ECLI:NL:RBROT:2023:7704

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 augustus 2023
Publicatiedatum
29 augustus 2023
Zaaknummer
10634646
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing ontruimingsvordering wegens onvoldoende structurele overlast en belangenafweging

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 23 augustus 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting Woonstad Rotterdam en een huurder, aangeduid als [gedaagde]. Woonstad vorderde de ontruiming van de woning van [gedaagde] vanwege vermeende ernstige overlast die hij zou veroorzaken. De rechter heeft de vordering tot ontruiming afgewezen, omdat Woonstad onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de overlast zodanig structureel is dat onmiddellijke ontruiming noodzakelijk is. De kantonrechter weegt daarbij het belang van [gedaagde] bij het behoud van zijn woning zwaarder dan het belang van Woonstad bij ontruiming. De rechter constateert dat er weliswaar incidenten van overlast zijn geweest, maar dat er onvoldoende bewijs is dat deze overlast structureel is en dat er geen recente meldingen zijn gedaan die dit zouden ondersteunen. Bovendien blijkt uit de stukken dat [gedaagde] meewerkt aan een behandeling voor zijn psychische problemen, wat uitzicht biedt op verbetering van zijn gedrag.

Daarnaast heeft de kantonrechter de vordering van Woonstad tot schadevergoeding voor de huurprijs van een andere woning afgewezen, omdat niet is aangetoond dat deze woning onverhuurbaar is door het gedrag van [gedaagde]. Woonstad heeft geen pogingen ondernomen om de woning te verhuren na het incident met de nieuwe huurders. De proceskosten zijn toegewezen aan [gedaagde], omdat Woonstad in het ongelijk is gesteld. De rechter heeft de proceskosten vastgesteld op € 529,- aan salaris voor de gemachtigde van [gedaagde].

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10634646 VV EXPL 23-376
datum uitspraak: 23 augustus 2023
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
Stichting Woonstad Rotterdam,
vestigingsplaats: Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: mr. R. van der Hoeff,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: [woonplaats],
gedaagde,
gemachtigde: mr. T. Rhijnsburger.
De partijen worden hierna ‘Woonstad’ en ‘[gedaagde]’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 1 augustus 2023, met producties 1 tot en met 10;
  • de aanvullende productie 11 van Woonstad;
  • de spreekaantekeningen van mr. Rhijnsburger.
1.2.
Op 9 augustus 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling met partijen en hun gemachtigden besproken.

2..De feiten

2.1.
[gedaagde] huurt van Woonstad sinds 17 maart 2009 de woning aan [adres 1] (hierna: het gehuurde). In de toepasselijke algemene huurvoorwaarden is opgenomen dat [gedaagde] aan omwonenden geen overlast of hinder mag veroorzaken.
2.2.
Begin 2018 heeft [gedaagde] telefonisch contact gehad met Woonstad, waarin hij zich onder meer bedreigend en racistisch heeft uitgelaten tegenover het personeel van Woonstad.
2.3.
[gedaagde] is vanaf 10 november 2022 diverse keren tijdens een casusoverleg met Woonstad en de Gemeente Rotterdam besproken, nadat de politie [gedaagde] daarvoor had aangemeld vanwege overlast die hij veroorzaakte. Begin 2023 is “bemoeizorg” ingezet en Mozaïk (een instelling voor specialistische geestelijke gezondheidszorg) betrokken geraakt bij [gedaagde]. Het dossier is op 25 mei 2023 afgesloten met de constatering dat het “rustig” was.
2.4.
Op 6 juni 2023 vond een incident plaats waarbij [gedaagde] en de nieuwe huurders van de [adres 2] betrokken waren. Op enig moment heeft [gedaagde] de nieuwe huurders uitgescholden voor “kanker fucking Arabieren”. De nieuwe huurders hebben afgezien van het huren van de woning aan de [adres 2].
2.5.
Op 14 juni 2023 heeft Woonstad een overlastmelding over [gedaagde] ontvangen. De melding luidt als volgt:
“Hij is dag en nacht bezig met harde geluiden en hij scheld ons uit met kankerturken hij
laat ons schrikken we hebbe angst en krijg paniekaanval ik vind het niet meer leuk ook
als ik bezoek krijg hebbe we last van hem mijn bezoek vind danook onprettig”
2.6.
Woonstad heeft aan Adviesburo Veerkracht gevraagd om navraag te doen bij omwonenden over de overlast die [gedaagde] veroorzaakt. Adviesburo Veerkracht heeft blijkens haar rapport van 30 juni 2023 drie omwonenden gesproken. Zij verklaren (anoniem) dat [gedaagde] al jaren veel overlast veroorzaakt, bestaande uit schreeuwen, schelden, aanbellen en gooien van zware voorwerpen in het gehuurde.

3..Het geschil

3.1.
Woonstad eist bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
[gedaagde] te veroordelen om de woning aan de [adres 1] binnen drie dagen na betekening van het vonnis te ontruimen en te verlaten en door afgifte van de sleutels aan Woonstad ter beschikking te stellen;
[gedaagde] te veroordelen tot betaling aan Woonstad van de maandelijkse huurprijs van € 672,15 per maand vanaf augustus 2023 tot en met de maand waarin de woning weer ter beschikking van Woonstad komt;
[gedaagde] te veroordelen tot betaling aan Woonstad van € 733,28 per maand vanaf 1 juli 2023 tot en met de maand waarin de woning weer ter beschikking van Woonstad komt;
[gedaagde] te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
Woonstad legt samengevat het volgende aan haar vorderingen ten grondslag. [gedaagde] veroorzaakt ernstige overlast voor omwonenden en hij schiet daarmee ernstig tekort in de nakoming van zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst, algemene voorwaarden en de wet (artikel 7:213 BW). Snel ingrijpen is noodzakelijk. Aangezien het de ervaring van Woonstad is dat huurders in het zicht van de ontruiming stoppen met het betalen van de huur, vordert Woonstad ook de betaling van de toekomstige huurtermijnen tot en met de ontruiming. Woonstad vordert daarnaast € 733,28 per maand vanaf 1 juli 2023, omdat de woning aan de [adres 2] onverhuurbaar is door het gedrag van [gedaagde].
3.3.
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

4..De beoordeling

4.1.
Een eis in kort geding kan worden toegewezen als de partij die de voorziening vraagt hierbij zoveel spoed heeft dat die partij de uitkomst van een gewone procedure niet hoeft af te wachten. Bij die beoordeling is van belang hoe aannemelijk het is dat de eis in een gewone procedure wordt toegewezen. Verder moet het belang dat Woonstad heeft bij toewijzing van de eis worden meegewogen en de gevolgen hiervan voor [gedaagde] als deze uitspraak later wordt teruggedraaid.
(a)
ontruiming van het gehuurde
4.2.
De vordering tot ontruiming van het gehuurde wijst de kantonrechter af. Woonstad heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de overlast die [gedaagde] (heeft) veroorzaakt zodanig structureel is dat hier op zeer korte termijn een einde aan moet komen. Bovendien weegt het belang van [gedaagde] bij behoud van zijn woning op dit moment zwaarder dan het belang van Woonstad. De kantonrechter legt dit hierna uit.
4.3.
Uit de door Woonstad overgelegde stukken blijkt dat [gedaagde] ernstige overlast heeft veroorzaakt. [gedaagde] betwist dat op zichzelf ook niet en hij (althans zijn gemachtigde) ziet ook in dat zijn gedrag moet veranderen. De overlast bestaat met name uit het (racistisch) uitschelden van omwonenden, waardoor zij zich onveilig voelen. Uit de stukken blijkt echter onvoldoende dat de overlast die [gedaagde] veroorzaakt zodanig structureel is dat een bodemprocedure niet kan worden afgewacht. Weliswaar hebben zich een aantal incidenten voorgedaan die absoluut niet door de beugel kunnen, zoals het bedreigen van personeel van Woonstad begin 2018 (zie 2.2), het ernstig uitschelden van de nieuwe huurders op 6 juni 2023 (zie 2.4) en de melding van 14 juni 2023 (zie 2.5), maar hieruit volgt niet zonder meer een patroon van structurele overlast. Woonstad heeft geen stukken overgelegd waaruit concreet blijkt dat [gedaagde] in de periode na begin 2018 tot eind 2022 structureel overlast heeft veroorzaakt. De verklaring van omwonenden aan Adviesburo Veerkracht dat zij al jaren overlast van [gedaagde] ervaren en dat de vorige huurder van [adres 2] is vertrokken vanwege de aanhoudende overlast, is onvoldoende specifiek. Die jarenlange overlast blijkt namelijk verder nergens uit en is, zo stelt Woonstad zelf ter zitting, nooit (eerder) aan Woonstad gemeld. Uit de notities van de verschillende casusoverleggen (productie 11 van Woonstad) volgt juist dat het vanaf medio februari 2023 (weer) relatief rustig is rondom [gedaagde], hij meewerkt aan de “bemoeizorg” die Mozaïek verleent, Woonstad geen recente meldingen heeft ontvangen en dat de politie op 30 maart 2023 ook aangaf dat er geen nieuwe meldingen waren. Om die reden werd het dossier van [gedaagde] ook gesloten.
4.4.
Uit de overgelegde stukken komt verder het beeld naar voren dat de overlast die [gedaagde] veroorzaakt, voortkomt uit psychische problematiek. Dat heeft (de gemachtigde van [gedaagde]) ook erkend tijdens de mondelinge behandeling. [gedaagde] is kort voor de mondelinge behandeling doorverwezen naar een psychiater. De behandelaar van [gedaagde] bij Mozaïk verklaarde tijdens de mondelinge behandeling dat [gedaagde] meewerkt aan zijn behandeling en dat hij verwacht dat met de juiste therapie en medicatie het gedrag van [gedaagde] veranderd kan worden. De kantonrechter concludeert hieruit dat er voldoende zicht op verbetering van de (medische) situatie van [gedaagde] is, waardoor verwacht kan worden dat (eventuele nog steeds ervaren) overlast op relatief korte termijn kan stoppen.
4.5.
Het belang van [gedaagde] bij behoud van zijn woning is, mede gelet op zijn psychische gesteldheid, evident. Daar staat tegenover dat Woonstad als verhuurder ook een belang heeft bij het doen stoppen van de overlast, maar dat belang weegt in dit geval minder zwaar en is gelet op het voorgaande niet zodanig spoedeisend dat een bodemprocedure niet afgewacht kan worden.
4.6.
Tot slot weegt bij de afwijzing van de vordering nog mee dat het ook op de weg van Woonstad lag om zich intensiever in te spannen om de – door haar gestelde – overlastsituatie te verbeteren. Als de overlast zo ernstig en structureel was, dan valt niet goed te begrijpen dat dat het niet eerder tot een bodemprocedure is gekomen of, bijvoorbeeld, het aanbieden van een zogeheten laatste kans overeenkomst aan [gedaagde]. Dat is, om wat voor reden dan ook, niet gebeurd.
4.7.
De kantonrechter merkt wel op dat [gedaagde] nu een gewaarschuwd man is; hij zal binnen zijn mogelijkheden alles in het werk moeten (blijven) stellen om (nieuwe) overlast in de toekomst te voorkomen.
(b)
toekomstige huurtermijnen van het gehuurde
4.8.
Alleen al omdat de gevorderde ontruiming wordt afgewezen, heeft Woonstad geen belang meer bij deze vordering. De kantonrechter wijst de vordering dan ook af.
(c)
schadevergoeding ter hoogte van de huurprijs van de [adres 2]
4.9.
Deze vordering wijst de kantonrechter ook af, om meerdere redenen. In dit kort geding, waarin terughoudendheid bij toewijzing van een geldvordering op zijn plaats is, heeft Woonstad onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de woning aan de [adres 2] onverhuurbaar is door het gedrag van [gedaagde]. Weliswaar is niet weersproken dat de nieuwe huurders door het incident op 6 juni 2023 (zie 2.4) hebben afgezien van het huren van de woning, maar tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat Woonstad daarna geen enkele poging meer heeft ondernomen om de woning te verhuren. Gelet op de huidige krapte op de sociale woningmarkt acht de kantonrechter het – zonder nadere onderbouwing door Woonstad – niet aannemelijk dat de woning aan niemand verhuurd kan worden. Daar komt nog bij dat Woonstad geen afzonderlijk spoedeisend belang heeft gesteld bij deze geldvordering. Bovendien volgt uit het petitum dat Woonstad de schadevergoeding vordert “tot en met de maand waarin de woning weer ter beschikking van Woonstad komt”, maar gesteld noch gebleken is dat Woonstad op dit moment niet over de woning beschikt.
(d)
proceskosten
4.10.
Woonstad krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [gedaagde] tot vandaag vast op € 529,- aan salaris voor de gemachtigde. Voor kosten die [gedaagde] maakt na deze uitspraak moet Woonstad een bedrag betalen van € 132,-. Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist (ECLI:NL:HR:2022:853).

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt Woonstad in de proceskosten, die aan de kant van [gedaagde] tot vandaag worden vastgesteld op € 529,-;
5.3.
verklaart onderdeel 5.2 van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken.
49039