ECLI:NL:RBROT:2023:7625

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 augustus 2023
Publicatiedatum
28 augustus 2023
Zaaknummer
650569 HA ZA 23-519
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid basisschool voor niet onderkende dyslexie en privacy schending

In deze zaak vorderen de ouders van een minderjarig kind schadevergoeding van de basisschool, omdat zij van mening zijn dat de school tekort is geschoten in de zorgplicht en het bieden van passend onderwijs. Het kind, dat leerproblemen vertoonde, werd pas laat gediagnosticeerd met dyslexie, terwijl de ouders stellen dat de school eerder had moeten ingrijpen. De rechtbank oordeelt dat de basisschool voldoende inspanningen heeft geleverd en dat de ouders zelf ook verantwoordelijk zijn voor het opvolgen van adviezen, zoals het inschakelen van logopedie. De rechtbank wijst de vorderingen van de ouders grotendeels af, maar kent wel een schadevergoeding toe voor onrechtmatig handelen van de school met betrekking tot de afname van een test. Daarnaast wordt er een privacy schending vastgesteld, maar de ouders kunnen geen schade aantonen die voortvloeit uit deze schending. De rechtbank concludeert dat de basisschool niet aansprakelijk is voor de leerproblemen van het kind, maar dat er wel een onrechtmatige daad heeft plaatsgevonden met betrekking tot de test.

Uitspraak

RECHTBANK Rotterdam

Civiel recht
Zittingsplaats Rotterdam
Zaaknummer: C/10/650569 / HA ZA 23-19
Vonnis van 16 augustus 2023
In de zaak van

1..[eiser 1],

te Dordrecht,
2.
[eiser 2],
te Dordrecht,
eisende partijen,
hierna samen te noemen:
eisers, dan wel:
de ouders, respectievelijk:
de vaderen
de moeder.
advocaat: mr. L.M.E. Dietvorst-Janssen te 's-Gravenhage,
tegen
STICHTING H3O VOOR CHRISTELIJK PEUTERWERK KINDEROPVANG, PRIMAIR EN VOORTGEZET ONDERWIJS
te Dordrecht,
gedaagde partij,
hierna ook te noemen:
H3O,dan wel (als het om de hier in geding zijnde school gaat die onder H3O ressorteert):
de basisschool,
advocaat: mr. R.P.J. Hendrikx te Mijdrecht.

1..Waar gaat de zaak over?

Eisers vorderen schadevergoeding omdat de basisschool aan hun zoon geen
passend onderwijszou hebben gegeven. Op de basisschool bleek het kind leerproblemen te hebben. De school heeft daarom het kind in de loop der jaren extra ondersteuning gegeven. Toen het kind in groep 5 zat heeft een orthopedagoog/psycholoog het kind onderzocht. Daaruit kwam (toen) een IQ van 73 naar voren. Toen het kind in groep 8 zat is gebleken dat hij dyslectisch is. Ook bleek zijn IQ hoger, namelijk 83. Na afronding van de basisschool heeft het kind twee jaar onderwijs genoten op een privéschool. De (hoge) kosten daarvan zijn betaald door de ouders.
Eisers vinden ook dat de basisschool hun privacy heeft geschonden.

2..De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding, met producties 1 tot en met 52,
- de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 5,
- de akte van eisers met hun producties 53 tot en met 59,
- de akte van de basisschool met hun producties 6 en 7,
- de mondelinge behandeling van 6 juli 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3..De feiten

3.1.
Eisers zijn de ouders, en wettelijke vertegenwoordigers, van het minderjarige kind genaamd [naam 1], geboren op [geboortedatum] 2009 (hierna: [naam 1]).
3.2.
H3O verzorgt kinderopvang, primair basisonderwijs en primair speciaal basisonderwijs en voortgezet onderwijs. Onder gedaagde ressorteert onder meer de - in geding zijnde - basisschool (voor regulier onderwijs) [naam school 1] in [plaatsnaam].
3.3.
[naam 1] heeft onderwijs gevolgd op de basisschool vanaf het schooljaar 2013/2014 (groep 1) tot en met het schooljaar 2020/2021 (groep 8).
3.4.
Toen [naam 1] in groep 3 zat heeft zijn leerkracht in een e-mailbericht van 3 november 2015 aan zijn moeder geschreven:
“Ik geef [naam 1] een oefenboekje voor rekenen mee naar huis. Het is allemaal herhaling. We zijn al bezig met echte sommen als 2+3 en 8-2 e.d. [naam 1] vindt het erg moeilijk. Ik help hem veel individueel en dan lukt het uiteindelijk redelijk. Wanneer jullie tijd hebben, kunnen jullie even samen in het boekje werken. [naam 1] ontwikkelt zich op alle gebieden, maar langzaam. [naam 1] leest traag. Net als bij rekenen krijgt hij ook hierbij individuele hulp van mij bij de verwerking van de stof. Hij kan het wel, maar erg langzaam. Soms lijkt hij wat onzeker. We werken aan zijn zelfvertrouwen en aan het besef dat je door veel te oefenen steeds beter wordt. Ik probeer hem korte woordjes in één keer te laten lezen, maar dit vindt hij nog erg lastig. Schrijven gaat zeker vooruit, maar ook hierbij blijft hij onzeker. Hij loopt niet achter, maar ik merk wel dat hij er hard aan moet trekken. Wanneer we hier op school, maar zeker ook thuis, iedere dag even extra met hem oefenen, verwacht ik dat hij bij kan blijven. Blijf ook oefenen met de woordjes van kern 1 t/m 3. Wanneer hij deze woorden leert zonder hakken en plakken, zal dit hem al enorm helpen.”
3.5.
Toen [naam 1] in groep 4 zat heeft zijn leerkracht een gesprek gehad met zijn ouders, op 2 november 2016. In dat gesprek is het onderwerp
dyslexieaan de orde gekomen. De school heeft het gesprek als volgt vastgelegd in het leerlingenvolgsysteem:
“Gesprek met papa en mama.
Ik geef aan dat [naam 1] niet alleen moeite heeft met rekenen, maar ook met spelling, taal en lezen. Ouders hebben thuis niet veel aan rekenen gedaan en de werkwoorden van spelling oefenen ze ook niet vaak. Ze gaan dit weer oppakken. Ik heb gevraagd of er dyslexie voorkomt in de familie, dit is niet het geval. Ik heb aangegeven dat [naam 1] alle woorden schrijft zoals je ze hoort. Ga schrijft hij gaa, letters laat hij weg en hij vindt het
moeilijk om woorden over te schrijven. Papa vraagt of de lat niet te hoog ligt, de kinderen moeten erg veel. Dat was vroeger niet toen papa zelf op de basisschool zat. Papa hield niet van leren, was vroeger geen hoogvlieger, maar is het ook mee goed gekomen.
Ik heb aangegeven dat de lat misschien hoog ligt, maar dat de kinderen wel aan een bepaalde norm moeten voldoen, deze norm is landelijk. De leerkrachten hebben zich ook aan deze norm te houden. Ik wil graag verder kijken met [naam 1], ik zie hem niet groeien. Hij krijgt in de klas extra hulp, maar ik wil graag de intern begeleider inschakelen om te kijken hoe we [naam 1] verder kunnen helpen.
De ouders vinden dit goed. Binnenkort zullen we dan een gesprek hebben met de intern begeleider erbij om te kijken wat we verder gaan doen.”
3.6.
Toen [naam 1] in groep 5 zat heeft een orthopedagoog/ gz-psycholoog ([naam 2]) hem psychodiagnostisch onderzocht, in opdracht van het Samenwerkingsverband Passend Onderwijs Dordrecht (hierna: het SWV). Dat was op 19 september 2017. Bij het onderzoek is gebruik gemaakt van de
WISC-III NL methode, die is bedoeld ter bepaling van de intelligentie van kinderen van 6 tot en met 16 jaar.
3.7.
In het rapport van dit onderzoek, gedateerd 11 oktober 2017, staat onder meer, samengevat, dat [naam 1]:
- leerachterstanden heeft op de vlakken begrijpend lezen en rekenen;
- een totaal-IQ heeft van 73;
- een totaalscore behaalt op
moeilijk lerend niveau.
Citaten uit het rapport:

Reden van aanmelding
Er is zorg om de achterblijvende leerresultaten van [naam 1]. De geboden hulp heeft onvoldoende effect. Onduidelijk voor school is wat reële verwachtingen voor [naam 1] zijn. Intelligentieonderzoek kan daar meer inzicht in geven.
[…]
Informatie van de ouders
[..] In de familie komt geen dyslexie voor.
[…]
Conclusie
De testprestatie van [naam 1] op de WISC-III wijst erop dat zijn algemene intelligentie van moeilijk lerend niveau is. Zijn huidige cognitieve ontwikkeling is trager verlopen dan bij leeftijdgenootjes Dit kan verklaren waarom [naam 1] op school ook meer tijd, oefening en hulp nodig heeft om de leerstof op te pakken. Hij heeft vooral veel moeite met taken die een beroep doen op inzicht en van abstract niveau zijn. Bij handelingstaken doorziet híj snel niet meer wat hij moet doen en hoe. Dit is in de klas vaak terug te zien in problemen met zelfstandig werken aan leertaken en het goed toepassen van de juiste oplossingsmanieren. Uit het onderzoek komen ook signalen van automatiseringsproblemen op rekengebied en een zwak auditief korte termijn geheugen naar voren. Het routinematig maken van korte, overzichtelijke tempotaken op papier komt als sterke kant in het leervermogen van [naam 1] naar voren. Dit kan hij even goed als leeftijdgenoten. Ook lijkt hij zijn algemene kennis voldoende in te kunnen zetten voor praktisch redeneren. [naam 1] heeft voldoende begrip van de leefwereld. Hij kan sociale situaties/regels begrijpen en meerdere oplossingen voor praktische problemen bedenken. De verbale vlotheid is matig. [naam 1] kan wel voldoende duidelijk maken wat hij bedoelt maar het kost hem moeite en tijd. Cognitief presteren en (dreiging tot) falen daarbij lijken hem emotioneel onder druk te zetten en gespannen/onzeker te maken. Alhoewel de dromerigheid ook als een familiaire temperamentkenmerk gezien kan worden, kunnen de
concentratieproblemen ook een signaal van cognitieve overvraging in schoolse leersituaties zijn. De laatste prestaties van [naam 1] op de citotoetsen van eind groep 4 laten bij taal-lezen en rekenen een grote leerachterstand vergeleken met groepsniveau zien. Zijn leervorderingen tot nu toe liggen ook lager dan verwacht mag worden op grond van zijn intellectuele capaciteiten. Dit vraagt om gerichte, planmatige maatregelen betreffende zijn onderwijsleeraanbod.
Ondersteuningsbehoefte
Op basis van bovenstaande onderzoeksbevindingen kunnen de ondersteuningsbehoeften van [naam 1] voor dit schooljaar als volgt worden omschreven:
- Een didactisch leeraanbod dat zich sterk richt op het behalen van de basisdoelen van de
leerstof. Stel proactief en positieve streefdoelen voor [naam 1] om naar toe te werken. Pas
instructie en oefenstof daarop aan. Maak keuzes in wat haalbaar is, zowel inhoudelijk als
praktisch en organisatorisch.
- Een extra leeraanbod gericht op het oplossen van hiaten in de leerstof. Vooral op rekengebied.
Een extra leeraanbod gericht op betere automatisering van kennis en vaardigheden. Vooral
wat betreft technisch lezen en rekenen.
- Veel instructie met herhaling en begeleide oefening, waarbij vooral 'begrip' van de leerstof en
het toepassen van de juiste oplossingsmanieren centraal staat. Om tot begrip te komen heeft
[naam 1] ook uitleg op concreet, handelend niveau nodig. Hij moet zich er een voorstelling [van]
kunnen maken: Dit is vooral van belang bij het rekenen.
- Kies één passende oplossingsmanier bij de te leren vaardigheid. Let op eenduidig verwoorden
en voordoen. Bied visuele ondersteuning met opzoekkaartjes en stappenschema's. Doe dit
gericht en gedoseerd, zodat overzicht gewaarborgd is.
- Zorg voor een goede balans tussen begeleiding en zelfstandig werken. Geef voor zelfstandig
werken korte, overzichtelijke taken die vooral gericht zijn op het verder inoefenen van
vaardigheden die al (bijna) beheerst worden.
- Geef behalve resultaatgerichte - juist ook veel procesgerichte feedback op zijn inzet en
taakaanpak. Maak gebruik van de principes van Onderwijsproject-Afstemming.
- Zorg voor veel succeservaringen in verschillende situaties. Heb daarbij oog voor zijn behoefte
aan autonomie (zelf doen), zijn leiderschapskwaliteiten en schat aan ideeën. Maak hem 'de
baas' over. zijn eigen leerproces. Maak met hem een handelingsplan over een stukje
leerinhoud (bv. sommen die hij graag wil kunnen), waar hij zelf verantwoordelijk voor is.
Op termijn kan gedacht worden aan extra sociaal-emotionele ondersteuning, gericht op het leren omgaan met cognitieve prestatiedruk en het vergroten van zijn bekwaamheidsgevoel en zelfvertrouwen in cognitief leren. Gezien zijn sportieve, atletische kwaliteiten en behoefte aan actie/competitie zou een actieve vorm van begeleiding hierbij het meest passend voor [naam 1] kunnen zijn.
In overleg met school en ouders zal verder bekeken worden hoe aan deze specifieke ondersteuningsbehoeften van [naam 1] kan worden voldaan.”
3.8.
Het rapport is besproken met de ouders op 12 oktober 2017. De school heeft dat gesprek als volgt vastgelegd in het leerlingenvolgsysteem:
“Donderdagochtend 12 oktober heeft er een gesprek plaats n.a.v. het onderzoek welke verricht is op dinsdag 19 september. [naam 1] heeft leerproblemen. Hij blijkt moeilijk lerend te zijn. Een stukje faalangst komt ook op de hoek kijken. Logopedie is geadviseerd. Er is ook gesproken om een arrangement vanuit het SWV bij de Move Academy aan te vragen. Daarvoor is een OPP nodig. [Opmerking Rb: een OPP is een ontwikkelingsperspectief(plan). In het reguliere onderwijs krijgen leerlingen die méér ondersteuning nodig hebben dan de basisondersteuning van de eigen school, een OPP.]
Actiepunten:
- OPP maken: leerkracht (ib’er vult aan).
- IB’er vraagt arrangement aan bij SWV.”
Het Move Academy- arrangement was bedoeld voor ondersteuning van [naam 1] op sociaal-emotioneel vlak.
3.9.
De docent van [naam 1] in groep 5 ([naam 3]) heeft een Ontwikkelingsperspectief (hierna: OPP) opgesteld ten behoeve van [naam 1]. In het OPP staat dat de datum van opstellen van het OPP is:
“Start op 30 oktober 2017; laatste versie 10 juli 2018.” In het OPP staat onder meer:
Aanleiding opstellen
[naam 1] valt op diverse gebieden uit op school. In de klas wordt gezien dat [naam 1] op sociaal emotioneel gebied uitval laat zien: frustraties, laag zelfbeeld, mist grip op de zaak, etc. Er is contact geweest met de Move Academy (sociaal welbevinden). Daarnaast heeft [naam 1] moeite met het hanteren van een goede taakaanpak, het houden van zijn aandacht bij de taak en het plannen van zijn werk. Hij zou er bij gebaat zijn te leren om aan de hand van vaste stappenplannen tot een effectieve werkhouding te komen.
Echter is het wenselijker om eerst een arrangement aan te vragen op het gebied [van] sociaal welbevinden
[…]
Integratief beeld van de
leerling
[naam 1] heeft bij de kleuters veel moeite gehad met het leren van cijfers. Hij had weinig rekenkundig inzicht. Wel kende hij de letters en ook het hakken & plakken lukte. Maar hij had extra herhaling en veel oefentijd nodig. In groep 1 was hij niet gemotiveerd om te leren. In groep 2 ging dat een stuk beter en hij
had er meer plezier in. Moeder oefende veel met hem. Vader is rond de tijd dat [naam 1] bij de kleuters zat weer in beeld gekomen. De eerste jaren van het leven van [naam 1] was hij niet in beeld.
[naam 1] bleek in groep 4 op alle vlakken extra tijd en ondersteuning nodig te hebben. Hij heeft het gehele jaar extra leertijd gekregen voor lezen. Dit resulteerde in een voldoende voor de woordenleestoets en een verbetering van zijn Technisch lezen Cito naar een III, Spelling deed [naam 1] goed. Hij behaalde een ruim voldoende en een II eind groep 3.
Bij overschrijf werk maakte [naam 1] echter erg veel fouten. De leerkracht merkte dat hij weinig inzicht had. Begrijpend lezen of verhaaltjes op volgorde zetten, lukte hem onvoldoende. Ondanks het voorbespreken van de strategieën en samen maken van enkele oefeningen.
[naam 1] viel op vanaf het begin van het schooljaar als een zeer zwakke rekenaar. Hij had totaal geen getalbegrip en zijn inzicht was onvoldoende. [naam 1] had zich met veel extra individuele hulp (op school (pre-teaching met bijwerkboek en verlengde instructie) en thuis (bladen Maatwerk)) in zoverre voldoende ontwikkeld dat hij de methode gebonden toetsen voor het grootste gedeelte
voldoende maakte.
De projecttoets en geldsommen "wat houd ik over" bleven na veel oefenen echt problematisch voor hem te zijn. Het lukte [naam 1] ondanks veel oefenen niet om van verhaaltjessommen, sommen te maken.
Automatiseren tot 10 was matig (4114 min.).
Er was regelmatig contact met moeder. Moeder vond het moeilijk dat [naam 1] weinig inzicht had en opdrachten op het gebied van taal en rekenen niet doorhad. Zij heeft regelmatig thuis met [naam 1] extra geoefend om zijn ontwikkeling te stimuleren. In de zomervakantie heeft hij extra werk mee
naar huis gekregen voor taal en rekenen om terugval te voorkomen.
In groep 4 blijkt al vrij snel dat [naam 1] ondanks de hulp kleine stappen maakt m.b.t. vorderingen.
School wil hem graag bespreken in het OT, maar vader is niet enthousiast. Hij vindt dat het dat het allemaal wel goed komt met [naam 1]. Zijn zoon hoeft geen hoogvlieger te zijn. Moeder wil wel graag dat school verder gaat kijken hoe [naam 1] geholpen kan worden.
De leerkracht en intern begeleider hebben duidelijk gemaakt in meerdere gesprekken dat [naam 1] erg veel moeite moet doen voor rekenen, spelling, taal en lezen. Meestal als een kind extra hulp krijgt gaat hij/ zij vooruit, maar bij [naam 1] merkt de school weinig/tot geen verbetering.
Uiteindelijk is er toestemming gegeven en is hij besproken in het laatste overleg van het schooljaar 2016-2017. Er zijn enkele afspraken gemaakt, waaronder opstarten van een OPP voor [naam 1] en mogelijkheid van onderzoek gericht op zijn capaciteiten.
Aan het einde van het schooljaar In groep 4 geeft moeder aan bij de leerkracht dat ze bijles heeft geregeld voor [naam 1]. Ze heeft contact gehad met Kidsmixz. [naam 1] zal daar bijles gaan krijgen.
In groep 5 vindt er een onderzoek plaats door de orthopedagoog, [naam 4]. De cognitieve mogelijkheden van [naam 1] liggen op een beneden gemiddeld niveau. TIQ is 73. Zijn motivatie en gevoeligheid voor competitie en prestatie waren de afgelopen jaren compenserende factoren.
Vanaf groep 3 had [naam 1] een duidelijke achterstand. Cijfers t/m 10 waren bijvoorbeeld onbekend.
Vanaf groep 5 zal hij het tempo waarin dé leerstof door de groep verwerkt wordt loslaten. Op grond van het intelligentieniveau van [naam 1] kan een leerrendement van circa 60% verwacht worden, omdat er ook sprake is van compenserende factoren kan het in de praktijk wat hoger liggen, met name bij vakken waarbij weinig beroep gedaan wordt op het inzicht, zoals technisch lezen en spelling.
[..]
Visie van ouders/verzorgers
Moeder geeft aan dat ze ziet dat [naam 1] het zo moeilijk heeft en wil graag dat hij goed geholpen gaat worden. Ze wil hem thuis ook graag helpen en rijdt iedere week naar een goede remedial teacher buiten Dordrecht, omdat ze dit zo belangrijk vindt en hier duidelijk meer concentratie is.
Dit omdat de les 1 op 1 is en dit [naam 1] helpt. Doordat hier extra aandacht aan wordt gegeven is [naam 1] beter in staat om rekenen te snappen. Moeder stimuleert [naam 1] om het beste uit zichzelf te halen. Ze stimuleert vooruitgang en ondersteunt [naam 1]. Doordat ze ziet dat als ze thuis dingen uitlegt, dat hij bepaalde sommen snapt. Ze kan helaas niet constant met hem oefenen en weet dat het voor [naam 1] niet gezond zou zijn om hier druk op te zetten.
Visie van het OT van de school
Advies logopedie & advies aanvraag arrangement vanuit het SWV bij de Move Academy
[…]
Evaluatie
[..]
Onderbouwing van de evaluatie
Begeleiding nodig op sociaal-emotioneel vlak om zijn sterke sociale kant blijvend positief te laten ontwikkelen en zijn kracht te laten blijven. Dit omdat hij andere leerlingen niet altijd lijkt te begrijpen en het dan lastig vindt om eigen positieve keuzes te blijven maken..
3.10.
De school heeft het OPP op enig moment besproken met de moeder. Daarvan heeft de school op 13 mei 2018 een notitie gemaakt. Daarin staat:
“Notitiedatum: 13-05-2018
Gemaakt door: [naam 3]
Notitie: Gesproken met: moeder
Reden gesprek: OPP
Inhoud gesprek. We hebben het OPP doorgesproken en de resultaten van de afgelopen periode van [naam 1].
Moeder en vader van [naam 1] zijn jeugdliefdes. Dit was in familie soms lastig, ook om de geboorte van [naam 1]. Ze vinden nu opnieuw voorzichtig de liefde.
Afspraken: Moeder zal het thuis nogmaals nakijken en ondertekend mee terug geven.”
3.11.
De moeder van [naam 1] heeft het OPP ondertekend op 10 juli 2018.
3.12.
Toen [naam 1] in groep 6 zat heeft een intake plaats gevonden voor deelname van [naam 1] aan het Move Academy arrangement. Dat was in oktober 2018. [naam 1] heeft dit arrangement op enig moment gevolgd.
3.13.
In een mail van dinsdag 7 april 2020 [
[naam 1] in groep 7, opm. Rb] van de intern begeleider van de school aan onder andere de directrice van de school, staat het volgende:
"Ik heb zojuist een lange mail geschreven naar [naam 5] van het SWV. Zij is degene die waar alles langs gaat en uiteindelijk in het Loket besloten wordt. Ik heb haar gemaild over [naam 1]. Op do. 26 maart heb ik overleg gehad met [naam 6] en [naam 7] (orthopedagoog en BPO-er). Samen hebben we een voorstel bedacht. Ouders vinden dat we te laat hulp hebben ingeschakeld (wat niet waar is). En daarnaast willen ze graag zien dat hij groep 7 nog een keer overdoet. Dit is niet ons streven want gezien zijn IQ profiel zal dat niets uithalen. Het zou alleen maar nadelig zijn, want het zou een flinke deuk op gaan leveren op sociaal-emotioneel gebied bij [naam 1]. (…) Ik wil graag met jullie en ouders een gesprek waarin we aangeven dat [naam 1] overgaat naar groep 8. En dat gesprek moet plaatsvinden, nadat we de ADIT bij hem hebben afgenomen. De ADIT moet toch in groep 8 afgenomen worden voor LWOO gelden. Hij komt daar zeker voor in aanmerking. Ik wil de afname eerder en onder gunstige omstandigheden uitvoeren; naast hem zitten, laten lezen en handelen, daarbij vragen wat hij heeft gedaan, hoe komt hij op het antwoord, etc. Dit is dan een onderbouwing richting ouders dat we gedegen gekeken hebben. Het IQ onderzoek is in groep 5 afgenomen; dus niet meer geldig en ouders kunnen dat gebruiken voor hun onderbouwing. In datzelfde gesprek wil ik ook aangeven welke ondersteuning via het SWV hij kan krijgen in groep 8. Ik denk aan alleen maar overgangsarrangement, maar wellicht is er nog iets voor hem. Ik heb dit voorstel neergelegd aan [naam 5]; hopelijk gaat ze akkoord. Je horen van mij, zodra ik meer weet."
3.14.
De hiervoor aangeduide lange mail naar [naam 5] van het SWV bevat inderdaad onder meer het beschreven voorstel om bij [naam 1] al in groep 7 een
ADIT-testaf te nemen:
“Ik zou graag de ADIT, die toch afgenomen moet worden bij hem in groep 8, al in groep 7 willen afnemen. Ik wil de afname onder gunstige omstandigheden uitvoeren; naast hem zitten, laten lezen en handelen, daarbij vragen wat hij heeft gedaan, hoe komt hij op het antwoord, etc. Dit is dan een onderbouwing richting ouders. Op deze manier kunnen we aangeven dat we gedegen gekeken hebben, overleg met SWV, etc. Dan staan we sterker, we staan al sterk, maar dan net een stukje steviger. […] en ik hebben dit in het overleg van 26 maart besproken. Het voorstel komt dus eigenlijk van ons alle drie. De vraag is: Kunnen wij de ADIT via het SWV alvast af gaan nemen bij hem, zodra de scholen weer starten? De kosten declareren bij jullie, omdat hij toch afgenomen moet worden in groep 8. Het is dan maar een paar maanden eerder.”
Het e-mailbericht bevat ook informatie over het privéleven van eisers, als volgt:
“Vader is betrokken. Ik weet niet zeker of ze ook weer een relatie hebben. [naam 1] heeft de eerste vier jaar zijn vader niet gekend; vader had ook niet aan zijn familie verteld dat hij een zoon had.”
3.15.
De ouders hebben geweigerd om bij [naam 1] een ADIT-test af te laten nemen waarbij de interne begeleider naast hem ging zitten om hem te helpen. In plaats daarvan hebben de ouders gekozen om, op eigen kosten (ad € 550), bij [naam 1] een WISC V test laten afnemen. Deze test is een alternatief voor de ADIT-test.
3.16.
Het OPP van [naam 1] is bijgesteld op 15 juli 2020 en 31 augustus 2020.
3.17.
De ouders hebben toen [naam 1] in groep 7 zat een Remedial Teacher (hierna RT) voor hem ingeschakeld, en, op advies van deze RT, ook een logopedist ingeschakeld toen [naam 1] in groep 8 zat.
3.18.
De ouders hebben op 1 oktober 2020 [
[naam 1] in groep 8, opm. Rb] een verzoek ingediend bij de
Geschillencommissie Passend Onderwijs. Deze commissie heeft een advies uitgebracht op 14 december 2020. In het advies staat onder meer:

1. KERN VAN HET ADVIES
Het verzoek is gegrond. De school heeft de begeleiding van de leerling te weinig cyclisch vormgegeven, door het ontwikkelingsperspectief (opp) niet periodiek in overleg met de ouders te evalueren en bij te stellen naar de ondersteuningsbehoefte van [naam 1].”
[…]

5..OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE

[…]
De Commissie stelt vast dat de school veel oog heeft gehad voor de ondersteuning van [naam 1] en de nodige inspanningen voor hem heeft verricht. De ondernomen acties steunen in grote lijnen op het in september 2017 bij [naam 1] afgenomen psychodiagnostisch onderzoek.
Evenwel is de Commissie van oordeel dat de begeleiding van [naam 1] te weinig cyclisch, en
daarmee evaluerend en met bijstellingen van doelen, heeft plaatsgevonden. Het is van belang dat een school op vaste momenten de ouders betrekt bij het bespreken van de ondersteuningsbehoefte van hun kind en de ingezette of nog in te zetten begeleiding, en dat zij deze momenten in de verslaglegging ook expliciet als zodanig markeert. Daarvan is in dit geval onvoldoende gebleken. Zo heeft de school verzoekers niet uitdrukkelijk om instemming gevraagd op het handelingsdeel van het opp. Verder hebben er geen formele evaluaties met verzoekers plaatsgevonden.”
3.19.
Tussen de ouders en de basisschool heeft een gesprek plaatsgevonden op 25 januari 2021. Dat gesprek verliep niet harmonieus. De school heeft naar aanleiding van dit gesprek besloten om voortaan alleen nog maar via e-mail met de ouders te communiceren.
3.20.
Op 4 maart 2021 hebben de ouders van [naam 1] opnieuw een verzoek ingediend bij de
Geschillencommissie passend onderwijs. Dat verzoek is bij advies van 30 april 2021 niet-ontvankelijk verklaard met als reden, samengevat:
- dat aan de commissie geschillen kunnen worden voorgelegd die verband houden met de vast- of bijstelling van een OPP;
- dat de commissie al eerder heeft geoordeeld over het OPP van [naam 1];
- dat het OPP dat op 25 januari 2021 (eigenlijk) met de ouders besproken moest worden, nagenoeg gelijk is aan het eerder door de commissie beoordeelde OPP, met als enig verschil dat er een evaluatie van een leerkracht aan was toegevoegd;
- dat er op 25 januari 2021 feitelijk niet is gesproken over een (aangepast) OPP.
Ten overvloede heeft de commissie overwogen dat van de basisschool een hoge mate van inspanning verwacht mag worden om tot een oplossing te komen, ook al is de verhouding met de ouders ernstig verstoord. Daarbij stipt de commissie de mogelijkheid van het beproeven van mediation aan.
3.21.
De door de ouders ingeschakelde logopedist heeft op 16 maart 2021 een brief gestuurd naar de ouders. Daarin staat onder meer:

Advies:
Met toestemming van moeder neem ik contact op met Kentalis om te overleggen of er gesproken kan worden van een TOS (= taalontwikkelingsstoornis, opm Rb) , of dat verder onderzoek hiervoor nog nodig is. Ook wordt met hen overlegd of het zinvol is om dyslexie-onderzoek te doen. Zodra hier meer over bekend is, wordt dit met moeder besproken.
De logopedische behandeling wordt voortgezet met een frequentie van 1 maal per week, gericht op de algehele taalontwikkeling, waarbij voornamelijk aandacht besteed zal worden aan begrippen en aanwijzingen volgen, zinnen herhalen, woordcategorieën en semantische relaties. Verder zal behandelmateriaal meegegeven worden, zodat thuis extra geoefend kan worden met de spellingsregels open/gesloten klankgroep.”
3.22.
Het voorgenomen dyslexieonderzoek bij [naam 1] is verricht op 7 juni 2021. [
eind groep 8, opm Rb.] Daaruit is naar voren gekomen dat [naam 1]
Ernstige Enkelvoudige Dyslexieheeft.
3.23.
Eisers hebben ook een klacht ingediend bij de
Landelijke Klachtencommissie voor het Christelijk Onderwijs.Deze commissie heeft op 27 oktober 2021 een advies uitgebracht. Dit advies luidt:
“De Commissie verklaart de klachtonderdelen 2, 4 en 7 ongegrond, klachtonderdeel 3 deels ongegrond. De Commissie verklaart klachtonderdeel 3 deels niet-ontvankelijk en klachtonderdeel 5 niet-ontvankelijk. De klachtonderdelen 1 en 6 neemt de Commissie niet in behandeling.”
3.24.
Na afronding van zijn lagere schoolopleiding bij H3O heeft [naam 1] twee jaar lang onderwijs genoten bij het [naam school 2], een instelling voor particulier bekostigd onderwijs, dit ter voorbereiding op zijn middelbare schoolopleiding.
3.25.
Eisers hebben H3O bij brief van 9 september 2022 aansprakelijk gesteld. H3O heeft aansprakelijkheid niet erkend.

4..Het geschil

4.1.
Eisers vorderen:
- voor recht te verklaren dat de basisschool toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de verplichtingen die voortkomen uit de tussen eisers en de basisschool gesloten onderwijsovereenkomst, dan wel onrechtmatig heeft gehandeld ten gevolge waarvan eisers en [naam 1] schade hebben opgelopen,
en:
- De basisschool te veroordelen, uitvoerbaar bij voorraad, voor zover de wet zulks toelaat, tot:
a. betaling van een bedrag van € 44.843,23. Schade nader te bepalen bij staat.
b. betaling van de wettelijke rente.
- met veroordeling van de basisschool in de kosten van deze procedure.
4.2.
De basisschool voert verweer. De basisschool concludeert tot niet-ontvankelijkheid van eisers, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van eisers, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van eisers in de kosten van deze procedure.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5..De beoordeling

5.1.
De rechtbank zal het gevorderde grotendeels afwijzen. In dit oordeel weegt het volgende mee.
5.2.
Eisers hebben meermaals de gang gemaakt naar een geschillencommissie. Tussen partijen is niet in geschil dat de adviezen van deze geschillencommissies niet bindend zijn. De rechtbank ziet geen reden om daar anders over te oordelen. Zou wel sprake zijn geweest van bindende advisering (zijnde een wettelijk geregelde vorm van geschillenbeslechting), dan had de rechtbank het geschil slechts marginaal kunnen toetsen.
5.3.
Het gaat hier om een schadevergoedingsvordering. De Wet op het Primair Onderwijs (WPO) is toepasselijk. De WPO bepaalt niet dat de rechtsverhouding tussen de ouders en de school kwalificeert als een onderwijsovereenkomst. Of de schadevergoeding gebaseerd kan worden op
wanprestatie(omdat er een overeenkomst is) dan wel op een
onrechtmatige daad(omdat er geen overeenkomst is) kan echter in het midden blijven. Er geldt hoe dan ook als norm of is gehandeld als
redelijk handelend en redelijk bekwame school(vgl. ECLI:NL:GHARN:2006:AY9107 en ECLI:NL:RBNHO:2022:10978).
5.4.
De WPO bepaalt onder meer:
- in artikel 8 lid 4, dat ten aanzien van leerlingen die
extra ondersteuningbehoeven, het onderwijs gericht is op individuele begeleiding die is afgestemd op de behoeften van de leerling.
Uit de parlementaire geschiedenis (de memorie van toelichting bij de invoering van de Wet op het Passend Onderwijs) leidt de rechtbank af dat de wetgever voor ogen stond de instroom naar - duur - speciaal onderwijs te beperken, het thuiszitten van leerlingen te voorkomen, bureaucratie te verminderen en het creëren van meer ruimte voor schoolbesturen om bij de toekenning van extra onderwijsondersteuning uit te gaan van de onderwijsbeperking van de leerling.
- in artikel 10, dat het bevoegde gezag (het schoolbestuur) zorg dient te dragen voor de kwaliteit van het onderwijs op de school.
De rechtbank vult deze norm als volgt in: de mate van zorgvuldigheid die de school moet betrachten om onderwijs van voldoende kwaliteit te geven, hangt af van alle omstandigheden van het geval. Op de school rust geen resultaatsverbintenis maar een inspanningsverbintenis.
- in artikel 40a lid 1 en onder a, dat het bevoegd gezag, nadat
op overeenstemming gericht overlegis gevoerd met de ouders, een ontwikkelingsperspectief (een ‘OPP’) vaststelt voor leerlingen van een basisschool die extra ondersteuning behoeven.
- in artikel 40a lid 2, dat met de ouders overeenstemming moet worden bereikt voor vaststelling van het deel van het OPP betreffende de individuele begeleiding [
het handelingsdeel, opm. Rb],
- in artikel 40 lid 4, dat het OPP ten minste één keer per schooljaar met de ouders wordt geëvalueerd.
5.5.
Niet alleen de school zelf heeft een rol bij het verstrekken van extra ondersteuning aan een leerling. Ook het regionale
Samenwerkingsverband(SWV) heeft daarin een rol. SWV’s krijgen een eigen budget. Daarmee moeten zij, op regionaal niveau, passend onderwijs realiseren. Daartoe kunnen zij geld beschikbaar stellen aan de school of het passende onderwijs zelf regelen (met een
arrangement).
dyslexie naast een laag IQ
5.6.
In hoofdzaak komt het geschil op het volgende neer. [naam 1] had langdurige moeite om mee te komen op de basisschool. Toen [naam 1] de basisschool bijna verliet, aan het eind van groep 8, bleek uit onderzoek dat de ouders hebben geëntameerd, dat hij dyslectisch is. De ouders verwijten de basisschool geen passend onderwijs te hebben gegeven aan [naam 1]. Dat roept de vraag op: wat had de basisschool anders en/of beter moeten doen? Uit de gedingstukken volgt dat de basisschool in de loop der jaren wel steeds (extra) aandacht heeft gegeven aan [naam 1]. In de woorden van de Geschillencommissie Passend Onderwijs: “
De Commissie stelt vast dat de school veel oog heeft gehad voor de ondersteuning van [naam 1] en de nodige inspanningen voor hem heeft verricht. De ondernomen acties steunen in grote lijnen op het in september 2017 bij [naam 1] afgenomen psychodiagnostisch onderzoek.” Ook in het OPP wordt gewag gemaakt van de extra inzet door de basisschool ten behoeve van [naam 1].
Volgens het onderzoek waaraan de geschillencommissie hier refereert, en dat is uitgevoerd door een orthopedagoog/ gz-psycholoog, had [naam 1] een IQ van 73. Daarmee was voor de school verklaard hoe het kwam dat [naam 1] moeite met leren had en was er geen aanleiding op zoek te gaan naar andere, extra, oorzaken. De familiale achtergrond (dyslexie kwam niet in de families voor) gaf daar evenmin aanleiding toe. Het desbetreffende onderzoeksrapport is besproken met de ouders. In dat gesprek heeft de basisschool logopedie geadviseerd. Ook het OPP zelf adviseert de ouders tot inzet van logopedie. Logopedie zit in het basispakket van de zorgverzekering, en moet door de ouders zelf geregeld worden. Het behoort tot het vakgebied van een logopedist om dyslexie te onderkennen. Zouden de ouders het (eerste) advies om een logopedist in te zetten hebben opgevolgd, dan was wellicht eerder gebleken dat [naam 1] dyslectisch is. De ouders hebben dat advies echter niet opgevolgd. De rechter heeft ter zitting aan de ouders gevraagd waarom niet. Het antwoord kwam erop neer dat de vader het belang van logopedie sowieso niet inzag en dat de moeder op dat moment ook niet echt overtuigd was van het nut van logopedie.
Voorts valt op geen enkele wijze uit de stellingen van de ouders af te leiden dat en waarom de basisschool op enig eerder moment had moeten onderzoeken of onderkennen dat [naam 1] (mogelijk) dyslectisch is. Daartoe is niet voldoende, de verklaring van de ouders ter zitting dat het logopedie-advies wèl zou zijn opgevolgd indien de school daar maar méér op zou hebben aangedrongen. Ouders hebben een eigen verantwoordelijkheid om deugdelijke adviezen ter harte te nemen.
Evenmin is voldoende dat een IQ van 73, dus een laag IQ, aldus de advocaat van eisers, nog niet uitsluit dat een kind ook dyslectisch kan zijn. Dat dat nog niet is uitgesloten is immers niet zonder meer een valide reden om aan te sturen op een onderzoek naar dyslexie.
Ter zitting hebben eisers aangegeven dat zij het door de basisschool gehanteerde dyslexieprotocol niet eens kennen. Volgens de basisschool gaat het om een landelijk vastgesteld protocol. Wat daarvan echter ook zij, de rechtbank kan geen aansprakelijkheid van de basisschool aannemen op de enkele grondslag dat eisers een dyslexieprotocol niet kennen.
5.7.
Een deskundigenonderzoek, zoals door de advocaat van eisers bepleit, zal niet bevolen worden. Benoeming van een deskundige is een discretionaire bevoegdheid van de rechter. De rechter kan een deskundige benoemen, maar is daartoe niet verplicht (vgl. ECLI:NL:HR:2001:AD3993, NJ 2002/73). De rechtbank ziet in dit geval geen reden om gebruik te maken van deze bevoegdheid. Aan bewijslevering, al dan niet door een deskundige, wordt pas toegekomen als aan de stelplicht is voldaan. Een verwijt moet voldoende handen en voeten krijgen om nader te onderzoeken op gegrondheid. De stelplicht vereist dat eisers duidelijk hadden gemaakt dat en waarom én op welk moment, de basisschool het probleem van dyslexie eerder had moeten onderkennen. Dat hebben eisers niet gedaan.
5.8.
De overige verwijten die de ouders aan de school maken acht de rechtbank eveneens onterecht, dan wel onvoldoende zwaarwegend om tot het oordeel te komen dat niet is gehandeld zoals verwacht mag worden van een redelijk handelende en redelijk bekwame school, behoudens het onder 5.13 overwogene. Als een leerling basisonderwijs volgt van groep 1 tot en met groep 8, dan zal allicht niet elke inspanning van een basisschool perfect zijn. Als hier of daar een andere keuze (net) iets beter zou zijn geweest, dan levert dat nog geen aansprakelijkheid op. De basisschool heeft geen (wezenlijke) steken laten vallen en zij heeft, zoals gezegd, aan [naam 1] de nodige extra aandacht gegeven. In dit oordeel betrekt de rechtbank het volgende.
ondeugdelijk OPP
5.9.
De gesteld gebrekkige totstandkoming en aanpassing van het OPP is niet voldoende om aansprakelijkheid aan te nemen. Een basisschool kan beter of slechter onderwijs geven en een basisschool kan goede of minder goede, passende, perspectiefplannen maken. Een slecht plan impliceert niet per definitie slecht onderwijs. Wel kan de afwezigheid van een deugdelijk OPP een
aanwijzingvormen dat geen sprake is van passend onderwijs. Maar in onderhavig geval ziet de rechtbank geen reden om tot een dergelijk oordeel te komen. Het in geding zijnde OPP was, op grond van het advies uit het psycho-diagnostisch onderzoek, gericht op
extra ondersteuning op sociaal-emotioneel gebiedin de vorm van het Move Academy arrangement, en dat arrangement is uitgevoerd.
Move Academy arrangement / RT
5.10.
Volgens de ouders is de inzet van het Move Academy arrangement nutteloos geweest omdat [naam 1] daar geen baat bij heeft gehad. De vraag ligt echter niet voor of iets nutteloos is geweest. Het gaat hier om een schadevergoedingsvordering. De ouders stellen niet dat [naam 1] schade heeft geleden door de inzet van het Move Academy arrangement.
De ouders stellen voorts dat [naam 1] meer RT (remedial teaching) had moeten krijgen. Maar dat een leerling (meer) baat had kunnen hebben van meer individuele aandacht, is niet de norm waaraan getoetst wordt. De norm is niet dat een basisschool de best denkbare prestatie moet verrichten. Ook een basisschool zal geen onuitputtelijke hoeveelheid geld, tijd en overige middelen beschikbaar hebben voor iedere afzonderlijke leerling, zeker niet in de huidige tijd waarin sprake is van een lerarentekort. De vraag is slechts of gehandeld is zoals van een redelijk handelende en redelijk bekwame basisschool verwacht mag worden. Die norm wordt gehaald, althans, niet valt uit de stellingen van eisers af te leiden dat dat niet zo is.
rol samenwerkingsverband
5.11.
Het samenwerkingsverband is in deze procedure geen partij. Verwijten van de ouders aan het samenwerkingsverband worden daarom niet in de beoordeling betrokken.
geen tutor
5.12.
De ouders verwijten de basisschool dat tijdens de eerste lockdown (vanaf 16 maart 2020 tot 11 mei 2020) een tutorproject bestond voor extra ondersteuning, maar dat zij daarvan niet op de hoogte zijn gesteld zodat [naam 1] daaraan niet kon deelnemen, en dit terwijl [naam 1] op dat moment al behoefte had aan extra ondersteuning. Deze stelling faalt. De basisschool heeft aangevoerd dat:
- er bij de eerste lockdown slechts een beperkt aantal tutoren beschikbaar was per school.
- de tutoren studenten waren die dit als bijbaan deden.
- de school besloten heeft om de tutoren in te zetten bij de leerlingen die thuis alléén hun schoolwerk moesten maken, omdat hun ouders werkten en aan hun kinderen geen huiswerkbegeleiding gaven.
- [naam 1] geen tutor kreeg omdat zijn moeder al had aangegeven dat zij [naam 1] thuis hield met huiswerk en zij hem één-op-één kon begeleiden.
De basisschool heeft in redelijkheid tot een dergelijke handelwijze mogen besluiten. Als er niet voldoende capaciteit beschikbaar is dan moeten er keuzes gemaakt worden. De keuze die de basisschool heeft gemaakt valt te billijken.
ADIT toets
5.13.
De rechtbank acht het verwijt van eisers aan de basisschool wat dit aangaat terecht. Het verwijt komt er op neer dat de basisschool heeft voorgesteld om de ADIT-test bij [naam 1] af te nemen waarbij hij geholpen zou worden door de interne begeleider van de basisschool. Dat is geen deugdelijke wijze van het afnemen van deze test, en is ook onrechtmatig. Volgens de basisschool was dit voorstel niet bedoeld om de testuitslag te manipuleren, maar dat verweer valt niet te rijmen met de toch duidelijk andersluidende tekst van het voorstel om de interne begeleider [naam 1] te laten helpen. De kosten die de ouders hebben moeten maken voor het laten afnemen van een alternatieve test zijn veroorzaakt door het onrechtmatig handelen van de basisschool en komen voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank zal aan de ouders € 550 toewijzen.
Dit bedrag zal worden vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover. In de vordering staat niet vanaf welke datum de wettelijke rente wordt gevorderd. Bij gebreke daarvan zal de wettelijke rente worden toegewezen (pas) met ingang van 14 dagen na de datum van onderhavig vonnis.
schending privacy
5.14.
De ouders verwijten de basisschool dat sprake is van een onrechtmatige verwerking van persoonsgegevens, want:
1) voor de ouders toegankelijke informatie over andere leerlingen is niet voldoende geanonimiseerd, zodat achterhaald kon worden over welke leerlingen het in feite ging.
2) in het leerlingendossier is informatie over hun privésituatie opgenomen, hetgeen kwalificeert als een onrechtmatige verwerking.
5.15.
De rechtbank kan verwijt 1) niet inhoudelijk beoordelen. Eisers zijn niet de wettelijke vertegenwoordigers van andere leerlingen. Evenmin hebben zij volmacht om namens die andere leerlingen te mogen procederen. Eisers kunnen dus niet in rechte optreden namens de andere leerlingen.
5.16.
Over verwijt 2) oordeelt de rechtbank als volgt. Vaststaat dat de basisschool
gegevens over de achtergronden van het gezin van [naam 1] heeft vastgelegd in haar administratie en gedeeld met het samenwerkingsverband. Deze vastlegging kwalificeert als
verwerking van persoonsgegevensin de zin van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) en de daarop gebaseerde Uitvoeringswet.
5.17.
Voor verwerking van alle persoonsgegevens is een wettelijke grondslag vereist. Persoonsgegevens moeten worden verwerkt op een wijze die ten aanzien van de betrokkene rechtmatig, behoorlijk en transparant is (artikel 5 lid 1 AVG). Op de basisschool rust een verantwoordingsplicht om aan te tonen dat zij aan deze eisen voldoet (art. 5 lid 2 AVG). Verwerking van persoonsgegevens kan rechtmatig zijn bijvoorbeeld indien (art. 6 lid 1 AVG):
- de betrokkene toestemming daarvoor heeft gegeven;
- deze noodzakelijk is om te voldoen aan een wettelijke verplichting die op de verwerkings- verantwoordelijke rust;
- de verwerking noodzakelijk is om de vitale belangen van de betrokkene of van een andere natuurlijke persoon te beschermen;
- de verwerking noodzakelijk is voor de vervulling van hun taak van algemene belang;
- de verwerking noodzakelijk is voor de behartiging van de gerechtvaardigde belangen van de verwerkingsverantwoordelijke of een derde.
5.18.
Verwerking van
bijzonderepersoonsgegevens, zoals bijvoorbeeld gegevens over iemands ras, etnische afkomst of politieke opvattingen, (art. 9 AVG) is verboden, tenzij er een uitzondering van toepassing is (art. 9 lid 2 AVG), zoals bijvoorbeeld uitdrukkelijke toestemming van betrokkene, of indien de verwerking noodzakelijk is ter bescherming van vitale belangen van de betrokkene of van een andere natuurlijke persoon indien de betrokkene fysiek of juridisch niet in staat is zijn toestemming te geven. Ook het algemeen belang kan een rechtvaardiging voor deze verwerking vormen.
5.19.
Gesteld nog gebleken is dat het in dit geval gaat om verwerking van
bijzonderepersoonsgegevens. Daarom zal de rechtbank bij de verdere beoordeling er van uit gaan dat sprake is van verwerking van “gewone” persoonsgegevens.
5.20.
De voormelde verantwoordingsplicht van de basisschool werkt ook door in het procesrecht. De basisschool moet ook in een gerechtelijke procedure deugdelijk kunnen uitleggen dat zij voldoet aan de vereisten die gelden voor verwerking van persoonsgegevens.
5.21.
De basisschool maakt niet goed duidelijk waarom zij gegevens over de achtergronden van het gezin van [naam 1] had mogen verwerken. De basisschool doet geen duidelijk beroep op enige reden die deze verwerking rechtmatig zou kunnen maken. De basisschool stelt alleen dat deze verwerking niet “per se zonder betekenis is.” Dat standpunt is mogelijk juist (om maar eens een voorbeeld te noemen: als een ouder van een leerling agressief is en snel tot fysiek geweld overgaat, dan kan het rechtmatig zijn om dat vast te leggen). Het standpunt van de basisschool had nadere onderbouwing gevergd: waarom is de verwerking in dit geval dan niet zonder betekenis? Die onderbouwing ontbreekt. Bij gebreke daarvan is de rechtbank van oordeel dat de onderhavige verwerking van persoonsgegevens onrechtmatig is.
5.22.
Onrechtmatig handelen is niet voldoende voor recht op schadevergoeding. Daarvoor is tevens vereist dat sprake is van schade. De rechtbank begrijpt dat het eisers te doen is om
immateriëleschadevergoeding. Of sprake is van schade bij schending van de AVG (zijnde EU-recht), moet worden beoordeeld naar nationaal Nederlands recht. Niet toegestaan is dat het nationale recht bepaalt dat immateriële schade bij schending van de AVG slechts kan worden vergoed indien de door de betrokkene geleden schade een bepaalde mate van ernst bereikt (vgl. Hof van Justitie 4 mei 2023, ECLI:EU:C:2023:370).
5.23.
Naar nationaal Nederlands recht geldt, blijkens de rechtspraak van de Hoge Raad, voor het recht op immateriële schadevergoeding het navolgende (ECLI:NL:HR:2019:376):
4.2.1
Als de schade die het gevolg is van een onrechtmatige daad nadeel omvat dat niet in vermogensschade bestaat, heeft de benadeelde ingevolge art. 6:106 lid 1, aanhef en onder b, BW recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding indien hij lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast.
Van de in art. 6:106 lid 1, onder b, BW bedoelde aantasting in zijn persoon op andere wijze is in ieder geval sprake indien de benadeelde geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan, waartoe nodig is dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld (vgl. HR 23 januari 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZC2551, rov. 3.4).
Daarnaast kunnen de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van de in art. 6:106 lid 1, onder b, BW bedoelde aantasting in zijn persoon op andere wijze sprake is (vgl. Parl. Gesch. Boek 6, p. 379 en p. 380). HR 29 juni 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW1519 (Blauw oog) moet ook aldus worden verstaan.
In beginsel zal degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. In voorkomend geval kunnen de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. In HR 9 juli 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO7721 (Oudejaarsrellen) was die aantasting gelegen in de gevoelens van angst, onveiligheid en onzekerheid met betrekking tot het lijf en goed van de benadeelden die een aantal uren in hun woning in een zeer bedreigende situatie verkeerden, terwijl een reactie op hun verzoek om hulp en bijstand van de politie uitbleef. En in HR 18 maart 2005, ECLI:NL:HR:2005:AR5213 (Wrongful life) bestond die aantasting in de ernstige inbreuk op het zelfbeschikkingsrecht van de moeder waardoor zij niet ervoor heeft kunnen kiezen de geboorte van een zwaar gehandicapt kind te voorkomen.
4.2.2
Van een aantasting in de persoon op andere wijze als bedoeld in art. 6:106 lid 1, onder b, BW, is niet reeds sprake bij de enkele schending van een fundamenteel recht.”
5.24.
Eisers voldoen niet aan de voorwaarden voor het recht op immateriële schadevergoeding. Uit de stellingen van eiseressen valt niet af te leiden dat zij enige immateriële schade hebben opgelopen. Hoogstens kan uit die stellingen worden afgeleid dat zij onvrede hebben ervaren vanwege de in geding zijnde verwerking van hun persoonsgegevens. Dat is niet voldoende.
5.25.
Eisers zullen, als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten van de basisschool. Deze kosten worden begroot op € 5.203 en bestaan uit:
- € 2.837 aan griffierecht,
- € 2.366 aan salaris advocaat (overeenkomstig het gebruikelijke Liquidatietarief: twee punten, waarvan één voor de conclusie van antwoord en één voor het verschijnen ter zitting, met toepassing van tarief IV voor geldvorderingen van € 40.000 tot € 98.000 ad € 1.183 per punt).
5.26.
De proceskostenveroordeling zal, zoals de basisschool verlangt, uitvoerbaar bij voorraad verklaard worden. Dit wil zeggen dat eisers dit bedrag alvast moeten betalen ook als zij hoger beroep van dit vonnis mochten aantekenen.

6..De beslissing

De rechtbank
6.1.
veroordeelt H3O tot betaling aan eisers van een bedrag van € 550, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na de datum van dit vonnis tot de dag der algehele voldoening,
6.2.
wijst het overigens door eisers gevorderde af,
6.3.
veroordeelt eisers in de proceskosten van H3O, tot op heden begroot op € 5.203,
6.4.
verklaart de beslissingen onder 6.1. en 6.3 uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. de Geus en in het openbaar uitgesproken op 16 augustus 2023.
[2517/638]