ECLI:NL:RBROT:2023:7263

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 augustus 2023
Publicatiedatum
16 augustus 2023
Zaaknummer
663002 / HA RK 23-746
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek in civiele procedure betreffende wijziging hoofdverblijf minderjarige

Op 8 augustus 2023 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan op het wrakingsverzoek van een verzoekster in een civiele procedure. Het verzoek tot wraking was ingediend naar aanleiding van een procesbeslissing van de rechter-plaatsvervanger, prof. mr. P. Vlaardingerbroek, die tijdens een mondelinge behandeling op 27 juli 2023 had besloten om het verzoek van de vader van de minderjarige tot wijziging van het hoofdverblijf te bespreken. Verzoekster, die als belanghebbende was aangemerkt, was van mening dat de rechter vooringenomen was en dat haar recht op hoor en wederhoor was geschonden.

De wrakingskamer heeft de argumenten van verzoekster tegen de procesbeslissing van de rechter afgewogen. De kamer oordeelde dat de hoge drempel voor een gegronde wraking niet was gehaald. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter in beginsel wordt vermoed onpartijdig te zijn en dat er bijzondere omstandigheden moeten zijn om aan te nemen dat deze onpartijdigheid in gevaar is. De aangevoerde omstandigheden door verzoekster gaven geen aanleiding om te concluderen dat de rechter partijdig was.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het wrakingsverzoek afgewezen, waarbij werd opgemerkt dat de beslissing van de rechter om het verzoek van de vader te behandelen niet onbegrijpelijk was, gezien de context van de zaak en de belangen van de minderjarige. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Wrakingskamer
zaaknummer: C/10/663002 / HA RK 23-746
Beslissing van 8 augustus 2023
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[naam verzoekster],
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
hierna te noemen: verzoekster,
advocaat: mr. R.V. Paniagua te Rotterdam,
strekkende tot de wraking van
prof. mr. P. Vlaardingerbroek,
rechter-plaatsvervanger in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verzoek van verzoekster strekt tot wraking van de rechter in de zaken met nummers C/10/659480 / JE RK 23-1377 en C/10/662795 / JE RK 23-1809. De eerste zaak ziet op twee verzoeken van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (hierna: de GI), namelijk een verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling en een verzoek tot het verlenen van een machtiging uithuisplaatsing van de minderjarige dochter van verzoekster. De tweede zaak betreft een verzoek van dhr. [naam vader] , vader van de minderjarige dochter, tot wijziging van het hoofdverblijf van de minderjarige. Verzoekster is in beide zaken als belanghebbende aangemerkt. De dossiers van beide zaken zijn ter beschikking van de wrakingskamer gesteld, waaronder ook de beschikking van de rechtbank d.d. 8 augustus 2022, waarin de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige is verlengd tot 9 augustus 2023.
1.2.
Het dossier in de wrakingszaak bestaat uit de volgende stukken:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 27 juli 2023 waarin het mondeling wrakingsverzoek van verzoekster en de gronden daarvan zijn vermeld;
  • de schriftelijke reactie van de rechter van 28 juli 2023;
  • bijlage 1 van verzoekster, bestaande uit de correspondentie tussen de advocaat van de vader met de rechtbank inzake het verzoek tot gezamenlijke behandeling van de hiervoor vermelde zaken;
  • de spreekaantekeningen van mr. Paniagua;
  • de beschikking van de rechtbank Rotterdam van 1 augustus 2023, waarin de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de dochter van verzoekster kort is verlengd tot 9 september 2023, in afwachting van de uitspraak van de wrakingskamer op het verzoek tot wraking van de rechter.
1.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 1 augustus 2023. Daarbij zijn mr. Paniagua, de vader van de minderjarige en zijn advocaat, mr. S. Kara, en twee vertegenwoordigers van de GI, mw. [naam] en dhr. [naam] , aanwezig geweest. De rechter heeft aan de wrakingskamer laten weten verhinderd te zijn om de mondelinge behandeling bij te wonen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Verzoekster heeft aan haar verzoek ten grondslag gelegd dat de rechter tijdens de mondelinge behandeling op 27 juli 2023 zo’n onbegrijpelijke beslissing heeft genomen dat daarvoor geen andere verklaring kan worden gegeven dan dat hij vooringenomen is. Verzoekster heeft daartoe – samengevat – het volgende aangevoerd.
2.1.1.
Bij e-mail van 20 juli 2023 heeft mr. Kara, namens de vader, het verzoek tot wijziging van het hoofdverblijf van de minderjarige ingediend. Daarbij heeft zij, gelet op de samenhang tussen het verzoek van haar cliënt en de verzoeken van de GI, verzocht om de verzoeken gezamenlijk te behandelen tijdens de reeds geplande mondelinge behandeling op 27 juli 2023. Bij e-mail van 25 juli 2023 heeft een medewerker van de griffie, onder verwijzing naar de e-mail van mr. Kara, laten weten dat het verzoek van mr. Kara “meegaat” op de zitting van 27 juli 2023. Verzoekster heeft hieruit opgemaakt dat het verzoek tot gezamenlijke behandeling tijdens de mondelinge behandeling zou worden besproken en dat dus niet bij voorbaat vaststond dat het verzoek van de vader tot wijziging van het hoofdverblijf op die zitting inhoudelijk behandeld zou worden.
2.1.2.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de rechter, blijkens het daarvan opgemaakte proces-verbaal, opgemerkt dat hij voornemens was om zowel de verzoeken van de GI als het verzoek van de vader te bespreken en dat daarover ook een e-mail naar partijen was gestuurd. Mr. Paniagua heeft daarop laten weten dat in die e-mail staat dat het verzoek tot gezamenlijke behandeling zou worden besproken en dat hij er niet van uit was gegaan dat het verzoek van de vader inhoudelijk zou worden behandeld. Daarbij heeft hij opgemerkt dat hij nog geen tijd heeft gehad om het verzoek met zijn cliënte te bespreken, ook omdat het verzoek pas een week eerder was ingediend. Verder heeft hij te kennen gegeven dat verzoekster een zelfstandig verzoek wil indienen en wenst dat een bijzonder curator wordt benoemd. Na een discussie tussen de advocaten van partijen ter zitting heeft de rechter medegedeeld dat hij erover na ging denken, maar het verzoek van de vader wel ging behandelen. Daarbij heeft hij opgemerkt dat hij nog niet direct uitspraak zou doen en dat de zaak wellicht toch nog naar team familie moest worden doorverwezen. Mr. Paniagua heeft vervolgens te kennen gegeven dat hij geen standpunt ging innemen over het verzoek van de vader, onder meer omdat hij het verzoek nog niet met verzoekster had kunnen bespreken. De rechter heeft vervolgens medegedeeld dat hij beide verzoeken ging behandelen. Volgens verzoekster is de rechter daarmee op onbegrijpelijke wijze voorbij gegaan aan haar recht om te overleggen met haar advocaat, te worden gehoord en verweer te voeren.
2.2.
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft schriftelijk op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna, voor zover nodig, besproken.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid.
3.2.
De door verzoekster aangevoerde omstandigheden leveren geen aanwijzing op dat de rechter door zijn persoonlijke instelling en overtuiging partijdig is.
3.3.
Vervolgens moet worden onderzocht of de door verzoekster aangevoerde omstandigheden, voor zover aannemelijk geworden, een zwaarwegende aanwijzing opleveren dat de door verzoekster geuite vrees dat de rechter jegens haar een vooringenomenheid koestert – objectief – gerechtvaardigd is.
3.4.
In deze zaak is wraking verzocht naar aanleiding van een procesbeslissing, namelijk om ter zitting het verzoek van vader tot wijziging van het hoofdverblijf van de minderjarige dochter in de bespreking mee te nemen. Procesbeslissingen kunnen in beginsel niet tot toewijzing van een wrakingsverzoek leiden, tenzij zij zozeer onbegrijpelijk zijn dat daaruit niet anders kan worden afgeleid dan dat de rechter vooringenomen is. De drempel, die moet worden overschreden wil van een gegronde wraking sprake zijn ligt daarmee hoog
.De opvatting van verzoekster is bij de beoordeling van belang, maar niet doorslaggevend.
3.5.
In deze zaak staan meerdere belangen en argumenten tegenover elkaar. Enerzijds, ten voordele van verzoekster, geldt dat mr. Paniagua tijdens de mondelinge behandeling meerdere keren te kennen heeft gegeven dat, vanwege het late tijdstip van indiening, zowel hij als verzoekster (nog) geen standpunt konden innemen over het verzoek van de vader en bovendien de wens hadden ook zelf nog een verzoek in te dienen. Dat raakt, zo begrijpt de wrakingskamer, volgens verzoekster het beginsel van hoor en wederhoor en niet ondenkbaar is dat gelijktijdige behandeling van alle genoemde verzoeken de te nemen individuele beslissingen ten goede komt. Daarbij kwam dat de gevraagde verlenging van de ondertoezichtstelling om behandeling met spoed vroeg, gelet op het feit dat de ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing zouden aflopen op 9 augustus 2023, maar voor de gevraagde wijziging van het hoofdverblijf gold die spoed niet.
Anderzijds geldt ten voordele van de genomen procesbeslissing dat verzoekster enkele dagen voor de zitting kenbaar was gemaakt dat het tweede verzoek op de zitting zou “meegaan” en met die aankondiging werd in elk geval niet uitgesloten dat dat “meegaan” in een inhoudelijke behandeling – en beslissing – zou resulteren
.De rechter heeft voorts te kennen gegeven nog niet direct uitspraak te zullen doen, ook omdat nog niet duidelijk was of het verzoek van de vader door de familiekamer zou moeten worden behandeld, en dus niet op voorhand al kenbaar gemaakt dat hij dit niet alleen wilde behandelen, maar daarop ook wilde gaan beslissen. Op de zitting van 27 juli 2023 is verder ook aangevoerd, en dat heeft verzoekster toen niet betwist, dat de minderjarige al ruim twee jaar bij vader woont
,dat zij al ruim een jaar bekend was met het voornemen van de vader om een verzoek tot wijziging van het hoofdverblijf in te dienen en het daar destijds ook mee eens was
.De wrakingskamer verwijst in dit verband naar de beschikking van 8 augustus 2022, waarin onder meer het volgende is overwogen:
“Zolang de hoofdverblijfplaats nog bij de moeder is bepaald, blijft een machtiging tot uithuisplaatsing bij de vader noodzakelijk. Het zou in het belang van de minderjarige goed zijn als de vader en de moeder, zoals ook ter zitting het geval leek, overeenstemming kunnen bereiken over de hoofdverblijfplaats van de minderjarige, zodat in de toekomst geen machtiging tot uithuisplaatsing meer nodig zal zijn”.
Tot slot gold dan ook nog de proceseconomische reden, dat met gelijktijdige behandeling van de verzoeken de kans verkleind zou worden dat partijen op korte termijn nog een keer in de rechtbank zouden moeten verschijnen.
3.6.
Alle belangen en argumenten tegen elkaar afwegend wordt, naar het oordeel van de wrakingskamer, de hiervoor genoemde hoge drempel niet gehaald
.De slotsom luidt dan ook dat het wrakingsverzoek wordt afgewezen.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beslissing is gegeven door mr. W.J.J. Wetzels, voorzitter, mr. A.P. Hameete en mr. J.F. Koekebakker, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. Elenbaas, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 8 augustus 2023.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.