ECLI:NL:RBROT:2023:7428

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 april 2023
Publicatiedatum
22 augustus 2023
Zaaknummer
C/10/642856 / HA ZA 22-636
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over levering van onroerend goed en bewijsvoering omtrent koopovereenkomst

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een geschil tussen twee partijen over de levering van een perceel grond. De eisers, [eiser 1] en [eiser 2], hebben een koopovereenkomst gesloten met de gedaagde, [gedaagde], voor de verkoop van een loods met bijbehorende grond voor een bedrag van € 300.000,-. De eisers stellen dat naast het perceel dat daadwerkelijk is geleverd, ook een tweede perceel, aangeduid als [perceel 2], deel uitmaakte van de koopovereenkomst. De rechtbank heeft in haar vonnis van 26 april 2023 geoordeeld dat de eisers voorshands voldoende bewijs hebben geleverd voor hun stelling dat de levering van [perceel 2] was overeengekomen. De gedaagde is toegelaten om tegenbewijs te leveren.

Het procesverloop omvat onder andere de dagvaarding, diverse producties en een mondelinge behandeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de exacte grootte van het te leveren perceel op het moment van de verkoop nog niet bekend was en dat er een grensreconstructie heeft plaatsgevonden die invloed heeft gehad op de eigendomsverhoudingen. De rechtbank heeft ook gekeken naar de huurovereenkomst die van toepassing was op de percelen en de omstandigheden rondom de bezichtiging van het perceel.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de omstandigheden van de huurovereenkomst en de grensreconstructie in onderling verband met elkaar bezien, in beginsel aantonen dat naast de levering van [perceel 1] ook de levering van [perceel 2] tussen partijen is overeengekomen. De gedaagde heeft de mogelijkheid gekregen om tegenbewijs te leveren, en de zaak is aangehouden voor verdere behandeling.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/642856 / HA ZA 22-636
Vonnis van 26 april 2023
in de zaak van

1..[eiser 1] ,

2.
[eiser 2],
beiden wonende te [woonplaats 1] ,
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. L.P. Quist te Dordrecht,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. G. Yosefzay te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eisers] en [gedaagde] genoemd worden.

1..Kern van de zaak

1.1.
Het geschil gaat over de vraag of tussen partijen is overeengekomen dat naast [perceel 1] ook [perceel 2] geleverd zou worden tegen de koopprijs van
€ 300.000,-. De rechtbank is voorshands van oordeel dat [eisers] voldoende bewijs hebben geleverd voor hun stelling dat ook levering van [perceel 2] is overeengekomen. De rechtbank laat [gedaagde] toe tegenbewijs te leveren.

2..Het procesverloop

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding;
  • de akte houdende overlegging van producties tevens vermeerdering van eis, met producties 1 tot en met 14;
  • de conclusie van antwoord, tevens inhoudende een voorwaardelijke eis in reconventie, met producties 1 tot en met 7;
  • de akte houdende overlegging producties in conventie tevens conclusie van antwoord in voorwaardelijke reconventie, met producties 15 tot en met 17;
  • de brief van de rechtbank van 7 oktober 2022 waarin partijen worden opgeroepen voor een mondelinge behandeling;
  • de brief van mr. Yosefzay van 13 december 2022, met productie 8;
  • de mondelinge behandeling gehouden op 19 december 2022;
  • de spreekaantekeningen van mr. Quist;
  • de spreekaantekeningen van mr. Yosefzay.

3..De feiten

3.1.
Partijen hebben op 25 februari 2022 een koopovereenkomst gesloten voor de verkoop en levering van een loods met perceel in Sliedrecht door [gedaagde] aan [eisers] voor een bedrag van € 300.000,- (hierna: de overeenkomst).
3.2.
Het verkochte perceel maakte deel uit van een groter perceel. In de koopovereenkomst wordt het verkochte deel als volgt omschreven:
“[…]
de bedrijfsruimte met onder- en bijgelegen grond, staande en gelegen te [adres] kadastraal bekend (gedeeltelijk) gemeente Sliedrecht, [sectie], [perceel 3] , circa groot 7 are & 30 ca of zowel meer of minder als bij nameting door het kadaster zal blijken[…]”
3.3.
Een deel van het perceel met kadastraal [perceel 3] werd voorafgaand aan de verkoop verhuurd. In de koopovereenkomst is daarover het volgende opgenomen:
“[…]
6.1
De feitelijke levering en aanvaarding vindt plaats op
-Geheel/deelsverhuurd met een opzegbare huurovereenkomst.
- onder gestanddoening door koper van de volgende lopende huur-, lease- en/of huurkoopovereenkomsten voor het daarbij aangegeven geheel of gedeelte van de onroerende zaak:
[…]
Artikel 18 Huurder
Koper neemt het lopende huurcontract met de huurder over. Verkoper zal een kopie van deze huurovereenkomst overhandigen aan de koper.”
[…]
Artikel 20 Stroom
Verkoper zal voor het notarieel transport het verkochte laten voorzien van eigen stroom met aansluiting en eigen meter.
[…]”
3.4.
Partijen zijn bij het sluiten van de koopovereenkomst overeengekomen dat een grensreconstructie zou plaatsvinden. Deze grensreconstructie heeft plaatsgevonden op 22 maart 2022. Hierbij is het [perceel 3] gesplitst in de percelen [perceel 4] en [perceel 5].
3.5.
De kadastrale eigendomsinformatie van [perceel 5] is op 1 april 2022 naar [eisers] gestuurd door de makelaar van [gedaagde] , [naam 1] (hierna: de makelaar). [perceel 5] is 836 m² groot.
3.6.
[eisers] hebben het – door hen veronderstelde – gekochte perceel ([perceel 5]) vervolgens verkocht en geleverd aan een derde.
3.7.
Op 21 april 2022 heeft [gedaagde] opnieuw een aanvraag voor een grensreconstructie ingediend bij het kadaster. Bij deze tweede aanvraag is door [gedaagde] als reden opgegeven dat er verkeerde aanwijzingen zijn gegeven bij de meting van 22 maart 2022.
3.8.
Op 8 juni 2022 hebben [eisers] conservatoir beslag laten leggen op [perceel 5]. Op 9 juni 2022 heeft de advocaat van [eisers] aan [gedaagde] medegedeeld dat er beslag is gelegd en is [gedaagde] tot nakoming van de overeenkomst gesommeerd, is [gedaagde] in gebreke gesteld en is de contractuele boete van drie promille aangezegd.
3.9.
[gedaagde] heeft op 16 juni 2022 de tweede grensreconstructie laten uitvoeren door het kadaster. [perceel 5] is daarbij gesplitst in percelen [perceel 1] en [perceel 2].
3.10.
Op 30 juni 2022 heeft de advocaat van [eisers] opnieuw [gedaagde] in gebreke gesteld en gesommeerd om zowel [perceel 1] als [perceel 2] te leveren. Daarnaast heeft de advocaat gemeld dat [eisers] onder protest van gehoudenheid daartoe de gehele koopsom zal betalen indien alleen [perceel 1] wordt geleverd.
3.11.
Op 8 juli 2022 is [perceel 1] tegen betaling van € 300.000,- geleverd aan [eisers] [perceel 2] is niet geleverd.
3.12.
Bij brief van 14 juli 2022 is [gedaagde] door de advocaat van [eisers] gesommeerd om [perceel 2] te leveren en is zij ook in gebreke gesteld voor het niet voorzien van het perceel van een eigen stroomaansluiting en meter.
3.13.
Op 3 augustus 2022 zijn de stroomaansluiting en meter geplaatst op het perceel.

4..Het geschil

4.1.
Na eiswijziging vorderen [eisers] – samengevat – in conventie, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] bij vonnis te veroordelen:
- tot levering van het gehele perceel [adres] (kadastraal bekend als [perceel 2]), op straffe van verbeurte van een dwangsom en daarbijvoor recht te verklaren dat de koopsom reeds is voldaan op 8 juli 2022, alsmede te bepalen dat, indien [gedaagde] weigert haar medewerking te verlenen aan de levering, dit vonnis zo nodig in de plaats treedt van de wilsverklaring, medewerking en/of handtekening van [gedaagde] in de notariële leveringsakte;
- tot nakoming van artikel 20 koopovereenkomst, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
- tot betaling van de contractuele boete van € 900,- per dag, gerekend vanaf 8 juni 2022 (althans vanaf 9 juli 2022, althans vanaf een door de rechtbank te bepalen datum) tot aan het moment dat [gedaagde] [perceel 2] en het stroomaansluitingspunt en de meter heeft geleverd;
- in de kosten van beslaglegging voor een bedrag van € 1.346,61;
- in de kosten van deze procedure, de nakosten daaronder begrepen.
4.2.
[gedaagde] concludeert tot afwijzing van de vorderingen in conventie met veroordeling van [eisers] in de kosten van de procedure, uitvoerbaar bij voorraad.
4.3.
[gedaagde] vordert – samengevat – in reconventie voorwaardelijk, indien de vordering tot levering van [perceel 2] wordt toegewezen, om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- voor recht te verklaren dat [gedaagde] eigenaar is van een gedeelte, zijnde 126 m2 van het perceel kadastraal bekend gemeente Sliedrecht, [sectie], nummers [perceel 1] dat met roodarcering is aangegeven op de als productie 2 aan de dagvaarding gehechte plattegrond;
- [eisers] te veroordelen om eraan mee te werken dat een notariële akte, opgemaakt door een door [gedaagde] aan te wijzen notaris en bedoeld om te worden ingeschreven in de openbare registers, wordt gepasseerd waarin wordt vastgelegd dat [gedaagde] eigenaar is van het onder a) bedoelde perceel, met bepaling dat het vonnis als vervangende machtiging heeft te gelden indien [eisers] die medewerking niet verlenen binnen twee weken nadat de notaris daar om heeft gevraagd, op straffe van een dwangsom;
- veroordeling van [eisers] in de kosten van de procedure in reconventie, de nakosten daaronder begrepen en te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.4.
[eisers] concluderen tot afwijzing van de vorderingen in voorwaardelijke reconventie, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de reconventie, nakosten daaronder begrepen.

5..De beoordeling

5.1.
[eisers] vorderen levering van [perceel 2] en leggen daar nakoming van de overeenkomst aan ten grondslag. Hiertoe stellen zij dat partijen levering van zowel [perceel 1] als [perceel 2] zijn overeengekomen voor de koopprijs van € 300.000,-, terwijl alleen [perceel 1] door [gedaagde] is geleverd. [eisers] baseren hun stelling op de volgende vier omstandigheden.
De exacte omvang van het perceel was bij de verkoop nog niet bekend. Na de grensreconstructie van 22 maart 2022 bleek het te gaan om een perceel van 836 m². De in de overeenkomst genoemde 7 are en 30 centiare (hierna: 730 m²) is slechts een schatting van de makelaar. Deze grootte is niet uitdrukkelijk door partijen overeengekomen, zodat het mogelijk is dat na de grensreconstructie door het kadaster het perceel groter bleek dan de geschatte 730 m².
In de koopovereenkomst is bepaald dat [eisers] de lopende huurovereenkomst zullen overnemen. Omdat naast [perceel 1] (exclusief de westzijde van de loods) ook [perceel 2] werd verhuurd ten tijde van het sluiten van de koopovereenkomst, volgt daaruit dat ook [perceel 2] tot de koopovereenkomst behoorde en dus aan [eisers] geleverd moest worden.
Door zowel [gedaagde] als haar makelaar is na de eerste grensreconstructie een kadastertekening gedeeld waaruit volgt dat [perceel 1] en [perceel 2] geleverd zouden worden.
Tijdens de bezichtiging van het perceel met de makelaar is tussen partijen overeengekomen dat zowel [perceel 1] als [perceel 2] geleverd zouden worden tegen de koopprijs van € 300.000,-.
5.2.
[gedaagde] betwist dat uit deze vier omstandigheden blijkt dat levering van [perceel 2] onderdeel was van de koopovereenkomst. Zij voert daartoe het volgende aan.
De in de koopovereenkomst genoemde 730 m² is het door partijen overeengekomen uitganspunt. De daadwerkelijke grootte kan daarvan afwijken na de grensreconstructie door het kadaster, maar niet in de mate die [eisers] stellen. Levering van enkel [perceel 1] sluit aan bij dat uitgangspunt. [perceel 1] is namelijk 754 m² groot.
Partijen zijn niet overeengekomen dat het verkochte perceel gelijk zou zijn aan het verhuurde perceel. Dit blijkt uit het feit dat ook het perceel aan de westzijde van de loods op [perceel 1] aan [eisers] is geleverd, terwijl die strook grond ten tijde van het sluiten van de koopovereenkomst niet werd verhuurd.
Tijdens de eerste grensreconstructie heeft [gedaagde] verkeerde aanwijzingen gegeven. Die kadastertekening is per abuis naar [eisers] verstuurd, doordat [gedaagde] pas later de fout ontdekte en de makelaar in alle door [eisers] veroorzaakte hectiek de tekening niet meer heeft gecontroleerd.
Tijdens de bezichtiging van het perceel is tussen partijen niet overeengekomen dat [perceel 2] ook tot het aanbod behoorde. [gedaagde] wilde [perceel 2] namelijk zelf gebruiken als opslagruimte.
5.3.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5.4.
De vraag naar wat [eisers] van [gedaagde] hebben gekocht voor € 300.000,- is een vraag naar de uitleg van de tussen partijen gesloten overeenkomst. Hierbij komt het aan op de zin die partijen over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen hebben mogen toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (Hoge Raad 13 maart 1981, ECLI:NL:HR:1981:AG4158, (Haviltex)). Daarbij is niet alleen de tekst van de overeenkomst van belang, maar spelen alle omstandigheden van het geval een rol en kunnen ook gedragingen en uitlatingen van partijen na de schriftelijke overeenkomst relevant zijn.
Afmeting van het gekochte perceel
5.5.
De eerste door [eisers] gestelde omstandigheid gaat over de omschrijving van het onroerend goed in de koopovereenkomst. In de koopovereenkomst is bepaald dat het perceel circa 730 m² groot is of zoveel meer of minder als blijkt na een nameting door het kadaster (r.o. 3.2). Uit deze bepaling volgt dat de exacte grootte van het te leveren perceel op het moment van de verkoop nog niet bekend was. In hoeverre die nameting van de geschatte oppervlakte zou (mogen) afwijken, maakt de bepaling niet duidelijk. Een afwijking van 106 m² in het voordeel van [eisers] is niet uitgesloten. Dat de 754 m² (van [perceel 1] ) dichter in de buurt ligt van de geschatte 730 m² uit de overeenkomst maakt niet dat partijen niet kunnen hebben bedoeld ook [perceel 2] te (ver)kopen. De bepaling is te onbepaald om deze conclusie te kunnen dragen. Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat de omschrijving van het onroerend goed van geringe betekenis is voor de beoordeling van de vraag wat partijen zijn overeengekomen,
Huurovereenkomst
5.6.
De tweede door [eisers] gestelde omstandigheid ziet op de lopende huurovereenkomst. In de overeenkomst staat dat [eisers] de lopende huurovereenkomst zullen overnemen (zie 3.4.). Vaststaat dat [perceel 1] , exclusief de westzijde van de loods, en [perceel 2] door [gedaagde] aan een derde werden verhuurd ten tijde van de totstandkoming van de overeenkomst. Ook staat vast dat [perceel 1] inclusief de westzijde van de loods is geleverd aan [eisers]
5.7.
In de huurovereenkomst is omschreven dat tot het gehuurde behoorde,
“[adres] kadastraal bekend: Gemeente: Sliedrecht, [sectie], Nummer: [perceel 3] (gedeeltelijk).”Tussen partijen staat niet ter discussie dat deze omschrijving zag op zowel [perceel 2] als [perceel 1] (exclusief de westzijde van de loods). De grond van die beide percelen (exclusief de westzijde van de loods) en de zich daarop bevindende loods werden verhuurd aan Het Pakhuis V.O.F. Omdat [eisers] de gehele huurovereenkomst zouden overnemen (r.o. 3.2, artikel 18) zouden zij om te kunnen voldoen aan de op hen rustende verplichtingen uit de huurovereenkomst jegens de V.O.F. de eigenaars moeten zijn van [perceel 2] en (op zijn minst het verhuurde deel van) [perceel 1]. Dat de westzijde van de loods van [perceel 1] niet werd verhuurd aan de V.O.F., maar wel is verkocht en ook is geleverd aan [eisers] , is op zichzelf niet strijdig met artikel 18 uit de overeenkomst dat het lopende huurcontract zou worden overgenomen. De bepaling in de overeenkomst dat de lopende huurovereenkomst door [eisers] wordt overgenomen, strookt dan ook met de stelling van [eisers] dat ook [perceel 2] tot de door [gedaagde] aan [eisers] verkochte grond behoort.
Grensreconstructie
5.8.
De stelling van [eisers] dat de levering van [perceel 2] tot de koopovereenkomst behoort, vindt daarnaast steun in de eerste grensreconstructie van 22 maart 2022. Vaststaat dat deze grensreconstructie op basis van aanwijzingen van [gedaagde] heeft plaatsgevonden. Hierbij is [perceel 3] zodanig gesplist dat onder meer [perceel 5] ontstond. [perceel 5] omvat [perceel 1] (inclusief de westzijde van de loods) en [perceel 2] . De eerste grensreconstructie is in lijn met de stelling van [eisers] dat beide percelen op grond van de overeenkomst aan hen moesten worden geleverd. Bovendien is het de makelaar van [gedaagde] zelf geweest die de op basis van de grensreconstructie gemaakte nieuwe kadastertekening (met [perceel 5]) naar [eisers] heeft verstuurd. Pas drie weken later heeft [gedaagde] voor het eerst aan de orde gesteld dat de verstuurde kadastertekening met [perceel 5] niet juist zou zijn. [eisers] had geen aanleiding om te twijfelen aan de kadastertekening met [perceel 5], omdat dit naar hun stelling precies aansloot bij hetgeen was overeengekomen. [gedaagde] voert als verweer aan dat er fouten zijn gemaakt bij de grensreconstructie van het perceel en bij het controleren van de kadastertekening. Naar het oordeel van de rechtbank slaagt dit verweer niet. Ten aanzien van de uitgevoerde eerste grensreconstructie staat vast dat [gedaagde] hierbij zelf aanwezig was. Zij heeft dus zelf instructies kunnen geven aan de landmeter over hoe de nieuwe percelen ingedeeld dienen te worden. Uit het relaas van bevindingen van 22 maart 2022 van landmeter specialist grensreconstructie [naam 2] blijkt dat [gedaagde] deze instructies ook gegeven heeft. Vervolgens is de kadastertekening met daarin [perceel 5] gemaakt. Dat [gedaagde] deze tekening ongezien heeft doorgestuurd aan haar makelaar komt voor haar eigen rekening en risico. [gedaagde] wist dat de kadastertekening een belangrijk stuk was, vooral ook omdat in de overeenkomst is opgenomen dat de “nameting door het kadaster” nog moest plaatsvinden ten aanzien van hetgeen zij aan [eisers] had verkocht. Voor zover [gedaagde] de kadastertekening niet goed kon lezen en beoordelen toen deze via MijnOverheid aan haar werd toegestuurd (zoals [gedaagde] ter zitting aanvoerde) lag het op de weg van [gedaagde] om hierover vragen te stellen aan het kadaster, dan wel haar makelaar. Op zijn minst had [gedaagde] aan haar makelaar moeten aangeven dat zij de kadastertekening niet goed kon lezen en had zij niet zonder toelichting de kadastertekening moeten sturen aan haar makelaar die vervolgens op zijn beurt de kadastertekening toestuurde aan [eisers] met als enige opmerking in de begeleidende mail:
“We moesten even op de verwerking wachten”. Voor zover de makelaar een fout zou hebben gemaakt door niet nogmaals de kadastertekening te controleren alvorens deze door te sturen aan [eisers] komt deze fout voor risico van [gedaagde] .
5.9.
Naar het oordeel van de rechtbank tonen de omstandigheden van de huurovereenkomst en de grensreconstructie, in onderling verband met elkaar bezien, in beginsel aan dat naast levering van [perceel 1] ook levering van [perceel 2] tussen partijen is overeengekomen.
Bezichtiging
5.10.
[gedaagde] voert als verweer ten slotte nog aan dat tijdens de bezichtiging van het perceel op 23 februari 2022 (twee dagen vóór het sluiten van de koopovereenkomst) door partijen is overeengekomen dat alleen [perceel 1] geleverd zou worden. [gedaagde] heeft ter onderbouwing van haar standpunt een verklaring van haar makelaar overgelegd. Die verklaring luidt voor zover van belang als volgt:
“[…]
3. Wat is er besproken over de omvang van het perceel? Wat heeft de makelaar als verkoop aangeboden? Op 23 februari om 10.00 zijn wij op de locatie wezen kijken en hebben we de gevellijn aangewezen en ook aan de achterkant bij de honden hokken zijn we wezen kijken ter plaatsen waar de koper bij was is er nog gebeld met de verkoper om te vragen of dat de kavel vanaf het achtergelegen hekwerk liep het antwoord was ja en we zijn in de tuin bij de verkoper wezen kijken om vast te stellen dat de nieuwe kadasterlijn langs de gevel van de bestaande loods liep en dat de coniferen bleven staan als erfscheiding.
[…]
5. Wat is er besproken over het perceel met daarop de portacabin (nu [perceel 2] )? Op welke dag is dit besproken? Tijdens ons bezoek op de 23e er is verder nooit gesproken over dit stuk. De verkoper kreeg van de huurder een los bedrag vergoed voor de plek waar de portocabine stond deze maakte geen onderdeel uit van de deal vandaar ook dat de verkoper de portocabine gegeven heeft aan de huurder toen hij weg ging. (dat wist de koper denk ik van de huurder dat hij dit los erbij gebruikte dit stond volgens mij ook niet in het huurcontract maar daar ken ik de inhoud niet geheel van.
[…]
Uit de verklaring van de makelaar volgt naar het oordeel van de rechtbank niet duidelijk dat partijen hadden afgesproken dat alleen [perceel 1] aan [eisers] verkocht en geleverd zou worden. Zo heeft de makelaar verklaard dat
‘de nieuwe kadasterlijn langs de gevel van de bestaande loods liep’, daarmee kennelijk doelend op de loods op [perceel 1] en de strook grond ten noorden daarvan, maar daarmee is nog niets specifieks verklaard over [perceel 2] . Wel heeft de makelaar verklaard dat
‘de plek waar de portacabine stond[ [perceel 2] , naar de rechtbank begrijpt]
geen onderdeel uitmaakte van de deal’Wat
‘de deal’dan precies was, heeft de makelaar niet verklaard en hij heeft ook anderszins niet expliciet verklaard welke concrete afspraken partijen ter plaatse dan wél zouden hebben gemaakt.
5.11.
Gelet hierop brengt de schriftelijke verklaring van de makelaar onvoldoende gewicht in de schaal tegenover de in 5.6. en 5.9. vermelde omstandigheden. Op basis van hetgeen in 5.6. tot en met 5.9. is overwogen, is de rechtbank daarom voorshands van oordeel dat [eisers] voldoende bewijs hebben geleverd van hun stelling dat naast [perceel 1] (inclusief de westzijde van de loods) ook [perceel 2] door [gedaagde] aan [eisers] is verkocht en aan hen moest worden geleverd.
5.12.
Nu [gedaagde] in haar conclusie van antwoord en ook ter zitting bewijs heeft aangeboden, laat de rechtbank haar toe, op de voet van artikel 151 lid 2 Rv, tegenbewijs te leveren tegen de in 5.10. voorshands bewezen geachte stelling.
5.13.
Bij het oproepen van getuigen moet er rekening mee worden gehouden dat het verhoor van een getuige gemiddeld 60 minuten duurt. De namen en woonplaatsen van de getuigen en de tijdstippen waartegen zij zijn opgeroepen, dienen ten minste een week voor het verhoor aan de wederpartij en aan de griffier van de rechtbank te worden opgegeven.
5.14.
Partijen moeten er op voorbereid zijn dat de rechtbank op een zitting bepaald voor de getuigenverhoren een mondeling tussenvonnis kan wijzen waarbij een verschijning van partijen op diezelfde zitting wordt bevolen om inlichtingen over de zaak te vragen, partijen gelegenheid te geven hun stellingen nader te onderbouwen en om te onderzoeken of partijen het op één of meer punten met elkaar eens kunnen worden. Zij moeten daarom in persoon op de getuigenverhoren verschijnen.
5.15.
Iedere verdere beslissing wordt door de rechtbank aangehouden.

6..De beslissing

De rechtbank
in conventie
6.1.
laat [gedaagde] toe tegenbewijs te leveren tegen de voorshands bewezen geachte stelling dat naast [perceel 1] ook [perceel 2] door [gedaagde] aan [eisers] is verkocht en aan hen moest worden geleverd,
6.2.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
21 juni 2023voor uitlating door [gedaagde] of zij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel,
6.3.
bepaalt dat [gedaagde] , indien zij geen bewijs door getuigen wil leveren maar wel
bewijsstukkenwil overleggen, die stukken direct in het geding moet brengen,
6.4.
bepaalt dat [gedaagde] , indien zij
getuigenwil laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden juli 2023 tot en met september 2023 direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor worden bepaald,
6.5.
bepaalt dat dit getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van mr. A. Wijsman-van Veen in het gerechtsgebouw te Rotterdam aan Wilhelminaplein 100/125,
6.6.
bepaalt dat
alle partijenuiterlijk tien dagen voor het eerste getuigenverhoor
alle beschikbare bewijsstukkenaan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
in conventie en in reconventie
6.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Wijsman-van Veen en in het openbaar uitgesproken op 26 april 2023.
[3583/2438/2990]