ECLI:NL:RBROT:2023:7475

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 juli 2023
Publicatiedatum
23 augustus 2023
Zaaknummer
10359599
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen verstekvonnis inzake premieachterstand zorgverzekering

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 14 juli 2023 uitspraak gedaan in een verzetprocedure tussen Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V. en een gedaagde partij. De gedaagde had een zorgverzekeringsovereenkomst met Zilveren Kruis en was in gebreke gebleven met de betaling van de verschuldigde premies, wat leidde tot een betalingsachterstand van € 2.395,01. Zilveren Kruis vorderde betaling van dit bedrag, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde betwistte de hoogte van de achterstand en voerde aan dat hij niet zelf in gebreke was gebleven, maar dat dit te wijten was aan persoonlijke omstandigheden en de hulp van de Kredietbank Rotterdam. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde onvoldoende bewijs had geleverd voor zijn verweer en dat de betalingsachterstand zoals door Zilveren Kruis gesteld, juist was. De kantonrechter verklaarde de vordering van Zilveren Kruis voor het grootste deel toewijsbaar, maar wees de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten af, omdat Zilveren Kruis niet had aangetoond dat de gedaagde tijdig was aangemaand. Het verstekvonnis van 30 november 2022 werd gedeeltelijk vernietigd, maar de resterende betalingsverplichting van de gedaagde werd bevestigd. De gedaagde werd veroordeeld in de kosten van de verzetprocedure.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10359599 CV EXPL 23-5924
datum uitspraak: 14 juli 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V.,
vestigingsplaats: Utrecht,
oorspronkelijk eiseres,
gemachtigde: GGN Mastering Credit B.V.,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: [woonplaats],
oorspronkelijk gedaagde,
gemachtigde: mr. B.A.S. van Leeuwen.
De partijen worden hierna ‘Zilveren Kruis’ en ‘[gedaagde]’ genoemd.

1..De procedure

Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 2 november 2022, met bijlagen;
  • het verstekvonnis van deze rechtbank van 30 november 2022 met zaaknummer 10190894 CV EXPL 22-34682;
  • de verzetdagvaarding van 9 februari 2023, met een incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring;
  • de conclusie van antwoord in verzet en conclusie van antwoord in het incident, met bijlagen;
  • het vonnis in het incident van 26 mei 2023;
  • de conclusie van repliek in verzet.

2..De feiten

2.1.
Tussen Zilveren Kruis en [gedaagde] is een zorgverzekeringsovereenkomst tot stand gekomen. Deze overeenkomst met polisnummer [polisnummer] heeft onder andere betrekking op de verplichte basisverzekering. Op grond van deze overeenkomst is [gedaagde] verzekeringspremie, eigen risico en/of een eigen bijdrage aan Zilveren Kruis verschuldigd.
2.2.
[gedaagde] heeft een achterstand in de betaling van de maandelijkse premie voor de basisverzekering en diverse zorgkostennota’s laten ontstaan.

3..Het geschil

3.1.
Zilveren Kruis eist samengevat:
- [gedaagde] te veroordelen aan haar te betalen € 3.034,87 met de wettelijke rente over
€ 2.395,01 vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van volledige betaling;
  • [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Het bedrag dat wordt geëist, bestaat uit de hoofdsom van € 2.395,01, rente van € 310,97 (berekend tot 2 november 2022) en buitengerechtelijke kosten van € 418,44 inclusief btw minus een bedrag van € 89,55 aan betalingen.
3.2.
Zilveren Kruis baseert de eis op het volgende. [gedaagde] heeft de verschuldigde maandelijkse premie voor de basisverzekering en diverse zorgkostennota’s niet betaald, waardoor een betalingsachterstand van € 2.395,01 is ontstaan. De betalingsachterstand heeft betrekking op de verschuldigde premie over de maanden mei tot en met juli 2012, november 2015 tot en met januari 2016, juni en juli 2016 en zorgkostennota’s uit 2013, 2016 tot en met 2018 en 2020. Zilveren Kruis zag zich genoodzaakt haar vordering ter incasso uit handen te geven en maakt aanspraak op de wettelijke rente en een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten.
3.3.
In het genoemde verstekvonnis is de eis toegewezen.
3.4.
[gedaagde] is het niet eens met de eis en het verstekvonnis en voert het volgende aan. De achterstand is ontstaan door diverse persoonlijke omstandigheden, waaronder werkloosheid. [gedaagde] heeft daarom hulp gezocht bij Kredietbank Rotterdam (hierna: ‘KBR’). Hoewel [gedaagde] al een betalingsregeling met Zilveren Kruis had getroffen, moest hij deze betalingsregeling van de Kredietbank staken, omdat daarmee mogelijk een WSNP-traject gefrustreerd kon worden. Omdat de KBR [gedaagde] hielp met zijn betalingen mocht [gedaagde] verwachten dat de KBR al zijn betalingsachterstanden bij Zilveren Kruis zou aflossen. Dat heeft de KBR niet gedaan. [gedaagde] is dan ook niet zelf in gebreke gebleven met betaling. [gedaagde] betwist door Zilveren Kruis te zijn aangemaand tot betaling van de achterstand. Daarnaast is hij ook niet door Zilveren Kruis en/of haar incassogemachtigde GGN aangemaand gedurende de periode januari 2020 tot heden.
3.5.
[gedaagde] betwist de hoogte van het gevorderde bedrag. Indien [gedaagde] door Zilveren Kruis op de hoogte was gebracht van de oplopende achterstanden, had hij eerder een betalingsregeling kunnen treffen. Daarnaast betwist [gedaagde] de hoogte van de gevorderde rente, omdat die in strijd is met de redelijkheid en billijkheid. Als deze vordering was meegenomen door schuldhulpverlening, zou de rente hoogstwaarschijnlijk zijn bevroren. Ten slotte betwist [gedaagde] de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten en alle overige kosten verschuldigd te zijn.

4..De beoordeling

betalingsachterstand
4.1.
[gedaagde] heeft de hoogte van het gevorderde bedrag betwist. Indien [gedaagde] daarmee bedoelt dat hij de hoogte van de door Zilveren Kruis gestelde betalingsachterstand betwist omdat hij die (deels) heeft betaald, had het op zijn weg gelegen betalingsbewijzen in het geding te brengen, waaruit dat volgt. Dat heeft hij echter nagelaten. Hij heeft ook niet (anderszins) toegelicht op grond waarvan hij de gestelde betalingsachterstand betwist. [gedaagde] heeft zijn verweer dus onvoldoende onderbouwd. Daarom gaat de kantonrechter uit van de juistheid van de door Zilveren Kruis gestelde achterstand van (€ 2.395,01 -/- € 89,55 =) € 2.305,46 .
4.2.
De kantonrechter volgt [gedaagde] niet in zijn stelling dat hij niet zelf in gebreke is gebleven met de betaling, maar dat dit veroorzaakt is doordat de KBR hem niet (juist) geholpen zou hebben met het aflossen van de achterstanden. Los van de vraag of de KBR [gedaagde] wel of niet op de juiste wijze heeft bijgestaan, betekent het enkele feit dat [gedaagde] met de KBR een overeenkomst ter zake van schuldhulpverlening heeft gesloten niet (anders niet zonder nadere toelichting – die ontbreekt –) dat de KBR daarmee alle betalingsverplichtingen van [gedaagde] heeft overgenomen en [gedaagde] niet langer zelf verantwoordelijk is voor het op tijd en volledig betalen van de maandelijkse premie en eventuele zorgkostennota’s.
rente en buitengerechtelijke incassokosten
4.3.
De kantonrechter begrijpt het verweer van [gedaagde] tegen de gevorderde rente zo, dat hij niet zozeer betwist dat de rente over de gevorderde hoofdsom, berekend tot 2 november 2022, € 310,97 bedraagt, maar dat hij toewijzing van dit – in zijn visie hoog opgelopen – bedrag naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar vindt.
4.4.
De verwijten die [gedaagde] in dit kader maakt aan het adres van de KBR kan hij niet tegenwerpen aan Zilveren Kruis om dezelfde reden als genoemd in r.o. 4.2. Dat de rente door het uitblijven van betalingen verder is opgelopen brengt tegen deze achtergrond niet mee dat toewijzing daarvan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Dit leidt er toe dat ook de wettelijke rente, op de wijze zoals gevorderd, toewijsbaar is.
4.5.
De vordering van Zilveren Kruis ten aanzien van de buitengerechtelijke incassokosten moet beoordeeld worden aan de hand van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Zilveren Kruis heeft gesteld dat haar gemachtigde op 16 september 2022 een aanmaning als bedoeld in artikel 6:96 lid 6 BW aan [gedaagde] heeft gestuurd en zij heeft daarvan een afschrift in het geding gebracht. Door [gedaagde] is betwist dat hij in de periode van januari 2020 tot aan deze procedure aanmaningen van GGN heeft ontvangen.
4.6.
Op grond van artikel 3:37 lid 3 BW moet een tot een bepaalde persoon gerichte verklaring, om haar werking te hebben, die persoon hebben bereikt. Met betrekking tot een schriftelijke verklaring geldt als uitgangspunt dat deze de geadresseerde heeft bereikt als deze door hem is ontvangen. Het had dan ook op de weg van Zilveren Kruis gelegen voldoende concrete feiten en omstandigheden aan te voeren waaruit kan volgen dat de aanmaning (tijdig) door [gedaagde] is ontvangen. Zilveren Kruis heeft in dit verband in haar conclusie van repliek in verzet echter volstaan met de verwijzing naar de al bij dagvaarding overgelegde aanmaning van 16 september 2022 en heeft slechts (nogmaals) gesteld dat [gedaagde] meermaals aanmaningen van GGN heeft ontvangen. Daaruit kan echter niet afgeleid worden dat de aanmaning van 16 september 2022 [gedaagde] ook daadwerkelijk heeft bereikt. Zilveren Kruis heeft dan ook niet voldaan aan haar stelplicht op dit punt. Aan bewijslevering wordt om die reden niet toegekomen. Dat leidt tot het oordeel dat niet is komen vast te staan dat [gedaagde] de aanmaning van 16 september 2022 heeft ontvangen. De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke kosten wordt om die reden afgewezen.
proceskosten
4.7.
De kantonrechter begrijpt uit het verweer van [gedaagde] dat hij ook betwist de proceskosten verschuldigd te zijn. Vooropgesteld wordt dat [gedaagde] in deze procedure voor het grootste deel in het ongelijk is gesteld. Dat betekent in beginsel dat hij de proceskosten moet betalen. Dat kan anders zijn als VGZ nodeloos kosten heeft veroorzaakt, bijvoorbeeld doordat zij een procedure heeft aangespannen zonder [gedaagde] voldoende in de gelegenheid te stellen om de betalingsachterstand te voldoen. Daarvan is naar het oordeel van de kantonrechter geen sprake. Hoewel [gedaagde] heeft betwist aanmaningen van Zilveren Kruis te hebben ontvangen, is door Zilveren Kruis onweersproken gesteld dat [gedaagde] al in 2016 een betalingsregeling met Zilveren Kruis heeft getroffen en vervolgens niet is nagekomen, waardoor deze betalingsregeling is komen te vervallen. [gedaagde] wist dus dat er nog een bedrag open stond. Toch is dit bedrag later niet alsnog betaald. Ook in deze procedure heeft [gedaagde] het (nu openstaande) bedrag niet (alsnog) betaald. Dat betekent dat [gedaagde] in het vonnis van 30 november 2022 terecht in de proceskosten is veroordeeld.
4.8.
Een en ander leidt tot het oordeel van de kantonrechter dat het verstekvonnis van 30 november 2022 in stand kan blijven, behoudens voor wat betreft de veroordeling van [gedaagde] in de buitengerechtelijke incassokosten. Mede op uitdrukkelijk verzoek van Zilveren Kruis zal de kantonrechter het verstekvonnis dan ook gedeeltelijk vernietigen (uitsluitend ten aanzien van de veroordeling tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten), de resterende betalingsverplichting van [gedaagde] vaststellen en het verstekvonnis voor het overige bekrachtigen.
4.9.
[gedaagde] krijgt voor het grootste deel ongelijk en moet daarom ook de kosten van de verzetprocedure betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van Zilveren Kruis tot vandaag vast op € 232,00 aan salaris voor de gemachtigde. Voor kosten die Zilveren Kruis maakt na deze uitspraak moet [gedaagde] een bedrag betalen van € 116,00 (1/2 punt x € 232,00). Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist (ECLI:NL:HR:2022:853).
uitvoerbaarheid bij voorraad
4.10.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
vernietigt het op 30 november 2022 tussen partijen gewezen verstekvonnis met zaaknummer 10190894 CV EXPL 22-34682 gedeeltelijk, uitsluitend voor zover het de veroordeling van [gedaagde] tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten van
€ 418,44 betreft;
5.2.
wijst de vordering ten aanzien van de buitengerechtelijke incassokosten af;
5.3.
bekrachtigt het op 30 november 2022 tussen partijen gewezen verstekvonnis met zaaknummer 10190894 CV EXPL 22-34682 voor het overige en verstaat dat [gedaagde] niet meer dan € 2.616,43 (€ 2.305,46 + € 310,97) aan Zilveren Kruis moet betalen met de wettelijke rente over € 2.305,46 vanaf 2 november 2022 tot de dag van volledige betaling;
5.4.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de verzetprocedure, die aan de kant van Zilveren Kruis tot vandaag worden vastgesteld op € 232,00;
5.5.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. van Kalmthout en in het openbaar uitgesproken.
44487