ECLI:NL:RBROT:2023:7437

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 augustus 2023
Publicatiedatum
22 augustus 2023
Zaaknummer
C/10/642289 / HA ZA 22-600
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot executeren van dwangsommen met matiging wegens gedeeltelijke voldoening aan eerder vonnis

In deze zaak vordert eiser, wonend in Bergschenhoek, de executie van dwangsommen tegen gedaagden, gevestigd in Rotterdam, naar aanleiding van een eerder vonnis van 7 juli 2021. Eiser stelt dat gedaagden niet hebben voldaan aan de veroordelingen in dat vonnis, wat heeft geleid tot het verbeuren van dwangsommen. Gedaagden, vertegenwoordigd door hun advocaten, betwisten de vorderingen van eiser en stellen dat zij wel degelijk stukken hebben overgelegd, maar dat niet alle gevraagde documenten beschikbaar zijn. De rechtbank heeft de procedure gevolgd, waarbij onder andere een mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 9 juni 2023. De rechtbank heeft vastgesteld dat gedaagden een groot aantal stukken hebben overgelegd, maar dat er nog steeds documenten ontbreken, zoals bankafschriften en bepaalde facturen. De rechtbank oordeelt dat de dwangsommen, die oorspronkelijk zijn opgelegd, gematigd moeten worden, omdat gedaagden in aanzienlijke mate hebben voldaan aan de verplichtingen uit het eerdere vonnis. De rechtbank heeft de dwangsommen met 90% gematigd, maar heeft wel geoordeeld dat gedaagden nog steeds een deel van de vorderingen moeten voldoen. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/642289 / HA ZA 22-600
Vonnis van 2 augustus 2023
in de zaak van
[eiser],
wonend in Bergschenhoek,
eiser,
advocaat mr. J.P. de Man te Bergschenhoek,
tegen

1..[gedaagde 1] ,

2.
[gedaagde 2],
3.
[gedaagde 3],
4.
[gedaagde 4],
allemaal gevestigd of wonend in Rotterdam,
gedaagden,
advocaat mr. J. Smael te Rotterdam,
5.
[gedaagde 5],
gevestigd in Capelle aan den IJssel,
gedaagde,
advocaat mr. W.F. Veldstra te Rotterdam.
Eiser wordt hierna [eiser] genoemd. Gedaagden worden hierna [gedaagde 1] , [gedaagde 2] , [gedaagde 3] , [gedaagde 4] en [gedaagde 5] genoemd. Gedaagden 1 tot en met 4 worden hierna samen [gedaagden 1t/m4] genoemd. Gedaagden 1 tot en met 5 worden hierna samen gedaagden genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 14 juli 2022, met zeven producties;
  • de conclusie van antwoord, met elf producties;
  • het bericht van 2 maart 2023 van de heer Veldstra, waarin onder meer is vermeld dat [gedaagde 5] in staat van faillissement is verklaard;
  • het bericht van 19 april 2023 van de rechtbank aan partijen, waarin onder meer is vermeld dat (a) de procedure tegen [gedaagde 5] van rechtswege is geschorst op grond van artikel 29 Fw en (b) de mondelinge behandeling op 9 juni 2023 zal plaatsvinden met [eiser] en [gedaagden 1t/m4] .
1.2.
Na de mondelinge behandeling is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
In haar vonnis van 7 juli 2021 (ECLI:NL:RBROT:2021:7300), dat onherroepelijk is geworden, heeft deze rechtbank onder meer het volgende overwogen en beslist.

2. De feiten
2.1.
[eiser] , [gedaagde 2] en [gedaagde 4] hebben van 1 februari 2018 tot 5 februari 2019 als vennoten [naam bedrijf 1] (hierna: [naam bedrijf 1] ) gedreven. (…) [eiser] , [gedaagde 2] en [gedaagde 4] waren ieder voor één derde deel gerechtigd tot het vermogen van [naam bedrijf 1] ..
2.2.
Op 5 februari 2019 hebben [naam bedrijf 2] (…), [gedaagde 1] en [gedaagde 3] , waarvan achtereenvolgens [eiser] , [gedaagde 2] en [gedaagde 4] directeur-grootaandeelhouder waren, [naam bedrijf 3] (hierna: [naam bedrijf 3] ) opgericht. (…)
2.3.
De activiteiten van [naam bedrijf 1] . zijn vanaf 5 februari 2019 voortgezet vanuit [naam bedrijf 3] .
2.4.
Van februari 2018 tot september 2019 heeft [eiser] werkzaamheden uitgevoerd voor [naam bedrijf 1] . en aansluitend voor [naam bedrijf 3] . Omstreeks eind september 2019 hebben [gedaagde 2] en [gedaagde 4] aan [eiser] medegedeeld de samenwerking met [eiser] te willen beëindigen.
(…)
2.6.
Op 11 oktober 2019 hebben [gedaagde 1] en [gedaagde 3] [gedaagde 5] opgericht. (…)
2.7.
Op 4 november 2019 heeft een algemene vergadering van aandeelhouders van [naam bedrijf 3] plaatsgevonden, waarbij tot onmiddellijke liquidatie van [naam bedrijf 3] is besloten.
(…)

3..Het geschil

3.1.
[eiser] vordert (…) om bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
“1. gedaagden [gedaagde 2] en [gedaagde 4] te gebieden om binnen 14 dagen na het in deze te wijzen vonnis de afschriften van de volledige administratie van [naam bedrijf 1] aan [eiser] af te geven en feitelijk beschikbaar te stellen, te weten:
alle documenten die [naam bedrijf 1] zelf heeft aangemaakt, alle documenten die ten behoeve van [naam bedrijf 1] zijn aangemaakt en alle documenten die door [naam bedrijf 1] zijn ontvangen en verzonden, waaronder:
Alle schriftelijke en electronische correspondentie verzonden door of ten behoeve van [naam bedrijf 1] . vanaf 1 februari 2018;
Alle schriftelijke en electronische correspondentie ontvangen door of ten behoeve van [naam bedrijf 1] . vanaf 1 februari 2018;
Alle binnengekomen facturen met alle bijlagen en specificaties;
Alle uitgegane facturen met alle bijlagen en specificaties;
Alle schriftelijke en electronische correspondentie ter zake voormelde facturen;
Alle schriftelijke en electronische correspondentie met opdrachtgever [naam 1] ;
Alle schriftelijke en electronische correspondentie met leveranciers en onderaannemers c.q. opdrachtnemers ter zake de opdracht van [naam 1] ;
Alle schriftelijke en electronische correspondentie met opdrachtgever [naam 2] ;
De aannemingsovereenkomst gesloten met opdrachtgever [naam 2] ;
Alle schriftelijke en electronische correspondentie met leveranciers en onderaannemers/ opdrachtnemers ter zake de opdracht van [naam 2] ;
Alle schriftelijke en electronische correspondentie met opdrachtgever [naam 3] ;
De aannemingsovereenkomst gesloten met opdrachtgever [naam 3] ;
Alle schriftelijke en electronische correspondentie met overige opdrachtgevers;
De aannemingsovereenkomsten gesloten met overige opdrachtgevers;
Alle schriftelijke en electronische correspondentie met leveranciers en onderaannemers/ opdrachtnemers ter zake de opdrachten van overige opdrachtgevers;
De volledige kasadministratie van [naam bedrijf 1] .;
Het volledige fiscale dossier van [naam bedrijf 1] . omvattende alle correspondentie met de fiscus, mede omvattende alle aangiftes omzetbelasting en aangiftes loonheffing;
Alle financiële aantekeningen;
Alle gemaakte calculaties.
Ter zake het project van [naam 1]
Alle uitgaande facturen en overige bescheiden ter zake
Omzetop grootboekrekeningen 8000 en 8200 vermeld op de grootboekkaart en de verlies- en winstrekening project [naam 1] ;
Alle onderliggende inkoopfacturen en alle overige bescheiden ter zake
Inkoop projectenop grootboekrekening 7000 vermeld op de grootboekkaart en de verlies- en winstrekening project [naam 1] ;
Alle onderliggende inkoopfacturen en alle overige bescheiden ter zake
Inkoop materialenop grootboekrekening 7100 vermeld op de grootboekkaart en de verlies- en winstrekening project [naam 1] ;
Alle onderliggende inkoopfacturen en alle overige bescheiden ter zake
Inhuurop grootboekrekening 7110 vermeld op de grootboekkaart en de verlies- en winstrekening project [naam 1] ;
Alle binnengekomen facturen ter zake dit project;
Alle uitgegane facturen ter zake dit project.
Ter zake het project van [naam 2]
Alle uitgaande facturen en alle overige bescheiden ter zake
Omzetop grootboekrekeningen 8000 en 8200 vermeld op de grootboekkaart en de verlies- en winstrekening project [naam 2] ;
Alle onderliggende inkoopfacturen en alle overige bescheiden ter zake
Inkoop projectenop grootboekrekening 7000 vermeld op de grootboekkaart en de verlies- en winstrekening project [naam 2] ;
Alle onderliggende inkoopfacturen en alle overige bescheiden ter zake
Inhuurop grootboekrekening 7110 vermeld op de grootboekkaart en de verlies- en winstrekening project [naam 2] ;
Alle binnengekomen facturen ter zake dit project;
Alle uitgegane facturen ter zake dit project.
1.1
Onder verbeurte door [gedaagde 2] en [gedaagde 4] van een - hoofdelijk door hen verschuldigde - dwangsom van € 25.000,-, voor iedere overtreding van voormeld gebod en van € 2.500,- voor elke dag dat een overtreding van voormeld gebod voortduurt.
2. gedaagden [gedaagde 2] , [gedaagde 1] , [gedaagde 4] , [gedaagde 3] en [gedaagde 5] te gebieden om binnen 14 dagen na het in deze te wijzen vonnis de afschriften van alle bescheiden ter zake de twee projecten voor de nieuwbouw van een villa in [plaatsnaam 1] aan de [adres 1] en voor de nieuwbouw van een villa in [plaatsnaam 2] ter hoogte van [adres 2] - zoals nader in de dagvaarding omschreven en in de producties bij de dagvaarding aangeduid - aan [eiser] af te geven en feitelijk beschikbaar te stellen, te weten:
alle documenten die ter zake de twee projecten in [plaatsnaam 1] en in [plaatsnaam 2] zijn aangemaakt, ontvangen en verzonden waaronder:
- de contracten en alle correspondentie met de opdrachtgevers van de twee projecten;
- de contracten en alle correspondentie met de onderaannemers/opdrachtnemers van de twee projecten;
- de contracten en alle correspondentie met de leveranciers ter zake de twee projecten;
- de offertes gedaan aan de opdrachtgevers van de twee projecten;
- de offertes van de onderaannemers en leveranciers ter zake de twee projecten;
- alle grootboekkaarten ter zake de twee projecten;
- alle onderliggende bescheiden van de transacties vermeld op de grootboekkaarten;
- de verlies- en winstrekening van de twee projecten individueel;
- de verlies- en winstrekening van de twee projecten gezamenlijk;
- alle onderliggende bescheiden van de omzet en de inkoop vermeld op de verlies- en winstrekeningen van de twee projecten;
- alle uitgaande facturen met alle bijlagen en specificaties ter zake de twee projecten;
- alle inkoopfacturen met alle bijlagen en specificaties ter zake de twee projecten[;]
- alle betalingsoverzichten en alle betalingsbewijzen - onder meer in de vorm van bankafschriften (…) ter zake de twee projecten[;]
- alle financiële aantekeningen ter zake de twee projecten;
- alle gemaakte calculaties ter zake de twee projecten.
2.1
Onder verbeurte door [gedaagde 2] , [gedaagde 1] , [gedaagde 4] , [gedaagde 3] en [gedaagde 5] van een - hoofdelijk door hen verschuldigde - dwangsom van € 25.000,-, voor iedere overtreding van voormeld gebod en van € 2.500,- voor elke dag dat een overtreding van voormeld gebod voortduurt.
3. gedaagden [gedaagde 2] , [gedaagde 1] , [gedaagde 4] en [gedaagde 3] te gebieden om de afschriften van de volledige administratie van de geliquideerde [naam bedrijf 3] aan [eiser] af te geven en feitelijk beschikbaar te stellen, te weten:
alle documenten die [naam bedrijf 3] zelf heeft aangemaakt, alle documenten die ten behoeve van [naam bedrijf 3] zijn aangemaakt en alle documenten die door [naam bedrijf 3] zijn ontvangen en verzonden waaronder:
-alle schriftelijke en electronische correspondentie verzonden door of ten behoeve van [naam bedrijf 3] vanaf 5 februari 2019;
-alle schriftelijke en electronische correspondentie ontvangen door of ten behoeve van [naam bedrijf 3] vanaf 5 februari 2019;
-alle binnengekomen facturen met alle bijlagen en specificaties;
-alle uitgegane facturen met alle bijlagen en specificaties;
-alle schriftelijke en electronische correspondentie ter zake voormelde facturen;
-alle schriftelijke en electronische correspondentie met opdrachtgever [naam 4] ;
-alle schriftelijke en electronische correspondentie met leveranciers en onderaannemers/ opdrachtnemers ter zake de opdracht van [naam 4] ;
-alle schriftelijke en electronische correspondentie met opdrachtgever PlanOffïce;
-de aannemingsovereenkomst gesloten met opdrachtgever PlanOffïce;
-alle schriftelijke en electronische correspondentie met leveranciers en onderaannemers/ opdrachtnemers ter zake de opdracht van PlanOffïce;
- alle schriftelijke en electronische correspondentie met overige opdrachtgevers;
- de aannemingsovereenkomsten gesloten met overige opdrachtgevers;
- alle financiële aantekeningen;
- alle gemaakte calculaties;
- alle schriftelijke en electronische correspondentie met leveranciers en onderaannemers/ opdrachtnemers ter zake de opdrachten van overige opdrachtgevers;
- het volledige fiscale dossier van [naam bedrijf 3] omvattende alle correspondentie met de fiscus, mede omvattende alle aangiftes vennootschapsbelasting, aangiftes omzetbelasting en aangiftes loonheffing.
Ter zake het project van [naam 4]
Alle uitgaande facturen en overige bescheiden ter zake
Omzetop grootboekrekening 8000, vermeld op de grootboekkaart en de verlies- en winstrekening project [naam 4] ;
Alle onderliggende inkoopfacturen en alle overige bescheiden ter zake
Inkoop projectenop grootboekrekening 7000 vermeld op de grootboekkaart en de verlies- en winstrekening project [naam 4] ;
Alle onderliggende inkoopfacturen en alle overige bescheiden ter zake
Inkoop materialenop grootboekrekening 7100 vermeld op de grootboekkaart en de verlies- en winstrekening project [naam 4] ;
Alle onderliggende inkoopfacturen en alle overige bescheiden ter zake
Inhuurgrootboekrekening 7110 vermeld op de grootboekkaart en de verlies- en winstrekening project [naam 4] ;
Ter zake het project van PlanOffïce
Alle uitgaande facturen en alle overige bescheiden ter zake
Omzetop grootboekrekening 8000, vermeld op de grootboekkaart en de verlies- en winstrekening project PlanOffïce;
Alle onderliggende inkoopfacturen en alle overige bescheiden ter zake
Inkoop projectenop grootboekrekening 7000 vermeld op de grootboekkaart en de verlies- en winstrekening project PlanOffïce;
3.1
Onder verbeurte door [gedaagde 2] , [gedaagde 1] , [gedaagde 4] en [gedaagde 3] van een - hoofdelijk door hen verschuldigde - dwangsom van € 25.000,-, voor iedere overtreding van voormeld gebod en van € 2.500,- voor elke dag dat een overtreding van voormeld gebod voortduurt.
(…)
4. De beoordeling
(…)
Vordering 1 (stukken over [naam bedrijf 1] .)
(…)
4.14.
[gedaagde 2] en [gedaagde 4] betwisten dat de door [eiser] gevorderde bescheiden voldoende bepaalbaar zijn. De rechtbank volgt [gedaagde 2] en [gedaagde 4] daarin niet. Weliswaar kan de vordering van [eiser] geduid worden als een vordering tot afgifte van de volledige administratie van [naam bedrijf 1] ., maar [eiser] heeft daarnaast voldoende gespecificeerd en afgebakend uit welke stukken de administratie volgens hem in elk geval bestaat en waarvan hij afgifte vordert. (…)
(…)
Vordering 2 (stukken over twee projecten van [gedaagde 5] )
4.27. (…)
Met betrekking tot de tweede offerte, voor het project in [plaatsnaam 1], hebben [gedaagde 2] en [gedaagde 4] ter zitting verklaard dat dit een ander project betreft. De offerte zag op de bouw van een rijtjeshuis in plaats van een villa, aldus [gedaagde 2] en [gedaagde 4] . De rechtbank stelt voorop dat [gedaagde 2] en [gedaagde 4] deze betwisting bij conclusie van antwoord naar voren hadden moeten brengen. (…) Tijdens de mondelinge behandeling hebben [gedaagde 2] en [gedaagde 4] deze nieuwe betwisting niet onderbouwd met controleerbare gegevens, zodat deze betwisting onvoldoende is gemotiveerd en dus is komen vast te staan dat de offerte zag op de bouw van een villa in [plaatsnaam 1].
(…)
4.30.
[gedaagde 2] en [gedaagde 4] betwisten dat de door [eiser] gevorderde bescheiden voldoende bepaalbaar zijn. De rechtbank verwerpt deze be[tw]isting. [eiser] heeft vordering 2 beperkt tot stukken die zien op de projecten voor de nieuwbouw van een villa in [plaatsnaam 1] en in [plaatsnaam 2]. [eiser] heeft daarbij voldoende gespecificeerd en afgebakend van welke documenten hij in elk geval afgifte vordert, zodat duidelijk is om welke bescheiden het [eiser] concreet te doen is. (…)
(…)
Vordering 3 (stukken over [gedaagde 5] )
4.42 [
[gedaagden 1t/m4] ] betwisten dat de door [eiser] gevorderde bescheiden voldoende bepaalbaar zijn. De rechtbank volgt [ [gedaagden 1t/m4] ] hierin niet. Weliswaar vordert [eiser] afgifte van de volledige administratie van [gedaagde 5] , maar [eiser] heeft daarbij voldoende gespecificeerd en afgebakend uit welke stukken de administratie in elk geval bestaat en waarvan hij afgifte vordert. Daaruit blijkt genoegzaam om welke bescheiden het [eiser] concreet te doen is. (…)
(…)

5..De beslissing

5.1.
veroordeelt [gedaagde 2] en [gedaagde 4] om uiterlijk op 4 augustus 2021 aan vordering 1 (zoals geciteerd onder 3.1) te voldoen;
5.2.
bepaalt dat [gedaagde 2] en [gedaagde 4] vanaf 5 augustus 2021 ieder een dwangsom verbeuren van € 2.500,00 per dag dat zij zelf in gebreke blijven om aan de veroordeling onder 5.1 te voldoen, met een maximum van € 25.000,00 voor ieder van hen;
5.3.
veroordeelt [gedaagde 2] , [gedaagde 1] , [gedaagde 4] , [gedaagde 3] en [gedaagde 5] om uiterlijk op 4 augustus 2021 aan vordering 2 (zoals geciteerd onder 3.1) te voldoen;
5.4.
bepaalt dat [gedaagde 2] , [gedaagde 1] , [gedaagde 4] , [gedaagde 3] en [gedaagde 5] vanaf 5 augustus 2021 ieder een dwangsom verbeuren van € 1.000,00 per dag dat zij zelf in gebreke blijven om aan de veroordeling onder 5.3 te voldoen, met een maximum van € 10.000,00 voor ieder van hen;
5.5.
veroordeelt [gedaagde 2] , [gedaagde 1] , [gedaagde 4] en [gedaagde 3] om uiterlijk op 4 augustus 2021 aan vordering 3 (zoals geciteerd onder 3.1) te voldoen;
5.6.
bepaalt dat [gedaagde 2] , [gedaagde 1] , [gedaagde 4] en [gedaagde 3] vanaf 5 augustus 2021 ieder een dwangsom verbeuren van € 1.250,00 per dag dat zij zelf in gebreke blijven om aan de veroordeling onder 5.5 te voldoen, met een maximum van € 12.500,00 voor ieder van hen;
(…)
5.8.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;”
2.2.
Op 29 juli 2023 hebben gedaagden (digitaal) stukken aan [eiser] verstrekt.
2.3.
In opdracht van [eiser] heeft Administratiekantoor Postco in Barendrecht (hierna: Postco) de verstrekte stukken beoordeeld. In zijn brief van 14 oktober 2021 aan de heer De Man schrijft Postco onder meer:
“Gelet op de omvang van de aan ons verstrekte administratie, heeft u ons gevraagd om ons te beperken tot de meest in het oog springende ontbrekende documenten.
(…)
Ontbrekende documenten in de administratie van:
[naam bedrijf 1]
- Calculaties;
- Kasadministratie;
- Aangiftes omzetbelasting;
- Correspondentie met opdrachtgevers;
- Balans.
[naam bedrijf 3]
- Op één na, alle calculaties;
- Aangiftes omzetbelasting Q1 en Q4 2019;
- Correspondentie met onderaannemers en leveranciers.
[gedaagde 5] (project [plaatsnaam 1])
- Alle documenten.
[gedaagde 5] (project [plaatsnaam 2])
- Groot aantal inkoopfacturen (zie bijlage 1);
- Correspondentie met onderaannemers en leveranciers;
- Offertes van onderaannemers en leveranciers;
- Calculaties;
- Bankafschriften.”
2.4.
Op 8 april 2022 heeft [eiser] het vonnis van 7 juli 2021 aan gedaagden laten betekenen, omdat hij had vastgesteld dat dit nog niet was gebeurd. Daarbij is gedaagden een termijn van twee dagen gesteld om de in het vonnis van 7 juli 2021 bedoelde stukken alsnog te verstrekken voor zover dat nog niet was gebeurd.
2.5.
Op 10 april 2022 hebben gedaagden opnieuw (digitaal) stukken aan [eiser] verstrekt. Daarbij hebben gedaagden een nadere toelichting gegeven.
2.6.
In opdracht van [eiser] heeft Postco de op 10 april 2022 verstrekte stukken beoordeeld. In zijn brief van 22 april 2022 aan de heer De Man schrijft Postco onder meer:
“Net zoals wij in de brief van 14 oktober deden, zijn wij in onze constateringen niet uitputtend maar concentreren wij ons in deze brief op de meest in het oog springende ontbrekende stukken.
[naam bedrijf 1]
Calculaties ontbreken ook dit keer;
Kasadministratie ontbreekt ook dit keer;
Aangiftes omzetbelasting ontbreken ook dit keer;
Correspondentie met opdrachtgevers ontbreekt ook dit keer, wel heeft [gedaagde 5] c.s. dit keer correspondentie met opdrachtgever [naam 1] afgegeven;
Een definitieve balans van [naam bedrijf 1] . ontbreekt ook dit keer.
[naam bedrijf 3]
Calculaties ontbreken ook dit keer, met uitzondering van ramingen voor twee projecten met de namen [naam 5] en [naam 6] (kavel 9);
Aangiftes omzetbelasting over Q1, 2019 en Q4, 2019 ontbreken ook dit keer;
Aangifte vennootschapsbelasting 2019 ontbreekt ook dit keer;
Correspondentie met onderaannemers en leveranciers ontbreekt ook dit keer, met dien verstande dat wij dit keer wel enige correspondentie hebben aangetroffen in het bijzonder inzake een project met de naam [naam 5] .
[gedaagde 5] (project [adres 1] [plaatsnaam 1])
Inkoopfacturen zijn ook dit keer niet afgegeven, [gedaagde 5] cs heeft dit keer een Exceloverzicht afgegeven met daarin een inkooplijst waarin [gedaagde 5] cs genummerde facturen vermeldt zonder deze inkoopfacturen te tonen;
Verkoopfacturen zijn ook dit keer niet afgegeven, [gedaagde 5] cs heeft dit keer een Exceloverzicht afgegeven met daarin een verkooplijst waarin [gedaagde 5] cs genummerde facturen vermeldt zonder deze verkoopfacturen te tonen;
Calculaties zijn dit keer wel aanwezig;
Bankafschriften ontbreken ook dit keer;
Dit keer is er wel een getekende aannemingsovereenkomst afgegeven.
[gedaagde 5] (project [plaatsnaam 2])
Een groot deel van de bij de eerste afgifte ontbrekende inkoopfacturen is dit keer wel afgegeven, maar een 2-tal inkoopfacturen ontbreken nog altijd. Bij onze brief van 14 oktober 2021 hebben wij in bijlage 2 in een overzicht getoond welke 30 facturen ontbraken. Dit keer ontbreken de volgende twee facturen:
- Isero B.V. — factuurnummer: VO8335021- factuurbedrag: €189,92
- Isero B.V. — factuurnummer: VO8328385 - factuurbedrag: €452,04
Dit keer zijn de verkoopfacturen wel afgegeven;
De bij de eerste afgifte ontbrekende correspondentie met onderaannemers en leveranciers is dit keer wel afgegeven;
Offertes van onderaannemers en leveranciers ontbreken ook dit keer;
Calculaties ontbreken ook dit keer;
Bankafschriften ontbreken ook dit keer;
Dit keer is er wel een getekende aannemingsovereenkomst afgegeven.”

3..Het geschil

3.1.
[eiser] vraagt de rechtbank om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
[gedaagde 2] te veroordelen tot betaling van € 47.500,00 aan [eiser] ;
[gedaagde 4] te veroordelen tot betaling van € 47.500,00 aan [eiser] ;
[gedaagde 1] te veroordelen tot betaling van € 22.500,00 aan [eiser] ;
[gedaagde 3] te veroordelen tot betaling van € 22.500,00 aan [eiser] ;
[gedaagde 5] te veroordelen tot betaling van € 47.500,00 aan [eiser] ;
gedaagden hoofdelijk te veroordelen in de proceskosten en de nakosten.
3.2.
[eiser] legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat gedaagden niet hebben voldaan aan de veroordelingen in het vonnis van 7 juli 2021 en dat gedaagden daarom dwangsommen hebben verbeurd.
3.3.
Gedaagden vragen de rechtbank de vorderingen van [eiser] af te wijzen en hem bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad te veroordelen in de kosten van het geding.
3.4.
Op de relevante stellingen van [eiser] en [gedaagden 1t/m4] wordt hierna verder ingegaan.

4..De beoordeling

[gedaagde 5]

4.1.
De procedure tegen [gedaagde 5] is op grond van artikel 29 Fw geschorst. De tegen haar ingestelde vorderingen worden daarom niet beoordeeld in dit vonnis en daarop wordt ook niet beslist.
Mocht [eiser] de vorderingen tegen [gedaagden 1t/m4] (nog) instellen?
4.2.
[gedaagden 1t/m4] voeren aan dat het instellen van de vorderingen tegen hen dermate onredelijk is dat de vorderingen alleen daarom al afgewezen moeten worden. Na het vonnis van 7 juli 2021 hebben [gedaagden 1t/m4] veel tijd besteed aan het verzamelen van alle stukken en op 29 juli 2021 hebben zij een groot aantal stukken aan [eiser] verstrekt. Daarna bleef het stil tot 16 maart 2022, toen [eiser] opeens een dagvaarding uitbracht waarin dwangsommen werden opgeëist. [gedaagden 1t/m4] vroegen [eiser] vervolgens na te gaan of het vonnis van 7 juli 2021 was betekend, wat niet het geval bleek te zijn. Na betekening van het vonnis hebben [gedaagden 1t/m4] zich nogmaals ingespannen om alle stukken te verstrekken, waarbij een aantal aanvullende stukken is teruggevonden. Vervolgens bleef het weer stil totdat opnieuw een dagvaarding werd uitgebracht. Het is aan de kant van [eiser] dus twee keer lange tijd stil gebleven en daarna is twee keer meteen gedagvaard, zonder bijvoorbeeld eerst de bevindingen van Postco aan [gedaagden 1t/m4] voor te leggen en de volgens Postco ontbrekende stukken op te vragen. Door het vonnis van 7 juli 2021 niet meteen (of veel eerder) te betekenen, heeft [eiser] aan [gedaagden 1t/m4] bovendien de beschermende werking van artikel 611g lid 1 Rv onthouden. Op grond van deze bepaling verjaart een dwangsom door verloop van zes maanden na de dag waarop zij verbeurd is. Omdat pas na betekening van een vonnis dwangsommen verbeurd kunnen worden, gaat de verjaringstermijn pas lopen na betekening van het vonnis. Door het vonnis pas na negen maanden te betekenen, heeft [eiser] deze termijn ver opgerekt. Het heeft er alle schijn van dat het [eiser] te doen is om het incasseren van dwangsommen en niet of nauwelijks om het verkrijgen van de stukken waarop het vonnis van 7 juli 2021 betrekking heeft.
4.3.
[eiser] weerspreekt het betoog van [gedaagden 1t/m4] . Hij stelt voorop dat de in artikel 611g lid 1 Rv bedoelde termijn van zes maanden nog niet was verstreken toen hij de definitieve dagvaarding uitbracht. Er is een grote hoeveelheid stukken overgelegd en het onderzoek daarnaar heeft tijd gekost. Daarnaast is sprake geweest van vertraging vanwege niet aan [eiser] toe te rekenen omstandigheden aan de zijde van de heer De Man. [eiser] heeft wel degelijk (meer) stukken nodig, bijvoorbeeld om aan zijn fiscale verplichtingen te kunnen voldoen; er is dus geen sprake van het uitsluitend willen incasseren van dwangsommen.
4.4.
Hoewel de opmerkingen van [gedaagden 1t/m4] over de gang van zaken voorafgaand aan de definitieve dagvaarding begrijpelijk zijn, gaat het te ver om tot de slotsom te komen dat [eiser] het recht heeft verwerkt om de vorderingen te in te stellen (of dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is om deze vorderingen nu nog in te stellen). Dat het vonnis van 7 juli 2021 niet veel eerder is betekend, betekent op zichzelf niet dat aan [gedaagden 1t/m4] de beschermende werking van artikel 611g lid 1 Rv is onthouden. Zolang het vonnis niet was betekend, konden zij geen dwangsommen verbeuren en toen het vonnis alsnog werd betekend, ging de verjaringstermijn lopen. Deze termijn is niet langer geworden door de late betekening van het vonnis. Het is gelet op het grote aantal stukken begrijpelijk dat het onderzoek door Postco enige tijd in beslag heeft genomen. Dat het ook langer heeft geduurd door omstandigheden aan de zijde van De Man ligt weliswaar (anders dan hij stelt) in de risicosfeer van [eiser] , maar het tijdsverloop tussen het vonnis van 7 juli 2021 en de definitieve dagvaarding is niet zodanig lang dat [eiser] zijn vorderingsrecht heeft verwerkt. Dit verweer wordt dus verworpen.
Opmerkingen van [gedaagden 1t/m4] over het vonnis van 7 juli 2021
4.5.
Volgens [gedaagden 1t/m4] zijn de in het vonnis van 7 juli 2021 uitgesproken veroordelingen zodanig algemeen en verstrekkend dat het praktisch onmogelijk was om daar volledig aan te voldoen en waren executieproblemen onvermijdelijk. Wellicht hebben [gedaagden 1t/m4] in de betreffende procedure op dit punt onvoldoende specifiek verweer gevoerd. Het is feitelijk onmogelijk om volledig aan de veroordelingen te voldoen. Sommige gevorderde bescheiden bestaan helemaal niet en dat weet [eiser] ook. Zo is er geen kasadministratie bijgehouden. Andere stukken zijn niet meer terug te vinden en kunnen om die reden niet worden verstrekt, zoals een aantal facturen. Wat betreft het project in [plaatsnaam 1] lijkt [eiser] twee projecten door elkaar te halen. Het ene project is niet aan [gedaagde 5] gegund en het andere project is pas veel later van start gegaan.
4.6.
[eiser] weerspreekt de opmerkingen van [gedaagden 1t/m4] grotendeels. Hij weerspreekt niet (gemotiveerd) dat er geen kasadministratie is gevoerd.
4.7.
In de procedure die tot het vonnis van 7 juli 2021 heeft geleid, hebben [gedaagden 1t/m4] betoogd dat de vordering van [eiser] tot afgifte van stukken onvoldoende bepaald is. Dit betoog heeft de rechtbank in het vonnis van 7 juli 2021 beoordeeld en verworpen. Kort samengevat is [eiser] (al dan niet via zijn persoonlijke holding) betrokken geweest bij de bedrijven waarop zijn vorderingen betrekking hebben en heeft hij recht op en belang bij inzage in de volledige administratie van die bedrijven. [eiser] heeft bovendien geconcretiseerd uit welke stukken die administratie volgens hem in ieder geval bestaat. De rechtbank blijft daarbij en verwerpt het betoog van [gedaagden 1t/m4] op dit punt.
4.8.
Het niet overleggen van stukken die nooit hebben bestaan kan redelijkerwijs niet leiden tot het verbeuren van dwangsommen. Het niet overleggen van kasadministraties kan [gedaagden 1t/m4] dus niet worden verweten. Dat bepaalde stukken volgens [gedaagden 1t/m4] in het ongerede zijn geraakt en hun stelling dat wat betreft het project in [plaatsnaam 1] sprake is van een misverstand, hoeft gelet op wat hieronder wordt overwogen niet apart beoordeeld te worden.
Hebben [gedaagden 1t/m4] alle stukken aan [eiser] verstrekt?
4.9.
Tussen partijen staat vast dat [gedaagden 1t/m4] zowel na het vonnis van 7 juli 2021 als na de betekening van dat vonnis een groot aantal stukken aan [eiser] hebben verstrekt. Ook staat vast dat een aantal stukken niet is verstrekt, zoals verschillende bankafschriften en een groot aantal facturen dat volgens [gedaagden 1t/m4] digitaal is verwerkt en niet meer kan worden uitgedraaid, omdat dit technisch gezien vrijwel onmogelijk is en omdat de betreffende informatie zich thans bij de curator bevindt. Ten aanzien van een aantal stukken verschillen partijen van mening over de vraag of die zijn verstrekt.
4.10.
Tijdens de mondelinge behandeling is vrij uitvoerig met partijen besproken welke stukken wel en niet zijn verstrekt. Daarbij is gebleken dat een aantal stukken dat zich op de laptop van [gedaagde 2] bevond en bij zijn beste weten aan [eiser] is verstrekt, door Postco niet is teruggevonden. Het is voor de rechtbank onmogelijk om met zekerheid vast te stellen of deze stukken wel of niet zijn verstrekt. De rechtbank neemt zonder meer aan dat Postco haar onderzoek met de grootst mogelijke zorgvuldigheid heeft verricht, maar toch heeft de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling in de door [eiser] overgelegde (en dus door haar ontvangen) stukken ook stukken teruggevonden en aan de advocaten getoond die volgens Postco niet zijn overgelegd. Voorbeelden hiervan zijn de definitieve balans van [naam bedrijf 1] . en de aangifte omzetbelasting van [gedaagde 5] over het eerste kwartaal van 2019. Gelet hierop kan niet zonder meer als vaststaand worden aangenomen dat stukken die Postco niet heeft aangetroffen door [gedaagden 1t/m4] niet zijn verstrekt.
Andere stukken die volgens Postco ontbreken, heeft de rechtbank tijdens de zitting niet aangetroffen. Dit geldt bijvoorbeeld voor veel calculaties, die volgens [gedaagden 1t/m4] wel zijn overgelegd. Zij konden echter niet verklaren waarom deze stukken voor Postco en de rechtbank onvindbaar waren.
4.11.
In theorie is het mogelijk om een deskundige te vragen te onderzoeken welke stukken wel en niet zijn verstrekt. Dat is echter tijdrovend, kostbaar en – zoals hierna zal blijken – niet strikt noodzakelijk voor de beslissing op de vorderingen. Om die reden zal de rechtbank nader onderzoek op dit punt achterwege laten.
4.12.
Tussen partijen staat vast dat [gedaagden 1t/m4] verschillende bankafschriften niet hebben verstrekt met een beroep op de privacy. Dit beroep gaat niet op. [eiser] merkt terecht op dat andere bankafschriften wel zijn verstrekt. Bovendien hadden [gedaagden 1t/m4] ook, al dan niet na overleg met [eiser] , bankafschriften gedeeltelijk onleesbaar kunnen maken. Dat is niet gebeurd. In zoverre is in elk geval niet aan de veroordelingen in het vonnis van 7 juli 2021 voldaan.
Wat betekent dit voor de beslissing op de vorderingen?
4.13.
De in het vonnis van 7 juli 2021 vastgestelde dwangsommen zijn bedoeld als prikkel tot nakoming van de bij dat vonnis uitgesproken veroordelingen. Deze prikkel heeft gewerkt. [gedaagden 1t/m4] hebben eind juli 2021 een zeer groot aantal stukken overgelegd en in april 2022 nog een aantal stukken dat zij eerder niet hadden teruggevonden. Dat [gedaagden 1t/m4] een zeer groot deel van de stukken hebben overgelegd, moet leiden tot een aanzienlijke matiging van de verbeurde dwangsommen. Zou dat niet gebeuren, dan zou het voor het verbeurde bedrag aan dwangsommen niet uitmaken of [gedaagden 1t/m4] zeer veel stukken overleggen of geen enkel stuk. Dat valt niet te rijmen met de strekking van de opgelegde dwangsommen.
4.14.
Hoewel [eiser] niet het recht heeft verwerkt om zijn vorderingen in te stellen, moeten de in 4.2 vermelde omstandigheden wel tot enige verdere matiging leiden. Na het overleggen van een grote hoeveelheid stukken op 29 juli 2021 heeft [eiser] lange tijd niets van zich laten horen en is hij ook niet in overleg getreden. In plaats van het meteen starten van een nieuwe procedure had hij de bevindingen van Postco aan [gedaagden 1t/m4] kunnen voorleggen en naar de volgens Postco ontbrekende stukken kunnen vragen. Verschillende stukken die Postco niet heeft aangetroffen zijn naar de overtuiging van [gedaagden 1t/m4] wel verstrekt en in elk geval was er een bereidheid om die stukken alsnog of nogmaals aan [eiser] te verstrekken.
4.15.
Het gaat te ver om de dwangsommen te matigen tot nihil, zoals [gedaagden 1t/m4] bepleiten. In elk geval op het punt van de bankafschriften hebben zij zonder geldige reden niet aan de veroordelingen voldaan.
4.16.
Alles afwegend zal de rechtbank de dwangsommen met 90% matigen, met name omdat het overgrote deel van de stukken wel is verstrekt.
Proceskosten
4.17.
De rechtbank zal de proceskosten (met inbegrip van de nakosten) compenseren, in die zin dat [eiser] en [gedaagden 1t/m4] hun eigen kosten dragen. Al deze partijen zijn namelijk op enkele punten in het ongelijk gesteld (artikel 237 lid 1 Rv).

5..De beslissing

De rechtbank:
5.1.
veroordeelt [gedaagde 2] tot betaling van € 4.750,00 aan [eiser] ;
5.2.
veroordeelt [gedaagde 4] tot betaling van € 4.750,00 aan [eiser] ;
5.3.
veroordeelt [gedaagde 1] tot betaling van € 2.250,00 aan [eiser] ;
5.4.
veroordeelt [gedaagde 3] tot betaling van € 2.250,00 aan [eiser] ;
5.5.
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af;
5.7.
compenseert de proceskosten, in die zin dat [eiser] en [gedaagden 1t/m4] ieder hun eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. B. van Velzen, rechter, in aanwezigheid van mr. B.J. van Giessen, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 2 augustus 2023. [1]

Voetnoten

1.3194/3583/2294