In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 14 juli 2023 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [voornaam minderjarige]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarige sinds 12 april 2019 onder toezicht staat en sinds 8 oktober 2021 bij de moeder uit huis is geplaatst. De huidige pleegplaats is bij de tante van de moeder, mw. [naam persoon 3]. De moeder heeft verzocht om vervanging van de gecertificeerde instelling (GI), de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, omdat zij geen vertrouwen meer heeft in de GI. De GI heeft zich verzet tegen dit verzoek en benadrukt dat het perspectiefonderzoek door een onafhankelijke instantie, de WSGV, kan worden uitgevoerd. De rechtbank heeft de verzoeken van de moeder en de vader om vervanging van de GI aanhouden, omdat er geen andere GI is aangedragen die bereid is de ondertoezichtstelling over te nemen. De rechtbank heeft de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 12 april 2024, met de mogelijkheid om deze te verkorten indien het perspectiefonderzoek hier aanleiding toe geeft. De rechtbank heeft de GI verzocht om uiterlijk twee weken voor de volgende zitting een rapportage in te dienen over de bereidheid van andere GI's om de ondertoezichtstelling over te nemen.