ECLI:NL:RBROT:2023:7828

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 maart 2023
Publicatiedatum
1 september 2023
Zaaknummer
8609273 CV EXPL 20-21253
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eindvonnis na bewijslevering over tekortkoming in de levering van bier en vermogensschade

In deze zaak heeft de kantonrechter uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres] en De Laak B.V. aan de ene kant, en [gedaagde] aan de andere kant, over de levering van bier. De rechtbank heeft vastgesteld dat De Laak tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst door ander bier te leveren dan overeengekomen, wat heeft geleid tot vermogensschade voor [gedaagde]. De eis van [eiseres] is afgewezen omdat zij geen partij was bij de overeenkomst. De gedaagde heeft een tegeneis ingesteld, waarin zij eiste dat [eiseres] en De Laak gehouden zijn tot nakoming van de overeenkomst. De kantonrechter heeft geoordeeld dat De Laak niet het afgesproken bier van Heineken en Grolsch heeft geleverd, en dat zij daardoor schade moet vergoeden aan [gedaagde]. De schade is vastgesteld op € 58.730, die De Laak aan [gedaagde] moet betalen. De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat [gedaagde] geen aanspraak kan maken op reputatieschade of schade door sluiting en inbeslagname. De Laak is veroordeeld tot betaling van de proceskosten en de wettelijke rente. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 8609273 CV EXPL 20-21253
datum uitspraak: 17 maart 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van

1..[eiseres] ,

2. De Laak B.V.,
vestigingsplaats: [vestigingsplaats 1] ,
eiseressen in conventie,
verweersters in reconventie,
gemachtigde: mr. M.F.H. van Delft,
tegen
[gedaagde],
vestigingsplaats: [vestigingsplaats 2] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
gemachtigde: mr. M.J.I. Assink.
De partijen worden hierna ‘ [eiseres] ’, ‘De Laak’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • het tussenvonnis van 24 december 2021 en de daarin genoemde stukken;
  • de akte van [gedaagde] ;
  • de akte van [eiseres] en De Laak;
  • het proces-verbaal van het op 23 februari 2022 gehouden getuigenverhoor;
  • de akte van [gedaagde] ;
  • de aanvullende bijlagen van [gedaagde] ;
  • het proces-verbaal van het op 5 juli 2022 gehouden getuigenverhoor;
  • de conclusie van [eiseres] en De Laak;
  • de conclusie van [gedaagde] .

2..De verdere beoordeling

wat is er tot nu toe in deze zaak gebeurd?
2.1.
[eiseres] en De Laak eisen [gedaagde] te veroordelen aan hen te betalen € 15.441,69 en € 3.175,04 aan hoofdsom, met rente en buitengerechtelijke incassokosten. Zij leggen aan deze eis ten grondslag dat zij in opdracht van [gedaagde] gevulde bierfusten met onder meer Heineken en Grolsch aan [gedaagde] hebben geleverd. [gedaagde] dient op grond van de tussen partijen gesloten overeenkomst voor deze fusten te betalen. [gedaagde] is het daar niet mee eens. [gedaagde] betwist dat zij zaken heeft gedaan met [eiseres] . De overeenkomst is via [naam 1] aangegaan met De Laak, zoals dat al jaren gaat. [eiseres] heeft dan ook geen vordering op haar. [gedaagde] stelt daarnaast dat De Laak is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst omdat zij nep bier heeft geleverd in plaats van het afgesproken bier van Heineken en Grolsch. Zij heeft daardoor schade geleden en wil haar betalingsverplichting opschorten en/of met de schade verrekenen.
2.2.
[gedaagde] heeft een tegeneis ingesteld. Zij eist te verklaren voor recht dat [eiseres] en De Laak gehouden zijn tot nakoming van de overeenkomst en hen te veroordelen tot nakoming, met buitengerechtelijke incassokosten en met een veroordeling tot betaling aan [gedaagde] van de schade nader op te maken bij staat. [gedaagde] legt aan deze eis ten grondslag dat zij door de levering van het nep bier op meerdere fronten schade heeft geleden. [eiseres] en de Laak betwisten nep bier te hebben geleverd en betwisten de omvang van de schade.
2.3.
In het tussenvonnis van 3 september 2021 is het volgende overwogen. De eis van [eiseres] is afgewezen omdat zij geen partij is bij de overeenkomst. De eis van [gedaagde] tegen [eiseres] is eveneens afgewezen, omdat [eiseres] dus ook niet is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst en evenmin onrechtmatig heeft gehandeld. Aangezien de overeenkomst tussen De Laak en [gedaagde] niet is ontbonden, moet [gedaagde] de koopsom voor de bierfusten op zich betalen. Beoordeeld moet worden of [gedaagde] een geslaagd beroep op opschorting en/of verrekening kan doen. In dat kader is overwogen dat De Laak verplicht was Heineken en Grolsch aan [gedaagde] te leveren. De kantonrechter heeft voorshands aangenomen dat de door De Laak in de periode vanaf 1 januari 2016 tot maart 2017 aan [gedaagde] verkochte en geleverde fusten bier ander bier hebben bevat dan bier van Heineken en/of Grolsch. De Laak is in de gelegenheid gesteld tegenbewijs te leveren. Daarnaast is de eis van [gedaagde] om alsnog het juiste bier te leveren afgewezen, omdat zij daar onvoldoende belang bij heeft en in redelijkheid geen nakoming meer mag eisen. Tot slot heeft de kantonrechter aanleiding gezien de schade in deze procedure te begroten. [gedaagde] is daarom in de gelegenheid gesteld haar schade nader te onderbouwen.
2.4.
[eiseres] en De Laak hebben de kantonrechter verzocht van diverse punten uit het tussenvonnis terug te komen. Zij hebben daarnaast hun eis gewijzigd in die zin dat de gronden voor de eis van [eiseres] worden aangevuld en dat subsidiair het volledige bedrag door De Laak wordt geëist. In het tussenvonnis van 24 december 2021 is geoordeeld dat niet op het tussenvonnis wordt teruggekomen. De aanvulling van gronden is niet toegelaten omdat de eis van [eiseres] al is afgewezen. De vermeerdering van eis van De Laak is toegelaten, omdat dit niet in strijd is met de goede procesorde. De procedure is daarna voortgezet.
[gedaagde] heeft een overeenkomst met De Laak gesloten
2.5.
Aangezien de eis van [eiseres] is afgewezen, wordt aan de subsidiaire eis van De Laak toegekomen. De Laak eist daarbij ook betaling van de bedragen zoals vermeld op de facturen van [eiseres] . Zij kan nakoming van deze betalingsverplichtingen verlangen als zij daartoe een overeenkomst met [gedaagde] heeft gesloten. [gedaagde] betwist dat zij deze overeenkomst met De Laak heeft gesloten. Dit staat echter haaks op het eerder door [gedaagde] ingenomen standpunt. [gedaagde] heeft in haar conclusie van antwoord nog aangevoerd dat zij sinds jaar en dag zaken doet met [naam evenementencentrum], een handelsnaam van De Laak. [gedaagde] heeft vanaf 22 februari 2017 weliswaar facturen ontvangen op naam van DSW Drankenhandel, maar dit zouden volgens [gedaagde] onveranderd bij [naam 1] van De Laak bestelde fusten betreffen. [gedaagde] heeft zelfs aangeboden getuigen te horen over het feit dat in de bestelling en in de levering niets was gewijzigd. Dit wijst er dus juist op dat [gedaagde] de overeenkomst met De Laak heeft gesloten. Het is onduidelijk hoe dat zich verhoudt tot de huidige betwisting van deze overeenkomst. [gedaagde] heeft dat ook niet uitgelegd. Zij wijst er alleen op dat de facturen door [eiseres] zijn gestuurd en De Laak desgevraagd niet heeft aangegeven dat de overeenkomst met haar is aangegaan. Het is onduidelijk wat zij daarmee bedoelt. Het gaat er immers om wat partijen bij het aangaan van de overeenkomst van elkaar mochten verwachten en dat was volgens [gedaagde] dat zij ongewijzigd zaken deed met De Laak. Daarbij is, zoals in het tussenvonnis is overwogen, niet doorslaggevend welke naam op de facturen is gezet.
2.6.
[gedaagde] heeft dan ook onvoldoende betwist dat zij de overeenkomst met De Laak is aangegaan. De Laak kan dus ook betaling eisen van de eerder door [eiseres] in rekening gebrachte bedragen. Dat betekent dat ter zake van deze bedragen eveneens moet worden beoordeeld of [gedaagde] een geslaagd beroep op opschorting en/of verrekening kan doen.
De Laak is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen
2.7.
De Laak was verplicht om bier van Heineken en Grolsch te leveren. Naar het oordeel van de kantonrechter is voldoende komen vast te staan dat De Laak daaraan niet heeft voldaan. Daarbij wordt zwaar gewicht toegekend aan het feit dat De Laak (en [naam 1] ) al in twee procedures zijn veroordeeld voor het verkopen van vals bier. De strafrechter heeft bewezen verklaard dat De Laak en [naam 1] van 1 mei 2016 tot 1 maart 2017 tht-stickers hebben vervalst met daarop de merknaam Heineken en hebben verkocht ongeveer 8.400 valse tht-stickers met daarop de merknaam Heineken en een groot aantal bierfusten met de merknaam Heineken die waren gevuld met niet-Heineken bier. De strafrechter heeft dit ook bewezen verklaard ten aanzien van tht-stickers en bierfusten met daarop de merknaam Grolsch. Deze bewezenverklaring is in hoger beroep blijven staan.
2.8.
Dat [naam 2] , bestuurder van De Laak, in hoger beroep vrijgesproken is, is geen reden om aan te nemen dat De Laak niet bij het strafbaar handelen betrokken was. De veroordeling tegen De Laak is immers niet aangetast. In de beoordeling heeft het hof bovendien betrokken dat [naam 2] heeft verklaard dat zij slechts op papier bestuurder was. In de praktijk deed zij alleen de administratie en was zij in geen enkel opzicht bij de bedrijfsvoering betrokken. Voor deze constructie was gekozen omdat [naam 1] vanwege zijn dyslexie geen cursus voor het benodigde diploma Sociale Hygiëne kon of wilde volgen. [naam 2] heeft in deze procedure als getuige eenzelfde verklaring afgelegd. Zij heeft verklaard dat zij zich alleen bezig hield met de administratie en het factureren en dat [naam 1] de inkoop van bier regelde. Zij kon daarom niets verklaren over de verkoop van fusten bier met daarin ander bier dan afgesproken. Het arrest en de verklaring van [naam 2] geven dan ook geen aanleiding om anders over de betrokkenheid van De Laak te denken.
2.9.
Daarnaast is De Laak in de procedure tegenover Heineken veroordeeld tot betaling van schadevergoeding. De rechtbank heeft in dat kader vastgesteld dat De Laak aan in ieder geval meerdere afnemers met vals bier gevulde Heinekenfusten heeft geleverd. Zij heeft verder overwogen dat De Laak heeft erkend dat zij een aantal fusten met niet-Heineken bier als Heineken bier heeft doorverkocht. De rechtbank baseerde haar oordeel voorts op het feit dat bij De Laak verschillende rollen met namaak tht-stickers zijn aangetroffen en op het in opdracht van Heineken verrichte onderzoek. Dat onderzoek is uitgevoerd naar 70 fusten bier waarvan er 36 fusten gevuld bleken met vals bier. Deze fusten waren onder meer afkomstig van [gedaagde] . In het onderzoek is vastgesteld dat de fusten geleverd waren door De Laak. Dit blijkt ook uit het in dit geding overgelegde onderzoeksrapport, de verslagen van observatie en de getuigenverklaring van de betreffende onderzoeker.
2.10.
Uit het bovenstaande volgt dat in twee andere procedures is komen vast te staan dat De Laak vals Heineken en Grolsch bier heeft geleverd. De Laak heeft weliswaar aangevoerd dat zij in dit geval “echt” bier heeft geleverd, maar die enkele stelling is gelet op die eerdere vonnissen onvoldoende. Zonder nadere toelichting valt niet in te zien waarom deze zaak anders is dan die andere zaken. Het enkele feit dat het onderzoek van Heineken alleen betrekking heeft op een paar leveringen van [gedaagde] , is geen reden om aan te nemen dat aan [gedaagde] verder steeds “echt” bier is geleverd. De Laak heeft niet uitgelegd waarom zij bij andere bestellingen van [gedaagde] ineens gestopt zou zijn met de levering van vals bier. De Laak heeft erop gewezen dat ter zake van de levering van Grolschbier geen aanleiding is om aan te nemen dat er ander bier zou zijn geleverd, maar onduidelijk is hoe zij tot deze conclusie komt. De strafrechtelijke veroordeling ziet immers ook op bedrog met het bier van Grolsch. De Laak heeft niet uitgelegd waarom daaraan geen gewicht zou moeten worden toegekend.
2.11.
[naam 1] heeft in het getuigenverhoor weliswaar verklaard dat hij zeker weet dat voor 100% Heineken bier is geleverd, maar aan zijn verklaring wordt maar beperkt gewicht toegekend. Hij was immers de drijvende kracht achter De Laak en heeft dus belang bij de uitkomst van deze procedure. Het is bovendien onduidelijk hoe [naam 1] dat in het licht van de andere veroordelingen zo zeker weet. Hij heeft dat niet toegelicht.
2.12.
De Laak heeft een aantal inkoopoverzichten in het geding gebracht waaruit blijkt dat zij merkbier zoals Heineken heeft ingekocht, maar dat is onvoldoende om aan te nemen dat dit bier ook aan [gedaagde] is geleverd. Op basis van deze overzichten kan immers niet worden beoordeeld hoe deze aantallen in verhouding staan tot het totaal aantal verkochte fusten. Het is dan ook niet na te gaan of deze fusten met “echt” bier zijn verkocht aan De Laak of aan een andere klant. Het is ook mogelijk dat de fusten voor eigen gebruik waren. De Laak voert weliswaar aan dat de fusten meteen aan [gedaagde] zijn doorverkocht, maar dat blijkt nergens uit. Daarbij komt dat het in deze zaak gaat om het gieten van eigen gebrouwen bier in fusten van Heineken en Grolsch. Daarvoor moet op een bepaald moment dus echt bier zijn afgenomen om de fusten opnieuw te kunnen vullen. Het enkele feit dat merkbier is besteld, is dan ook geen aanleiding om aan te nemen dat ook Heineken en Grolsch is geleverd aan [gedaagde] .
2.13.
Naar het oordeel van de kantonrechter is De Laak dan ook niet geslaagd in het leveren van tegenbewijs. Dat betekent dat voldoende is komen vast te staan dat De Laak in de periode vanaf januari 2016 tot maart 2017 niet het overeengekomen bier van Heineken en Grolsch heeft geleverd en dus is tekortgeschoten in de nakoming van deze verplichtingen.
De Laak moet de vermogensschade van [gedaagde] vergoeden
2.14.
De Laak dient de door de tekortkoming bij [gedaagde] veroorzaakte schade te vergoeden. [gedaagde] heeft op het moment van levering vermogensschade geleden omdat zij goedkoper bier heeft ontvangen dan is afgesproken. De vermogensschade moet per fust worden begroot door het verschil te nemen tussen de waarde van een fust Heineken of Grolsch bier en de waarde van het geleverde bier. Het geleverde bier is het eigen bier van De Laak. Partijen zijn het erover eens dat dit bier een waarde heeft van € 42,50 per fust. De Laak heeft nog aangevoerd dat vrijwel geen fusten werden geretourneerd, zodat [gedaagde] geen schade heeft geleden. Dat is voor de begroting van de voornoemde vermogensschade echter niet van belang.
2.15.
[gedaagde] heeft ter onderbouwing van de schade de facturen van De Laak over deze periode overgelegd. Zij heeft aan de hand daarvan inzichtelijk gemaakt hoeveel bierfusten zij als Heineken en Grolsch heeft gekocht en voor welke prijs. De Laak heeft daartegen aangevoerd dat op de facturen ook 20L fusten staan en kosten voor emballage. Uit het overzicht van [gedaagde] blijkt echter dat deze posten niet in de berekening zijn meegenomen. De Laak heeft daarnaast aangevoerd dat het volgens de facturen om slechts een paar leveringen van Heineken en Grolsch gaat en dat de rest ander merkbier betreft. De kantonrechter gaat daar niet in mee. De Laak heeft niet uitgelegd wat partijen over deze andere leveringen hebben afgesproken en wat voor ander merkbier dan is geleverd. Zij heeft alleen een overzicht van haar eigen administratie overgelegd waarin de aantallen Heinekenbier staan. De kantonrechter hecht echter maar beperkte betekenis aan de boekhouding van De Laak. De Laak heeft immers ook vals bier geleverd. Het is onduidelijk hoe zij dat in haar administratie heeft verwerkt. Zij lijkt bovendien alleen Heinekenbier als zodanig te hebben geregistreerd als dat expliciet op de factuur staat en heeft niet uitgelegd hoe het op de factuur niet nader gespecificeerde bier dan moet worden geclassificeerd. De Laak heeft de hoeveelheid van de geleverde Heineken en Grolsch fusten dan ook onvoldoende betwist, zodat van de juistheid daarvan wordt uitgegaan.
2.16.
Uit het overzicht van [gedaagde] blijkt dat zij heeft gekocht 1.470 fusten Heineken en 96 fusten Grolsch. Voor het bier van Grolsch heeft zij steeds € 70,- betaald. Voor het bier van Heineken heeft zij betaald € 86,- voor 120 fusten, € 82,50 voor 832 fusten, € 80,- voor 94 fusten, € 77,50 voor 114 fusten en € 75,- voor 310 fusten. De Laak heeft deze bedragen niet weersproken. Daarop moet voorts in mindering worden gebracht de prijs van het geleverde bier van € 42,50 per fust. De totale schade bedraagt dan € 58.730. Dit bedrag bestaat uit € 56.090,- voor het Heinekenbier en € 2.640,- voor het Grolschbier. De Laak dient deze schade te vergoeden.
[gedaagde] heeft geen reputatieschade geleden
2.17.
De geëiste schadevergoeding wegens reputatieschade wordt afgewezen. [gedaagde] heeft onvoldoende onderbouwd dat zij is aangetast in haar eer of goede naam. Uit de overgelegde stukken blijkt immers niet dat het imago van [gedaagde] als betrouwbare bierleverancier is aangetast. In de aangehaalde nieuwsartikelen staat alleen dat mogelijk sprake is van bierfraude en dat een aantal invallen zijn gedaan. [gedaagde] wordt daarbij niet genoemd. Er is op basis van deze artikelen dan ook geen aanleiding om aan te nemen dat klanten dachten dat [gedaagde] bij de bierfraude betrokken was, ook niet in combinatie met de sluiting tijdens de inval. [gedaagde] was immers maar één dag gesloten.
2.18.
[gedaagde] heeft ook niet onderbouwd dat zij door de levering van vals bier in haar eer of goede naam is aangetast. Zij heeft in dat kader gewezen op de retour gestuurde fusten. Dit zijn echter nog geen 50 fusten, zodat het om een beperkt deel van de bestellingen gaat. Daarnaast is niet duidelijk wat de reden van de retourlevering is. Hieruit blijkt dus niet dat [gedaagde] op dit vlak te maken had met ontevreden klanten. Dat blijkt evenmin uit de overgelegde verklaringen. In de verklaring van [naam 3] staat alleen dat diverse klacht-vaten retour zijn gegaan waar het bier niet goed van bleek te zijn. Het is onduidelijk om hoeveel fusten het zou gaan en wat de precieze reden was. Het bier kan immers ook om een andere reden niet goed zijn. In de verklaring van [naam 4] staat verder alleen dat er een retour levering is geweest. Dit gaat dus slechts om één levering en de reden wordt niet genoemd. Van een ernstige aantasting van het vertrouwen in de bedrijfsvoering van [gedaagde] lijkt dan ook geen sprake.
2.19.
Uit de stukken blijkt dus niet dat klanten van [gedaagde] ontevreden waren over het geleverde bier van [gedaagde] of dat [gedaagde] anderszins in verband is gebracht met bierfraude. Zij heeft ook niet onderbouwd dat zij klanten is kwijtgeraakt door het handelen van De Laak. [gedaagde] heeft daarom onvoldoende onderbouwd dat zij is aangetast in haar eer of goede naam en kan dus geen aanspraak maken op een vergoeding voor reputatieschade.
[gedaagde] heef geen schade als gevolg van sluiting en inbeslagname geleden
2.20.
[gedaagde] heeft onvoldoende onderbouwd dat zij schade heeft geleden doordat zij haar deuren één dag moest sluiten. Zij heeft immers alleen aangevoerd dat zij één dag niet bereikbaar was en geen bestellingen konden worden opgenomen of uitgeleverd. Zij heeft niet uitgelegd hoe haar bedrijfsvoering werkt en waarom deze bestellingen en leveringen niet de volgende dag konden worden ingehaald. Het is dan ook niet aannemelijk dat [gedaagde] hierdoor daadwerkelijk schade heeft geleden. Dat geldt ook voor het feit dat zij gedurende een half jaar niet over haar administratie kon beschikken. [gedaagde] heeft niet uitgelegd waarom zij deze administratie nodig had en waarom zij extra werkuren door het ontbreken daarvan heeft moeten maken. Dit deel van de schade wordt daarom afgewezen.
geen volledige vergoeding voor de juridische kosten
2.21.
De geëiste volledige vergoeding voor de juridische kosten wordt afgewezen, omdat de wijze van procederen van [eiseres] en De Laak niet onrechtmatig is en ook niet als misbruik van recht moet worden aangemerkt. Het enkele feit dat De Laak door het leveren van vals bier laakbaar heeft gehandeld, is onvoldoende om een vergoeding voor de daadwerkelijk gemaakte proceskosten toe te wijzen.
[gedaagde] mocht de schade verrekenen
2.22.
Samenvattend moet [gedaagde] voor het geleverde bier € 18.616,73 aan De Laak betalen. [gedaagde] kan ten aanzien van dit bedrag een geslaagd beroep doen op verrekening. De Laak moet aan haar immers € 58.730,- aan schadevergoeding betalen. Dat betekent dat na verrekening € 40.113,27 aan schadevergoeding resteert. De Laak wordt veroordeeld dit bedrag aan [gedaagde] te betalen. Aangezien de eis van De Laak door verrekening is voldaan, wordt deze afgewezen.
buitengerechtelijke incassokosten en rente
2.23.
De door De Laak geëiste buitengerechtelijke incassokosten en rente worden afgewezen. Bovengenoemde verrekening werkt terug tot het moment waarop de bevoegdheid tot verrekening is ontstaan [1] . Dat was op het moment dat de schade door [gedaagde] is geleden en dus direct opeisbaar werd. De schade is steeds geleden op het moment dat de levering van vals bier plaatsvond waarmee het vermogen van [gedaagde] negatief werd beïnvloed. Dat betekent dat direct mocht worden verrekend met de daarna ontstane vorderingen van De Laak. [gedaagde] is dan ook niet in verzuim gekomen en is daarom ook geen rente en buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd.
2.24.
De door [gedaagde] geëiste buitengerechtelijke incassokosten worden ook afgewezen. [gedaagde] heeft niet gesteld dat er meer werkzaamheden zijn uitgevoerd dan die om deze procedure voor te bereiden. Het versturen van aanmaningen zonder bijzondere inhoud is niet genoeg [2] . De wettelijke rente wordt toegewezen, omdat De Laak met betaling van de schade in verzuim is. Voor het intreden van verzuim is geen ingebrekestelling nodig [3] . [gedaagde] heeft niet gespecificeerd vanaf welk moment zij de wettelijke rente eist, zodat wordt uitgegaan van de datum waarop de eis is ingesteld.
De Laak moet de proceskosten betalen
2.25.
De Laak krijgt in conventie en in reconventie voor het grootste deel ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen [4] . De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [gedaagde] tot vandaag vast op € 2.772,- aan salaris voor de gemachtigde in conventie (7 punten x € 396,-) en € 2.779,- aan salaris voor de gemachtigde in reconventie (7 punten x € 794,- / 2). Dit is totaal € 5.551,-. Voor kosten die [gedaagde] maakt na deze uitspraak moet De Laak een bedrag betalen van € 132,-. Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist [5] . De wettelijke rente wordt toegewezen.
uitvoerbaarheid bij voorraad
2.26.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard [6] .

3..De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt De Laak om aan [gedaagde] te betalen € 40.113,27 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf 28 juli 2020 tot de dag van volledige betaling;
3.2.
veroordeelt De Laak in de proceskosten die aan de kant van [gedaagde] tot vandaag worden vastgesteld op € 5.551,-, met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na vandaag tot de dag van volledige betaling;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.K. Rapmund en in het openbaar uitgesproken.
33945

Voetnoten

1.Zie artikel 6:129 BW
3.Zie artikel 6:83 onder b BW
4.Zie artikel 237 Rv
6.Zie artikel 233 Rv