ECLI:NL:RBROT:2023:7132

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 augustus 2023
Publicatiedatum
11 augustus 2023
Zaaknummer
10/056943-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van ontucht met een minderjarige en veroordeling tot gevangenisstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 2 augustus 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontucht met een 14-jarig meisje. De verdachte, geboren in 1993 en niet ingeschreven in de basisregistratie, werd beschuldigd van het plegen van seksuele handelingen met het minderjarige slachtoffer in de periode van 3 tot en met 4 maart 2022 te Vlaardingen. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte 12 maanden gevangenisstraf moest krijgen, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich niet rekenschap had gegeven van de kwetsbaarheid van het slachtoffer en dat hij zich had laten meeslepen door de initiatieven van het slachtoffer. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij, het slachtoffer, beoordeeld en een schadevergoeding van € 3.408,32 toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de verdachte ook veroordeeld tot het betalen van de proceskosten van de benadeelde partij. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de bescherming van minderjarigen tegen seksuele uitbuiting.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/056943-22
Datum uitspraak: 2 augustus 2023
Verstek
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1993,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen en zonder bekende feitelijke verblijfplaats.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 19 juli 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N.A. van Manen heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het onder 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen is, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. De rechtbank constateert dat in de tenlastelegging abusievelijk niet de woorden ‘
buiten echt ontuchtige’ zijn opgenomen en zal deze kennelijke misslag verbeteren.
Op grond van de wettige bewijsmiddelen is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij in de periode van 3 maart 2022 tot
en met 4 maart 2022 te Vlaardingen, in elk geval in Nederland,
met [slachtoffer01] , geboren op [geboortedatum02] 2007, die toen de leeftijd van
twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren had bereikt,
buiten echt, ontuchtigehandelingen heeft
gepleegd die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van
het lichaam van die [slachtoffer01] , namelijk het
- houden en bewegen van zijn penis in de mond van die [slachtoffer01] en
- brengen en vervolgens houden en bewegen en duwen van zijn
vinger(s) in de vagina- bewegen van zijn tong
en over/in de vagina, - brengen en vervolgens houden en bewegen van zijn penis in de vagina.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Feit 1:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren
heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede
bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan blijkt uit het dossier. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft als 29-jarige man seks gehad met het slachtoffer, een 14-jarig meisje. Zij hadden daags voordat zij afspraken contact gelegd via Snapchat, welk contact vrijwel onmiddellijk seksueel van aard was. Hoewel het initiatief tot een seksuele ontmoeting mede van het slachtoffer uitging, heeft de verdachte zich daarvoor ontvankelijk getoond en mede initiatief genomen voor de ontmoeting tussen beiden. Hij vroeg haar ook om het sturen van intieme foto’s. Het slachtoffer is op aanwijzen van de verdachte per trein naar Schiedam gereisd, waar zij door hem werd opgepikt. Hij heeft haar naar het huis van zijn ex-vriendin gebracht, waar zij alcohol en lachgas gebruikt hebben. Ook hebben zij meermalen (onbeschermde) seks gehad, wat de verdachte ook gefilmd heeft. Toen de volgende dag de ex-vriendin voor de deur stond, heeft de verdachte het slachtoffer verzocht via het balkon het huis te verlaten. Het slachtoffer is vervolgens daadwerkelijk via het balkon en het dak uit het huis gevlucht. Daarna heeft de ex-vriendin, die hier door een alerte buurman over werd aangesproken, het slachtoffer opgevangen.
De verdachte moet hebben begrepen dat het slachtoffer minderjarig was. Zij heeft tegen hem gezegd dat haar ouders op vakantie waren. Daarnaast heeft het slachtoffer tegenover verdachtes ex-vriendin desgevraagd steeds herhaald dat zij 19 jaar oud was, iets wat de ex-vriendin op grond van het uiterlijk van het slachtoffer niet geloofde. Overigens doet niet ter zake of de verdachte de leeftijd van het slachtoffer daadwerkelijk kende want daarop is geen opzet vereist. Daaraan ligt ten grondslag dat art. 245 Sr ertoe strekt minderjarigen tussen de 12 en 16 jaar te beschermen, ook in gevallen waarin het initiatief (mede) van hen uitgaat. Zij kunnen de consequenties van hun handelen onvoldoende overzien. Dat klemt te meer waar het een minderjarige betreft die kwetsbaar is en vanuit die kwetsbaarheid seksueel wervend gedrag vertoont.
Uit de verklaring van de ouders van het slachtoffer, zoals die bij de vordering benadeelde partij is ingebracht, blijkt dat het incident veel gevolgen heeft gehad. Hun dochter is een kwetsbaar en beïnvloedbaar meisje die hiervoor in behandeling was. De gebeurtenis in maart heeft haar nachtmerries bezorgd en ze heeft lang last gehad van buikpijn. Kort na het voorval is ze uit bescherming naar een gesloten instelling gegaan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 8 juni 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2
Overige persoonlijke omstandigheden
Omdat de verdachte niet ter zitting is verschenen en er geen reclasseringsrapportage is opgemaakt, heeft de rechtbank geen zicht op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
7.4.
Conclusie
Gelet op het hiervoor overwogene komt de rechtbank tot de volgende conclusie.
De verdachte heeft een ernstig strafbaar feit gepleegd. Daarbij was hij slechts uit op bevrediging van zijn eigen lustgevoelens. Hij heeft zich geen rekenschap gegeven van de kwetsbaarheid van het minderjarige slachtoffer. De omstandigheid dat verdachte samen met het slachtoffer alcohol en lachgas heeft gebruikt, had hem moeten doen beseffen dat dit haar extra kwetsbaar en minder in staat maakte om haar grenzen te bepalen. De rechtbank rekent hem dat allemaal aan. Ook rekent de rechtbank hem aan dat hij hiervoor in zijn politieverhoren geen verantwoordelijkheid voor neemt, maar steeds benadrukt dat hij zich slechts heeft laten meeslepen met de initiatieven van het slachtoffer. Het dossier en met name het tussen de verdachte en het slachtoffer gevoerde What’s app gesprek geeft hierover een ander beeld. Ook rekent de rechtbank het de verdachte aan dat hij, toen zijn ex-vriendin voor de deur stond, het slachtoffer heeft verzocht via het balkon het huis uit te gaan. Dit is niet alleen gevaarlijk en respectloos, maar bevestigt ook het beeld dat de verdachte bij het plegen van dit feit alleen aan zichzelf dacht.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank allereerst acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd en met de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf van 12 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk straf passend en geboden. Deze straf is lager dan door de officier van justitie is geëist, omdat de rechtbank de eis van de officier van justitie te hoog voorkomt.
Het voorwaardelijke strafdeel is bedoeld om herhaling in de toekomst (met andere slachtoffers) te voorkomen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.Vordering benadeelde partij [slachtoffer01] /schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [slachtoffer01] , ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding aan materiële schade, bestaande uit:
Reiskosten totaal: € 3.497,46
Bezoek huisarts ( [huisarts01] ), bezoek Almata, opname Almata, bezoek YIP en reiskosten naar politiebureau voor het doen van aangifte.
Kosten voor een SOA-test: € 240,93
Overnachting in verband met plaatsing bij YIP € 110,17
Factuur medicatie: € 14,45
Opgelopen studievertraging: € 15.200,=
De benadeelde partij vordert daarnaast een vergoeding van € 10.000,= aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de gevorderde reiskosten ter zake het bezoek aan de huisarts in [plaats01] en aan het politiebureau, de kosten voor een SOA-test en de kosten van medicatie. Het meer of anders aan materiële schade gevorderde levert naar de mening van de officier van justitie een onevenredige belasting van het strafgeding op en de officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de gevorderde immateriële schadevergoeding. Zij heeft daartoe verwezen naar een uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland (ECLI:NL:RBNNE:2022:4559) in een vergelijkbare situatie, waarin een bedrag van € 10.000,= aan immateriële schade aan een 11-jarig slachtoffer werd toegewezen.
De officier van justitie heeft gevorderd dat ter zake van het aan de benadeelde partij toe te wijzen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente en de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan de verdachte zal worden opgelegd.
8.2.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks (materiële) schade is toegebracht, zal de rechtbank de gevorderde schadevergoeding toewijzen voor wat betreft de posten die haar niet onrechtmatig of ongegrond voorkomen. Dit betreft de reiskosten voor het bezoek aan de huisarts (€ 3,98) en het politiebureau (2x € 74,48), de kosten van een SOA-test (€ 240,93) en de kosten van medicatie (€14,45). Dat betekent dat de vordering tot een bedrag van € 408,32 aan materiële schade worden toegewezen.
De benadeelde partij zal in het deel van de vordering dat betrekking heeft op reiskosten anders dan hiervoor vermeld, de kosten voor overnachting in verband met plaatsing bij YIP en de kosten wegens opgelopen studievertraging niet-ontvankelijk worden verklaard, nu niet is komen vast te staan dat deze schade waarvan vergoeding wordt gevorderd rechtstreeks verband houdt met het bewezen verklaarde feit.
Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht.
Die schade zal op dit moment op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 3.000,=.
De rechtbank heeft daarbij aansluiting gezocht bij bedragen die zijn toegewezen in vergelijkbare zaken en bij uitkeringen die zijn vermeld onder categorieën 2/3 van de letsellijst van het schadefonds geweldsmisdrijven.
De rechtbank acht de uitspraak waarnaar de officier van justitie heeft verwezen niet vergelijkbaar met de situatie en de omstandigheden die zich in deze strafzaak hebben voorgedaan.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 3 maart 2022.
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
8.3.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van
€ 3.408,32, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 63 en 245 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer01] te betalen een bedrag van
€ 3.408,32 (zegge: drieduizend vierhonderdacht euro en tweeëndertig eurocent), bestaande uit € 408,32 aan materiële schade en € 3.000,= aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 3 maart 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer01] te betalen
€ 3.408,32 (drieduizend vierhonderdacht euro en tweeëndertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 maart 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 3.408,32 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
44 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Luijck, voorzitter,
en mrs. A.S. Flikweert en M.M. Dolman, rechters,
in tegenwoordigheid van J.P. van der Wijden, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 2 augustus 2023.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 3 maart 2022 tot
en met 4 maart 2022 te Vlaardingen, in elk geval in Nederland,
met [slachtoffer01] , geboren op [geboortedatum02] 2007, die toen de leeftijd van
twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, handelingen heeft
gepleegd die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van
het lichaam van die [slachtoffer01] ,
namelijk het, meermalen, althans eenmaal,
- houden en/ of bewegen van zijn penis in de mond van die [slachtoffer01] en/ of
- brengen en/ of vervolgens houden en/ of bewegen en/ of duwen van zijn
vinger(s) in de vagina, althans tussen de schaamlippen en/of
- brengen en/ of vervolgens houden en/ of bewegen van zijn tong op/ over de clitoris
en/of over/in de vagina, althans tussen de schaamlippen en/of
- brengen en/of vervolgens houden en/of bewegen van zijn penis in de vagina;
2.
hij in of omstreeks de periode van 3 maart 2022 tot en met 4 maart 2022 te
Vlaardingen en/of te Delft, althans in Nederland,
meermalen, althans eenmaal
opzettelijk
een minderjarige, [slachtoffer01] , geboren op [geboortedatum02] 2007,
heeft onttrokken aan het wettig over hem gesteld gezag en/ of aan
het opzicht van degene die dit desbevoegd over hem uitoefende;