In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 11 augustus 2023 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De zaak betreft een geschil tussen NCOI Opleidingen B.V. en een gedaagde, die in verzet is gekomen tegen een eerder gewezen verstekvonnis van 2 maart 2023. NCOI had in dat verstekvonnis een vordering ingesteld, maar de gedaagde heeft hiertegen verzet aangetekend. Tijdens de procedure heeft NCOI aangegeven dat zij haar eis niet langer handhaaft, gelet op het verweer van de gedaagde. De kantonrechter heeft dit verzoek van NCOI opgevat als een verzoek tot vernietiging van het verstekvonnis, wat ook is gebeurd. Hierdoor is de vordering van NCOI afgewezen.
Daarnaast heeft de kantonrechter NCOI veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde, die zijn vastgesteld op € 361,14. Dit bedrag omvat de dagvaardingskosten en het salaris van de gemachtigde van de gedaagde. De kantonrechter heeft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat NCOI deze kosten direct moet betalen, ongeacht een eventuele hoger beroep. De uitspraak benadrukt het belang van het procesrecht en de verplichtingen van partijen in civiele procedures, vooral in gevallen van verzet tegen verstekvonnissen.