ECLI:NL:RBROT:2023:7452

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 augustus 2023
Publicatiedatum
22 augustus 2023
Zaaknummer
C/10/639937 / HA ZA 22-482
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling lening tussen Nederlandse en Engelse rechtspersoon

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 16 augustus 2023 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de naamloze vennootschap [eiseres], gevestigd te Rotterdam, en de rechtspersoon naar Engels recht Yachtwork Training Ltd, gevestigd te Southampton. De eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.B. Kloosterman, vorderde een bedrag van € 25.000,00 van Yachtwork Training, dat voortkwam uit een geldlening die op 24 augustus 2020 was verstrekt aan de dochtermaatschappij Maritime Food Authority B.V. (MFA) door [eiseres]. De lening van € 75.000,00 was bedoeld om de kosten van MFA te dekken, maar na vaststelling dat MFA geen inkomsten genereerde, werd besloten tot afwikkeling. Tijdens een aandeelhoudersvergadering op 14 februari 2022 werd overeengekomen dat Yachtwork Training en een andere partij elk € 25.000,00 aan [eiseres] zouden terugbetalen. De eiseres heeft een factuur gestuurd, maar Yachtwork Training heeft deze niet betaald.

De rechtbank heeft vastgesteld dat Yachtwork Training, hoewel in de gelegenheid gesteld, geen verweer heeft gevoerd. De rechtbank heeft ambtshalve de rechtsmacht en het toepasselijke recht beoordeeld, waarbij werd vastgesteld dat Nederlands recht van toepassing is. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vorderingen van [eiseres] gegrond zijn en heeft de gevorderde hoofdsom van € 25.000,00 toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast zijn de beslagkosten en proceskosten aan de zijde van [eiseres] toegewezen, met een totaalbedrag van € 3.057,11 aan proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/639937 / HA ZA 22-482
Vonnis van 16 augustus 2023
in de zaak van
de naamloze vennootschap
[eiseres],
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
advocaat mr. J.B. Kloosterman te Rotterdam,
tegen
de rechtspersoon naar Engels recht
YACHTWORK TRAINING LTD,
gevestigd te Southampton,
gedaagde,
advocaat mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiseres] en Yachtwork Training worden genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 19 mei 2022, met producties;
  • het vonnis in incident van 24 mei 2023 en de daaraan ten grondslag liggende processtukken;
- de beslissing van de rolrechter dat het recht van Yachtwork Training om te mogen concluderen voor antwoord is vervallen, omdat Yachtwork Training op de dag bepaald voor conclusie van antwoord niet heeft geconcludeerd.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
[eiseres] is de holding van [naam] (hierna: [naam]). [naam] is mede-eigenaar van [naam bedrijf] (hierna: [naam bedrijf]).
2.2.
Op 13 februari 2020 hebben [eiseres], Yachtwork Training en [naam bedrijf] de besloten vennootschappen Food Authority Holding B.V. (hierna: FAH) en haar volle dochtermaatschappij Maritime Food Authority B.V. (hierna: MFA) opgericht. [eiseres], Yachtwork Training en [naam bedrijf] hielden elk een derde van de aandelen in het aandelenkapitaal van FAH.
2.3.
MFA was opgericht met als doel het opzetten en uitvoeren van een systeem van certificering van onder meer personeel, veiligheid en voedingswaren aan boord van zeegaande jachten.
2.4.
In januari 2022 hebben [eiseres], Yachtwork Training en [naam bedrijf] geconstateerd dat MFA alleen kosten heeft gegenereerd en geen inkomsten, waarna zij zijn overgegaan tot afwikkeling van MFA.

3..Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, om Yachtwork Training te veroordelen tot betaling aan [eiseres] van:
€ 25.000,00 in hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 6 april 2022;
alle proceskosten, die van beslaglegging daaronder begrepen, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf twee weken na datum vonnis;
nakosten ad € 163,00, in geval van betekening van het vonnis te verhogen met € 85,00, in geval het eerste bedrag niet binnen twee weken na datum vonnis in der minne voldaan zal zijn en, voor het geval voldoening van de kosten niet binnen twee weken plaats zal hebben gevonden, ook weer te vermeerderen met de wettelijke rente over deze kosten te berekenen vanaf deze termijn.
3.2.
Aan haar vorderingen heeft [eiseres] – kort samengevat – het volgende ten grondslag gelegd. [naam] heeft vanuit [eiseres] op 24 augustus 2020 een geldlening van € 75.000,00 verstrekt aan MFA om de ontstane kosten te dekken. Na de constatering dat MFA was mislukt, heeft op 14 februari 2022 een aandeelhoudersvergadering plaatsgevonden. Tijdens die vergadering zijn [eiseres], Yachtwork Training en [naam bedrijf] in het kader van de afwikkeling van MFA met elkaar overeengekomen dat zij elk een derde van de lening van [eiseres] van € 75.000,00 voor hun rekening zouden nemen. Yachtwork Training en [naam bedrijf] moesten op grond van die afspraak elk € 25.000,00 aan [eiseres] betalen. [eiseres] heeft op 22 maart 2022 een factuur aan Yachtwork Training gestuurd voor de betaling van € 25.000,00 aan [eiseres] met een betaaltermijn van 14 dagen. Yachtwork Training heeft die factuur niet betaald.
3.3.
Yachtwork Training heeft, hoewel daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, geen verweer gevoerd.

4..Rechtsmacht en toepasselijk recht

4.1.
Deze zaak heeft een internationaal karakter, nu Yachtwork Training statutair gevestigd is in Southampton (Verenigd Koninkrijk) en [eiseres] in Nederland. Gelet hierop dient de rechtbank ambtshalve te toetsen of zij bevoegd is om van het geschil kennis te nemen en zo ja, welk recht van toepassing is.
4.2.
[eiseres] heeft onbetwist gesteld dat deze rechtbank bevoegd is ingevolge artikel 6 sub a Rv, omdat op grond van artikel 6:116 lid 1 BW de betaling te doen is aan de woonplaats van de schuldeiser. [eiseres] is gevestigd in Rotterdam. De rechtbank stelt vast dat zij op die grond bevoegd is om van de vorderingen van [eiseres] kennis te nemen en daarop te beslissen.
4.3.
Met betrekking tot het toepasselijke recht wordt vooropgesteld dat de Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I) (hierna: Rome I) van toepassing is. In dit verband is van belang dat, ondanks dat het Verenigd Koninkrijk geen deel meer uitmaakt van de Europese Unie, uit het bepaalde in artikel 10:154 BW volgt dat ook indien een verbintenis buiten de werkingssfeer van Rome I en de ter zake geldende verdragen valt, de bepalingen van Rome I van overeenkomstige toepassing zijn op verbintenissen uit de overeenkomst.
4.4.
Het toepasselijk recht wordt bepaald door artikel 4 lid 2 Rome I, omdat geen sprake is van een objectief aanknopingspunt als bedoeld in artikel 4 lid 1 Rome I. Op grond van artikel 4 lid 2 Rome I wordt de overeenkomst beheerst door het recht van het land waar de partij die de kenmerkende prestatie van de overeenkomst moet verrichten, haar gewone verblijfplaats heeft. [eiseres] heeft in de dagvaarding gesteld dat zij, Yachtwork Training en [naam bedrijf] tijdens de aandeelhoudersvergadering op 14 februari 2022 in het kader van de afwikkeling van MFA zijn overeengekomen dat zij de pijn van de geldlening van [eiseres] van € 75.000,00 zouden delen en dat Yachtwork Training en [naam bedrijf] dan op grond van artikel 6:155 BW ieder € 25.000,00 aan [eiseres] moeten betalen. De rechtbank leidt hieruit af dat (volgens de onbetwiste stellingen van [eiseres]) Yachtwork Training en [naam bedrijf] door middel van een schuldoverneming een terugbetalingsverbintenis op zich hebben genomen op grond waarvan zij de geldlening voor het gedeelte van € 25.000,00 aan [eiseres] zouden terugbetalen. Bij een overeenkomst van geldlening is de geldverstrekker, in dit geval [eiseres], de kenmerkende prestant. Dat leidt ertoe dat Nederlands recht van toepassing is.

5..De beoordeling

5.1.
De stellingen van [eiseres] kunnen het gevorderde dragen en zijn door Yachtwork Training niet weersproken. De gevorderde hoofdsom van € 25.000,00, te vermeerderen met wettelijke handelsrente vanaf 6 april 2022 moet daarom worden toegewezen.
5.2.
De gevorderde veroordeling tot betaling van de beslagkosten is toewijsbaar gelet op het bepaalde in artikel 706 Rv. De beslagkosten worden begroot op € 1.031,98 voor verschotten (€ 676,00 aan griffierecht en € 355,98 aan explootkosten) en € 766,00 voor salaris advocaat (1 rekest x € 766,00). In totaal is dat € 1.797,98.
5.3.
Yachtwork Training zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De wettelijke rente hierover wordt toegewezen. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
- dagvaarding € 130,11
- griffierecht € 2.161,00
- salaris advocaat
766,00(1,0 punt × tarief III)
Totaal € 3.057,11
5.4.
Uit het arrest van de Hoge Raad van 10 juni 2022, gepubliceerd onder ECLI:NL:HR:2022:853, specifiek overweging 2.3, leidt de rechtbank af dat in dit vonnis geen aparte beslissing hoeft te worden genomen over nakosten en de wettelijke rente daarover.
5.5.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

6..De beslissing

De rechtbank
6.1.
veroordeelt Yachtwork Training om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 25.000,00 vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119a BW over dit bedrag met ingang van 6 april 2022 tot de dag van volledige betaling,
6.2.
veroordeelt Yachtwork Training in de beslagkosten, tot op heden begroot op € 1.797,98, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van veertien dagen na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
6.3.
veroordeelt Yachtwork Training in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 3.057,11, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van veertien dagen na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
6.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.J. Arts en in het openbaar uitgesproken op 16 augustus 2023.
3533/3455