ECLI:NL:RBROT:2023:783

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 januari 2023
Publicatiedatum
6 februari 2023
Zaaknummer
ROT 22/1433
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid en toekenning van WGA-vervolguitkering op basis van medische en arbeidskundige rapportages

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 23 januari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, die arbeidsongeschikt is verklaard, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). De eiser, die voorheen als lasser werkte, heeft een WGA-vervolguitkering aangevraagd na een eerdere toekenning van een WGA-loonaanvullingsuitkering. De rechtbank heeft de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser vastgesteld op 45,44% per 1 augustus 2021, na beoordeling van de medische en arbeidskundige rapportages. Eiser heeft aangevoerd dat zijn lichamelijke en psychische klachten onvoldoende zijn meegewogen en dat hij volledig arbeidsongeschikt is. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige zorgvuldig hebben gehandeld en dat de vastgestelde beperkingen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) adequaat zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de voorgehouden functies, die een eenvoudige taakstelling en inhoud hebben, passend zijn voor eiser, ondanks zijn beperkte taalvaardigheid. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard, waarbij is geconcludeerd dat de beslissing van het UWV om de mate van arbeidsongeschiktheid op 45,44% vast te stellen juist is.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 22/1433

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 januari 2023 in de zaak tussen

[naam eiser], te [plaats] , eiser,
gemachtigde: mr. R. Küçükünal,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder,
gemachtigde: mr. S. Roodenburg.

Procesverloop

Bij besluit van 10 mei 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder eiser met ingang van 1 augustus 2021 op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) een uit een vervolguitkering bestaande werkhervattingsuitkering gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA-uitkering) toegekend.
Bij besluit van 8 februari 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser met ingang van 1 augustus 2021 vastgesteld op 45,44%.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 november 2022. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser, voor het laatst werkzaam geweest als lasser, is ten gevolge van lichamelijke klachten op 27 januari 2015 arbeidsongeschikt geworden. Per einde wachttijd op 6 januari 2017 is hem een WGA-loonaanvullingsuitkering toegekend tot 1 augustus 2021, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid was vastgesteld op 80 tot 100%. Eisers mate van arbeidsongeschiktheid met ingang van 18 mei 2018 is vastgesteld op 48,49%.
2.1.
Bij het primaire besluit heeft verweerder de loongerelateerde WGA-uitkering van eiser per 1 augustus 2021 omgezet in een WGA-vervolguitkering, naar een klasse van arbeidsongeschiktheid van 65 tot 80%.
2.2.
Naar aanleiding van eisers bezwaar tegen het primaire besluit heeft verweerder een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek laten verrichten naar de beperkingen van eiser op 1 augustus 2021. Verweerders (verzekerings)arts heeft eiser op 3 augustus 2021 op het spreekuur gezien. In het rapport van 24 augustus 2021 heeft de (verzekerings)arts overwogen dat eiser al langere tijd bekend is met rugklachten. Omdat die volgens eiser zijn verergerd, waarbij de uitstraling nu naar beide benen gaat en traplopen moeizaam gaat, heeft de (verzekerings)arts eiser hiervoor licht beperkt geacht. Wegens eisers klachten aan zijn rechterschouder is eiser beperkt geacht om boven schouderhoogte te werken met zijn rechterarm. Omdat eiser aan beide zijden een gehoorapparaat draagt is hij ook beperkt geacht voor oor-bedekkende beschermende kleding/middelen. De overige beperkingen zijn niet gewijzigd ten opzichte van de vorige beoordeling. Ten behoeve van de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid heeft de (verzekerings)arts op 25 augustus 2021 de beperkingen van eiser in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML), geldend vanaf 1 augustus 2021, vastgelegd.
De arbeidsdeskundige heeft vervolgens met inachtneming van de mogelijkheden en beperkingen van eiser een aantal gangbare functies geduid en heeft geconcludeerd dat het loon dat met de mediaanfunctie verdiend kan worden 41,57% lager ligt dan het zogeheten maatmaninkomen van eiser.
2.3.
Naar aanleiding van de bezwaren van eiser tegen verweerders voornemen het primaire besluit te wijzigen, heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in haar rapport van 24 januari 2022 geconcludeerd dat de belastbaarheid van eiser juist is weergegeven in het rapport van de (verzekerings)arts maar dat één beperking niet helemaal juist in de FML is vastgelegd. Gelet daarop heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep op 24 januari 2021 een nieuwe FML opgesteld, geldend vanaf 1 augustus 2021, waarin de beperking op het item 4.12. ‘duwen en trekken’ is aangepast in die zin dat eiser niet 15 kilogram kan duwen en trekken, maar 10 kilogram.
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in haar rapport van 8 februari 2022, uitgaande van de nieuwe FML, één van de eerder geduide functies laten vervallen. Zij heeft geconcludeerd dat er voldoende functies resteren om de schatting op te baseren. Het loon dat met de mediaanfunctie van de in bezwaar geduide functies verdiend kan worden, is (afgerond) 45,44% lager dan het maatmaninkomen van eiser.
2.4.
Op grond van de rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft verweerder bij het bestreden besluit het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit gegrond verklaard en de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser per 1 augustus 2021 vastgesteld op 45,44%.
3.1.
In beroep voert eiser aan dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn lichamelijke en psychische klachten en dat hij de geduide functies niet kan verrichten. Hij acht zich volledig arbeidsongeschikt. Volgens eiser was het verrichte verzekeringsgeneeskundig onderzoek onvoldoende en is nagelaten te bepalen welke psychische beperkingen eiser ondervindt bij het verrichten van arbeid. Eiser stelt dat het bestreden besluit niet op concrete stukken berust en dat het onzorgvuldig is genomen en onvoldoende is gemotiveerd.
3.2.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in haar aanvullende rapport van 14 april 2022 overwogen dat wat eiser in beroep heeft aangevoerd geen aanleiding geeft om het eerder ingenomen standpunt te wijzigen.
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep is in haar aanvullende rapport van 3 mei 2022 puntsgewijs ingegaan op de door eiser in beroep naar voren gebrachte arbeidskundige gronden en heeft uiteengezet dat er geen aanleiding is om de eerdere conclusie te wijzigen.
De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Op grond van artikel 4 van de Wet WIA is volledig en duurzaam arbeidsongeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Op grond van artikel 5 is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, doch die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is.
Op grond van artikel 6, derde lid, wordt onder de genoemde arbeid verstaan alle algemeen geaccepteerde arbeid waartoe de verzekerde met zijn krachten en bekwaamheden in staat is.
Op grond van artikel 62, eerste lid, in verbinding met artikel 61, zesde lid, hangt de hoogte van de WGA-vervolguitkering af van de mate van arbeidsongeschiktheid.
4.2.
Bij het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten zijn regels gesteld betreffende de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid op grond van de Wet WIA.
5. De rechtbank moet beoordelen of verweerder bij het bestreden besluit de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser per 1 augustus 2022 op correcte wijze heeft vastgesteld op 45,44%. Daartoe dient de rechtbank aan de hand van de aangevoerde beroepsgronden te toetsen of verweerder de medische beperkingen van eiser correct heeft vastgesteld en of eiser, rekening houdend met deze beperkingen, in staat is de aan hem voorgehouden functies te verrichten.
6.1.
De verzekeringsarts heeft het dossier van eiser bestudeerd, eiser op het spreekuur een anamnese afgenomen en eiser psychisch en lichamelijk onderzocht. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft dossierstudie verricht, de bezwaargronden en de in het dossier aanwezige informatie van de behandelend sector meegewogen, is aanwezig geweest bij de hoorzitting op 10 januari 2022 en heeft eiser lichamelijk en psychisch onderzocht. Er is geen reden om te oordelen dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek niet zorgvuldig is uitgevoerd. Eisers beroepsgrond dat het bestreden besluit niet op concrete stukken berust, slaagt niet. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft juist uitvoerig uitgeschreven welke brieven – inclusief de inhoud van die brieven – zij heeft meegewogen.
6.2.
Er is ook geen aanleiding om het medisch oordeel dat aan het bestreden besluit ten grondslag ligt in twijfel te trekken. Uit de rapporten van verweerders verzekeringsartsen blijkt dat rekening is gehouden met de door eiser genoemde klachten. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft op inzichtelijke en overtuigende wijze gemotiveerd dat de in de FML van 24 januari 2022 beschreven beperkingen voldoende zijn. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder met het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 24 januari 2022 voldoende gereageerd op wat eiser in bezwaar aan medische gronden naar voren heeft gebracht.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in dat rapport overwogen dat er geen reden is om een beperking ten aanzien van horen aan te nemen omdat eiser hoortoestellen niet goed kan verdragen. Uit de brief van de KNO-arts van 20 december 2021 blijkt dat eiser mogelijk een ooraandoening heeft die doorgaans met behandeling binnen één tot drie weken geneest. Daarnaast zijn er mogelijkheden om het hoortoestel aan te passen om irritatie te voorkomen. Er is daarom onvoldoende grond om te stellen dat eiser geen hoortoestellen kan dragen danwel het grootste deel van de dag geen hoortoestellen kan dragen en daarom is er ook onvoldoende grond om te stellen dat hij is aangewezen op een beperking ten aanzien van horen.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft ten aanzien van het item ‘hoofdbewegingen’ overwogen dat alleen het feit dat eiser bij het lichamelijk onderzoek het hoofd in alle richtingen beperkt bewoog, onvoldoende is om beperkingen aan te nemen, omdat er geen onderliggende medische aandoening is bij eiser die dit kan verklaren. Een atheroomcyste (een talgkliercyste) kan beperkte hoofdbewegingen niet verklaren, zoals eiser heeft gesteld en de atheroomcyste die eiser heeft gehad is in 2018 verwijderd.
Er is volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen reden om een aanvullende beperking aan te nemen ten aanzien van het item ‘knielen of hurken’, omdat bij het geknield/gehurkt actief zijn geen sprake is van duidelijke intra-abdominale drukverhoging.
In bezwaar heeft eiser geen objectieve gegevens overgelegd op basis waarvan ten aanzien van de items ‘tillen’, ‘dragen’ en ‘knielen of hurken’ tot een andere conclusie moet worden gekomen dan de verzekeringsarts heeft getrokken. Wat eiser in beroep heeft aangevoerd geeft onvoldoende grond om aan te nemen dat hij meer beperkingen aan zijn knieën ondervindt dan de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft aangenomen. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking genomen dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep bij haar onderzoek bij inspectie van de knieën geen bijzonderheden heeft waargenomen.
6.3.
In het aanvullende rapport van 14 april 2022 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep op inzichtelijke wijze gemotiveerd dat bij eiser van volledige medische arbeidsongeschiktheid volgens het Schattingsbesluit geen sprake is, omdat hij niet voldoet aan één van de uitzonderingscategorieën zoals staan beschreven in het Schattingsbesluit. Er is geen sprake van bedlegerigheid, ADL-afhankelijkheid, opname in een (AWBZ-)erkende zorginstelling, een terminale situatie, wisselende mogelijkheden waarbij periodiek langere tijd sprake is van een situatie waarin eiser niet of nauwelijks zelfredzaam is, of verlies aan mogelijkheden waardoor eiser binnen drie maanden de zelfredzaamheid zal verliezen of een ernstige psychische stoornis met beperkingen op micro-, meso- en macroniveau.
Met de lichamelijke klachten is in voldoende mate rekening gehouden door de aangenomen beperkingen ten aanzien van horen, fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen en statische houdingen. Er is geen medische aandoening die kan verklaren dat eiser niet in staat zou zijn om met zijn rechterarm te werken. De aanwezigheid van een lipoom (een vetbultje onder de huid) ter hoogte van het schouderblad, is onschuldig, zit lokaal in de huid en kan niet verklaren dat eiser zijn rechterarm niet kan gebruiken.
De ervaren psychische klachten van eiser lijken de verzekeringsarts bezwaar en beroep vooral een reactie op de burenproblematiek waar eiser last van heeft en op zijn financiële problemen. Er is echter per de datum in geding geen aanleiding om uit te gaan van ernstige psychopathologie. Zowel tijdens het spreekuur bij de verzekeringsarts als in bezwaar werden bij het psychisch onderzoek geen (psychische) afwijkingen geobjectiveerd. Met de beperkingen ten aanzien van veelvuldige deadlines en productiepieken en verhoogd persoonlijk risico in verband met de medicatie van eiser is dan ook in voldoende mate rekening gehouden met de psychische klachten. Bij psychisch onderzoek zijn geen concentratieproblemen geobjectiveerd. En ondanks dat eiser rond de datum in geding veelvuldig te maken had met burenproblematiek, is niet gebleken dat hij hierin adequaat gehandeld heeft door contact op te nemen met de politie en urgentie te vragen voor een andere woning. Voor beperkingen ten aanzien van concentreren en omgaan met conflicten is daarom geen aanleiding.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder met de rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende gereageerd op wat eiser in bezwaar en beroep aan medische gronden naar voren heeft gebracht. Uit de stellingen van eiser kan niet worden afgeleid dat verweerders verzekeringsarts bezwaar en beroep een onvolledig beeld heeft gehad van de medische situatie van eiser op de datum in geding en meer beperkingen had moeten aannemen. De rechtbank volgt de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Eisers beroepsgrond dat is nagelaten te bepalen welke psychische beperkingen eiser ondervindt bij het verrichten van arbeid, slaagt niet. Uit de rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep blijkt dat de psychische klachten van eiser en de daaruit voortvloeiende beperkingen voor arbeid nadrukkelijk door de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn meegewogen.
6.4.
Ook wat eiser voor het overige heeft aangevoerd, vormt geen aanleiding voor het oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep onvoldoende beperkingen heeft aangenomen.
6.5.
Uit het voorgaande volgt dat niet kan worden geoordeeld dat verweerder de functionele mogelijkheden van eiser - beoordeeld naar de datum in geding - onjuist heeft vastgesteld in de FML van 24 januari 2022. Daarvan uitgaande, kan wat eiser heeft betoogd over de geschiktheid van de hem voorgehouden functies niet slagen, voor zover dat is gebaseerd op het reeds weerlegde standpunt dat hij minder functionele mogelijkheden heeft dan door verweerder is aangenomen. In het rapport van 8 februari 2022 en het daarbij horende ‘Resultaat Functiebeoordeling’ heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep de geschiktheid van de in bezwaar voorgehouden functies, in aanvulling op het rapport van de arbeidsdeskundige, voldoende toegelicht aan de hand van de door het Claimbeoordelings- en Borgingssysteem gesignaleerde items die een mogelijke overschrijding van de belastbaarheid aangeven. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft daarbij gemotiveerd dat eisers stelling dat de functie assemblagemedewerker elektrotechnische producten (SBC-code 267041) ongeschikt is omdat hij de Nederlandse taal niet beheerst, niet kan worden gevolgd, omdat in die functie sprake is van een opleiding in de praktijk, waarbij door het voordoen van handelingen de kennis wordt overgebracht. Beheersing van de Nederlandse taal in woord en geschrift is niet aan de orde. De rechtbank heeft gelet op eisers arbeidsverleden geen aanleiding om te oordelen dat eiser niet geacht kan worden over basale taalvaardigheid in het Nederlands te beschikken. Mede naar aanleiding van de stelling van eiser in beroep dat de voorgehouden functies ongeschikt zijn omdat daarin werkbeschrijvingen gelezen moeten worden, overweegt de rechtbank in dat kader nog het volgende. De in bezwaar geduide functies hebben opleidingsniveau 2 en 3. Gelet op het opleidingsniveau van deze functies moet eiser, die onweersproken opleidingsniveau 3 heeft, in staat worden geacht te voldoen aan de eisen die in die functies worden gesteld.
De functie controleur metaalproducten (SBC-code 264150) heeft opleidingsniveau 2. Bij de omschrijving van de inhoud van deze functie is onder meer vermeld: “Krijgt mondelinge en schriftelijke instructie (werk-controlplan met afbeelding te controleren punten en schriftelijke toelichting). Raadpleegt deze (o.a. via tekening/foto) zo nodig op de computer in de nabijgelegen kantoorruimte.”
De functie Assemblagemedewerker elektrotechnische producten (SBC-code 267041) heeft opleidingsniveau 2. Bij de omschrijving van de inhoud van deze functie is onder meer vermeld: “Krijgt mondelinge instructies bij aanvang van de dienst, middels een briefing, en schriftelijke opdrachten volgens het kanban sturingssysteem. Heeft daarnaast op de werkplek een geschreven werkplekinstructie met voorbeelden en aanwijzingen hoe het product gemaakt moet worden.”
Uit de verdere omschrijving van het werk blijkt niet dat de belasting op het gebied van beheersing van de Nederlandse taal verder gaat dan deze eenvoudige schriftelijke en mondelinge beheersing van de Nederlandse taal. Van het moeten lezen van een werkbeschrijving in de zin die eiser kennelijk meent, is dan ook geen sprake. Ook iemand met een beperkte lees- en taalvaardigheid in de Nederlandse taal kan doorgaans in staat worden geacht eenvoudige productiematige functies te vervullen. Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 13 juli 2012 (ECLI:NL:CRVB:2012:BX1509). De rechtbank onderschrijft het standpunt van de arbeidsdeskundige dat de voorgehouden functies in alle gevallen functies betreffen met een eenvoudige taakstelling en inhoud en dat wanneer de taalvaardigheid voldoende was voor de maatmanfunctie, dit ook voldoende moet zijn voor de voorgehouden functies die qua niveau vergelijkbaar zijn met de maatmanfunctie. Gelet daarop is de conclusie gerechtvaardigd dat eiser in staat moet worden geacht te voldoen aan de beperkte eisen die in deze functies worden gesteld aan de beheersing van de Nederlandse taal.
6.6.
Verder is de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in het rapport van 3 mei 2022 puntsgewijs ingegaan op de (overige) door eiser in beroep naar voren gebrachte arbeidskundige gronden en heeft gemotiveerd uiteengezet dat de belasting van de in bezwaar voorgehouden functies de belastbaarheid van eiser niet overschrijdt. De rechtbank heeft geen aanleiding de conclusies van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in twijfel te trekken. Nu ook de rechtbank niet is gebleken dat de belasting van de drie in bezwaar geselecteerde functies die aan de schatting in bezwaar ten grondslag zijn gelegd de mogelijkheden van eiser overschrijdt, moeten deze functies voor eiser geschikt worden geacht.
6.7.
Uit vergelijking van het inkomen dat eiser zou kunnen verdienen in voor hem geschikt te achten functies met het inkomen dat hij in zijn eigen werk zou hebben verdiend als hij niet arbeidsongeschikt was geworden, blijkt een verlies aan verdienvermogen van 45,44%. Eisers mate van arbeidsongeschiktheid is door verweerder dus juist vastgesteld.
7. De slotsom is dat het beroep ongegrond moet worden verklaard.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.V. van Baaren, rechter, in aanwezigheid van mr. Y.W. Geerts, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 23 januari 2023.
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.