ECLI:NL:RBROT:2023:7202

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 augustus 2023
Publicatiedatum
14 augustus 2023
Zaaknummer
102843320
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van restantbedrag na auto aankoop en bewijslevering

In deze zaak heeft Scherpenisse Auto’s B.V. een vordering ingesteld tegen [gedaagde] voor het betalen van een restantbedrag van € 790,- na de aankoop van een auto. De gedaagde heeft op 2 maart 2022 een auto gekocht voor € 5.450,- en heeft een deel van dit bedrag, € 4.660,-, direct per pin betaald. Scherpenisse eist nu het resterende bedrag, maar [gedaagde] stelt dat hij dit bedrag contant heeft betaald. De kantonrechter heeft [gedaagde] toegelaten om bewijs te leveren van zijn stelling, maar oordeelt dat hij hierin niet is geslaagd. De kantonrechter wijst de vordering van Scherpenisse toe, omdat de gedaagde niet kan aantonen dat hij het bedrag contant heeft betaald.

De kantonrechter heeft verder geoordeeld dat [gedaagde] ook de buitengerechtelijke kosten van € 118,50 en wettelijke rente over het bedrag van € 790,- moet betalen. De proceskosten zijn vastgesteld op € 759,99, die ook door [gedaagde] moeten worden vergoed. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat Scherpenisse het bedrag kan vorderen voordat de uitspraak in hoger beroep is gegaan. Dit vonnis is uitgesproken door mr. M.C. van der Kolk op 4 augustus 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10284320 CV EXPL 23-1724
datum uitspraak: 4 augustus 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Scherpenisse Auto’s B.V.,
vestigingsplaats: Oud-Beijerland (gemeente Hoeksche Waard),
eiseres,
gemachtigde: R.A.M. Vismans,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: [woonplaats],
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘Scherpenisse’ en ‘[gedaagde]’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 11 januari 2023, met bijlagen;
  • de aantekeningen van de griffier van het mondelinge antwoord van [gedaagde] en de bijlage die hij toen heeft overhandigd;
  • de stukken die Scherpenisse tijdens de mondelinge behandeling heeft overhandigd;
  • het proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 21 april 2023;
  • de brief van [gedaagde], met bijlagen;
  • de akte van Scherpenisse.

2..De verdere beoordeling

Wat is de kern?
2.1.
[gedaagde] heeft op 2 maart 2022 voor € 5.450,- een auto van Scherpenisse gekocht. Hij heeft direct € 4.660,- per pin betaald. Scherpenisse eist in deze procedure dat [gedaagde] wordt veroordeeld om het restant van € 790,- te betalen, met rente en kosten. [gedaagde] is het hier niet mee eens. Hij stelt dat hij dit deel bij de koop al contant heeft betaald. Scherpenisse betwist dit. [gedaagde] is daarom toegelaten om bewijs te leveren van zijn stelling. De kantonrechter oordeelt dat hij daar niet in geslaagd is. De eisen van Scherpenisse worden daarom toegewezen. In dit vonnis licht de kantonrechter haar oordeel toe.
[gedaagde] moet € 790,- aan Scherpenisse betalen
2.2.
De partijen zijn het erover eens dat zij hadden afgesproken dat [gedaagde] het bedrag van € 790,- contant zou betalen. De grote vraag is of dit vervolgens ook is gebeurd. [gedaagde] zegt van wel. Hij wijst op de factuur. Daarop staat het volgende:
Volgens [gedaagde] blijkt hieruit dat hij het bedrag contant betaald heeft. Scherpenisse betwist dit. Zij voert aan dat dit alleen betekent dat hij het bedrag contant zóú betalen, maar niet dat hij dit ook heeft gedaan. Zij voert aan dat wanneer [gedaagde] betaald zou hebben, Scherpenisse een handtekening naast het bedrag zou hebben gezet. Zij heeft dat onderbouwd met een aantal facturen van andere auto’s die Scherpenisse verkocht heeft. De kantonrechter oordeelt dat de factuur gezien de gemotiveerde betwisting van Scherpenisse niet kan dienen als onderbouwing van het standpunt van [gedaagde].
2.3.
Volgens [gedaagde] hebben zijn zijn ex-vriendin en kinderen de contante betaling ook gezien. Hij heeft als onderbouwing hiervan alleen een handgeschreven, ongedateerde verklaring overhandigd, met de naam ‘P.K. Noort’ eronder. Het enige dat in die verklaring over de betaling staat is “
gaf hem vervolgens € 790,- contant”. Verder heeft [gedaagde] geen bewijs geleverd, bijvoorbeeld door het laten horen van getuigen. De kantonrechter oordeelt dat het bewijs niet geslaagd is, door alleen deze schriftelijke verklaring. De verklaring is namelijk niet specifiek. Daarnaast is niet vast te stellen wie deze verklaring heeft geschreven. Bovendien gaat het – hoewel [gedaagde] daartoe in de mondelinge uitspraak van 21 april 2023 uitdrukkelijk is uitgenodigd – niet om een beëdigde verklaring die is afgelegd tegenover de kantonrechter.
2.4.
Aangezien [gedaagde] niet heeft bewezen dat hij het bedrag van € 790,- al contant betaald heeft, moet hij dit alsnog doen op grond van de overeenkomst. De eis van Scherpenisse die hierop ziet wordt daarom toegewezen.
[gedaagde] moet € 118,50 aan buitengerechtelijke kosten betalen
2.5.
De geëiste vergoeding voor buitengerechtelijke kosten van € 118,50 wordt toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen (artikel 6:96 BW).
[gedaagde] moet wettelijke rente betalen
2.6.
[gedaagde] moet daarnaast op grond van de wet (artikel 6:119 BW) en de algemene voorwaarden (artikel 16.5) rente betalen over het bedrag van € 790,-. Scherpenisse heeft onbetwist gesteld dat de rente berekend tot 11 januari 2023 € 9,91 bedraagt. Ook deze eis van Scherpenisse wordt dus toegewezen.
Proceskosten
2.7.
[gedaagde] krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van Scherpenisse tot vandaag vast op € 107,99 aan dagvaardingskosten, € 322,- aan griffierecht en € 330,- aan salaris voor de gemachtigde (2,5 punten x € 132,-). Dit is totaal € 759,99. Voor kosten die Scherpenisse maakt na deze uitspraak moet [gedaagde] ook een bedrag betalen van € 66,- (1/2 punt x € 132,-). Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist (ECLI:NL:HR:2022:853). De wettelijke rente wordt toegewezen.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
2.8.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

3..De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Scherpenisse te betalen € 918,41, met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 790,- vanaf 11 januari 2023 tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van Scherpenisse tot vandaag worden vastgesteld op € 759,99, met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na vandaag tot de dag dat volledig is betaald;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. van der Kolk en in het openbaar uitgesproken.
33394