderzoek zo snel mogelijk van start gaat.
De rechtbank verzoekt de GI ook in de vraagstelling van het perspectiefonderzoek op te nemen dat de opvoedvaardigheden van de vader worden onderzocht. De omstandigheid dat de vader nu nog niet over een eigen woning beschikt behoort daar niet aan in de weg te staan, zijn opvoedvaardigheden en de manier waarop hij kan aansluiten bij de belevingswereld van [voornaam minderjarige] zijn immers ook van belang als [voornaam minderjarige] niet bij hem kan wonen, maar hij wel een rol speelt in haar leven. Voorkomen moet worden dat op een later moment een nieuw perspectiefonderzoek door een andere instantie moet worden uitgevoerd. Dit is onnodig belastend voor [voornaam minderjarige] .
De rechtbank zal in het licht van het voorgaande het verzoek van de moeder tot vervanging van de GI aanhouden tot na te noemen datum. De rechtbank verzoekt de GI uit te zoeken welke gecertificeerde instelling bereid is de uitvoering van de ondertoezichtstelling op zich te nemen en of direct een jeugdbeschermer beschikbaar is om met het gezin aan de slag te gaan.
De GI wordt verzocht om uiterlijk twee weken voor de hierna vermelde zittingsdatum een briefrapportage aan de kinderrechter (met afschrift aan de belanghebbenden en aan de advocaten) te overleggen omtrent de huidige stand van zaken en met daarin opgenomen welke gecertificeerde instelling bereid is de uitvoering van de ondertoezichtstelling op zich te nemen.

De beslissing

De rechtbank:
Zaaknummer C/10/652972 / JE RK 23-380
verlengt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] tot 12 april 2024;
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg, tot 12 april 2024;
verklaart deze beschikking – tot zo ver – uitvoerbaar bij voorraad.
Zaaknummer C/10/657415 / JE RK 23-1056
bepaalt dat de behandeling van de zaak wordt aangehouden tot
1 oktober 2023 pro forma;
bepaalt dat de GI, de belanghebbenden en mrs. T. Erdal en B.V. Rafaela op de genoemde pro forma-datum niet ter zitting behoeven te verschijnen;
verzoekt de GI om
uiterlijk twee wekenvóór de hiervoor genoemde pro forma-datum aan de rechtbank de verzochte rapportage te doen toekomen.
Deze beschikking is gegeven door mr. T. van den Akker, voorzitter en tevens kinderrechter, en mrs. A.M.I. van der Does en W.J. Loorbach, kinderrechters, in tegenwoordigheid van
mr. C.N. Arduin als griffier en in het openbaar uitgesproken op 14 juli 2023.
Deze beschikking is schriftelijk vastgesteld op 4 augustus 2023. De jongste rechter is buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.