Op 11 januari 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van de (verlengde) invoer van cocaïne. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van zes jaar, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. De verdachte was op het moment van de controle met een vrachtwagen en een container, waarin 1.346,9 kilogram cocaïne was aangetroffen. De officier van justitie stelde dat de verdachte wetenschap had van de drugs, gebaseerd op zijn gedrag en communicatie via zijn telefoon. De verdediging betwistte echter dat de verdachte opzet had en stelde dat er geen bewijs was voor zijn wetenschap van de drugs in de container.
De rechtbank concludeerde dat, hoewel er verdachte omstandigheden waren, zoals het ontbreken van ladingsdocumenten en de zenuwachtige houding van de verdachte, deze niet voldoende waren om te bewijzen dat hij op de hoogte was van de drugs. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten, omdat het bewijs niet voldeed aan de vereiste standaard van wettigheid en overtuigingskracht. Tevens werd de in beslag genomen iPhone 7 teruggegeven aan de verdachte, aangezien deze niet meer relevant was na de vrijspraak.
Dit vonnis benadrukt het belang van voldoende bewijs in strafzaken, vooral in drugszaken waar de wetenschap van de verdachte cruciaal is voor een veroordeling. De rechtbank heeft de beslissing genomen in tegenwoordigheid van de griffier en heeft de uitspraak openbaar gedaan op de datum van de uitspraak.