ECLI:NL:RBROT:2023:7477

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 juli 2023
Publicatiedatum
23 augustus 2023
Zaaknummer
10336002
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming wegens huurachterstand

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 21 juli 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Woonstad Rotterdam en een gedaagde huurder. De eiseres, Woonstad, heeft de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning geëist vanwege een aanzienlijke huurachterstand. De huurovereenkomst betrof een woning met een maandhuur van € 695,11, waarbij de gedaagde huurder in gebreke bleef met betalingen. Woonstad heeft op 21 september 2022 melding gemaakt van de huurachterstand bij de gemeente Rotterdam, conform de regelgeving omtrent gemeentelijke schuldhulpverlening.

Tijdens de mondelinge behandeling op 5 juni 2023 heeft de gedaagde erkend dat er een huurachterstand was ontstaan, die voornamelijk te wijten was aan de betalingsproblemen veroorzaakt door haar ex-partner. Ondanks een toezegging om de achterstand in te lopen, heeft de gedaagde na een gedeeltelijke betaling op 5 juni 2023 geen verdere betalingen verricht. De huurachterstand was op dat moment opgelopen tot € 2.780,44, wat de rechter voldoende grond vond voor de ontbinding van de huurovereenkomst.

De rechter heeft overwogen dat de gedaagde, ondanks haar persoonlijke omstandigheden, niet aan haar betalingsverplichtingen kon ontkomen. De huurovereenkomst werd ontbonden en de gedaagde werd veroordeeld om binnen 14 dagen na betekening van het vonnis de woning te ontruimen. Daarnaast werd de gedaagde veroordeeld tot betaling van de huurachterstand en de proceskosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat Woonstad direct actie kan ondernemen om de ontruiming te effectueren.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10336002 CV EXPL 23-4767
datum uitspraak: 21 juli 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Stichting Woonstad Rotterdam,
vestigingsplaats: Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: GGN Mastering Credit B.V.,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: [woonplaats],
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘Woonstad’ en ‘[gedaagde]’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 7 februari 2023, met bijlagen;
  • het antwoord;
  • de brief van 13 maart 2023, waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de brief van Woonstad van 30 mei 2023;
  • de akte van Woonstad van 29 juni 2023.
1.2.
Op 5 juni 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij was namens de gemachtigde van Woonstad aanwezig [naam]. [gedaagde] was eveneens ter zitting aanwezig.

2..De feiten

2.1.
Tussen Woonstad als verhuurder en [gedaagde] als huurder bestaat een huurovereenkomst met betrekking tot de woning aan de [adres].
2.2.
De huur bedraagt momenteel € 695,11 per maand en moet voor de eerste van de maand betaald worden.
2.3.
Woonstad heeft op 21 september 2022 van de huurachterstand van [gedaagde] melding gedaan bij de gemeente Rotterdam of een namens deze gemeente opererende schuldhulpinstantie, overeenkomstig het bepaalde in artikel 2 van het Besluit Gemeentelijke Schuldhulpverlening.

3..Het geschil

3.1.
Woonstad eist samengevat:
  • de huurovereenkomst te ontbinden en [gedaagde] te veroordelen om het gehuurde te ontruimen;
  • [gedaagde] te veroordelen aan haar te betalen € 4.844,15 met rente en de lopende huur vanaf februari 2023;
  • [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Het bedrag dat wordt geëist, bestaat uit € 4.838,32 aan huur tot en met de maand januari 2023 en rente van € 5,83 (berekend tot 7 februari 2023).
3.2.
Woonstad baseert de eis op het volgende. [gedaagde] heeft een huurachterstand laten ontstaan. Deze huurachterstand rechtvaardigt dat de huurovereenkomst wordt ontbonden.
3.3.
[gedaagde] heeft de gevorderde huurachterstand erkend. De achterstand is ontstaan doordat de ex-partner van [gedaagde] de huur niet heeft betaald. [gedaagde] stond onder dwang van haar ex-partner en durfde niets te vertellen aan Woonstad. [gedaagde] heeft meerdere schulden en is bezig om alles op orde te brengen.

4..De beoordeling

huurachterstand
4.1.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagde] verklaard kort voor die zitting nog een aantal betalingen te hebben verricht. Door Woonstad is ter zitting erkend dat zij op 5 juni 2023 een totaalbedrag van € 4.834,43 van [gedaagde] heeft ontvangen. Door [gedaagde] is toegezegd dat zij het restant van de vordering, inclusief rente en kosten, binnen enkele dagen na de zitting zou voldoen.
4.2.
Nadat de zaak enkele weken is aangehouden, heeft Woonstad bij akte medegedeeld dat [gedaagde] haar toezegging tot volledige betaling over te gaan niet is nagekomen en, na haar betaling van 5 juni 2023, niets meer heeft betaald. Dat betekent dat de huurachterstand, berekend tot en met de maand juni 2023, nog € 2.780,44 bedraagt, een en ander zoals door Woonstad in haar akte nader gespecificeerd. [gedaagde] wordt veroordeeld om dit bedrag aan Woonstad te betalen.
rente
4.3.
De rente wordt toegewezen op de wijze zoals bij de beslissing vermeld, omdat Woonstad genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en [gedaagde] dat niet heeft betwist.
ontbinding huurovereenkomst
4.4.
De huurder is verplicht om de huur op tijd te betalen. Dat heeft [gedaagde] niet gedaan. Daarom vraagt Woonstad de huurovereenkomst te ontbinden. De rechter wijst dit alleen toe als de huurachterstand ernstig genoeg is om de huurovereenkomst te beëindigen. Meestal zal een achterstand van meer dan drie maanden genoeg zijn, maar de rechter moet alle omstandigheden afwegen. Van belang is bijvoorbeeld ook of de huur weer wordt betaald en of de achterstand (deels) is ingelopen [1] .
4.5.
Ten tijde van het uitbrengen van de dagvaarding bedroeg de huurachterstand bijna zeven maanden. Deze achterstand is gedurende de procedure tot aan de mondelinge behandeling zelfs nog verder opgelopen tot maar liefst meer dan tien maanden. Hoewel [gedaagde] vervolgens een aanzienlijk bedrag heeft betaald, resteert er op dit moment nog altijd een huurachterstand van € 2.780,44, oftewel een achterstand van vier maanden. De hoogte van de huurachterstand rechtvaardigt in dit geval de ontbinding van de huurovereenkomst. Dat de huurachterstand is ontstaan vanwege diverse (trieste) persoonlijke omstandigheden aan de zijde van [gedaagde] kan niet aan Woonstad worden tegengeworpen. De genoemde omstandigheden ontheffen [gedaagde] niet van haar betalingsverplichtingen en maken ook niet dat daardoor ontbinding van de huurovereenkomst niet gerechtvaardigd zou zijn. In dit geval weegt met name zwaar mee dat [gedaagde] haar ter zitting gedane toezegging dat zij de volledige vordering zou gaan betalen niet is nagekomen, zelfs niet nadat de zaak nog enige tijd is aangehouden. Dat zij haar toezegging niet is nagekomen kan haar des te meer worden aangerekend, nu [gedaagde] ter zitting zelf heeft verklaard dat zij op dit moment voldoende inkomen ontvangt om te kunnen betalen en dat haar inwonende (meerderjarige) zoon bovendien kan meebetalen aan de vaste lasten. Het bovenstaande leidt er toe dat de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning wordt toegewezen.
ontruimingstermijn en gebruiksvergoeding
4.6.
De ontruimingstermijn wordt in redelijkheid gesteld op 14 dagen na de betekening van dit vonnis.
4.7.
[gedaagde] moet de huur blijven betalen tot en met de maand waarin zij de woning met al haar spullen heeft verlaten [2] . Dit deel van de vordering wordt daarom ook toegewezen.
proceskosten
4.8.
[gedaagde] krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van Woonstad tot vandaag vast op € 128,31 aan dagvaardingskosten, € 487,00 aan griffierecht en € 528,00 aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 264,00). Dit is totaal € 1.143,31. Voor kosten die Woonstad maakt na deze uitspraak moet [gedaagde] een bedrag betalen van € 132,00 (1/2 punt x
€ 264,00). Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist (ECLI:NL:HR:2022:853).
uitvoerbaarheid bij voorraad
4.9.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Woonstad te betalen € 2.780,44 aan huurachterstand tot en met juni 2023 en € 5,83 aan wettelijke rente tot 7 februari 2023, vermeerderd met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over het saldo vanaf 7 februari 2023 dat aan hoofdsom, exclusief kosten, telkens, na elke credit- en debetmutatie, heeft uitgestaan, tot aan de dag van volledige betaling;
5.2.
ontbindt de huurovereenkomst tussen partijen en veroordeelt [gedaagde] om binnen 14 dagen na de betekening van dit vonnis de woning aan de [adres] te ontruimen met alle personen en zaken die zich daar vanwege [gedaagde] bevinden en het gehuurde met alle sleutels ter beschikking van Woonstad te stellen;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] aan Woonstad te betalen € 695,11 met ingang van de maand juli 2023 tot en met de maand waarin de ontruiming plaatsvindt;
5.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten die aan de kant van Woonstad tot vandaag worden vastgesteld op € 1.143,31;
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Aukema-Hartog en in het openbaar uitgesproken.
44487

Voetnoten

1.Zie Hoge Raad 28 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1810.
2.Na ontbinding van de huurovereenkomst is op grond van artikel 7:225 BW een vergoeding gelijk aan de huurprijs verschuldigd.