In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 21 juli 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Woonstad Rotterdam en een gedaagde huurder. De eiseres, Woonstad, heeft de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning geëist vanwege een aanzienlijke huurachterstand. De huurovereenkomst betrof een woning met een maandhuur van € 695,11, waarbij de gedaagde huurder in gebreke bleef met betalingen. Woonstad heeft op 21 september 2022 melding gemaakt van de huurachterstand bij de gemeente Rotterdam, conform de regelgeving omtrent gemeentelijke schuldhulpverlening.
Tijdens de mondelinge behandeling op 5 juni 2023 heeft de gedaagde erkend dat er een huurachterstand was ontstaan, die voornamelijk te wijten was aan de betalingsproblemen veroorzaakt door haar ex-partner. Ondanks een toezegging om de achterstand in te lopen, heeft de gedaagde na een gedeeltelijke betaling op 5 juni 2023 geen verdere betalingen verricht. De huurachterstand was op dat moment opgelopen tot € 2.780,44, wat de rechter voldoende grond vond voor de ontbinding van de huurovereenkomst.
De rechter heeft overwogen dat de gedaagde, ondanks haar persoonlijke omstandigheden, niet aan haar betalingsverplichtingen kon ontkomen. De huurovereenkomst werd ontbonden en de gedaagde werd veroordeeld om binnen 14 dagen na betekening van het vonnis de woning te ontruimen. Daarnaast werd de gedaagde veroordeeld tot betaling van de huurachterstand en de proceskosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat Woonstad direct actie kan ondernemen om de ontruiming te effectueren.