In deze zaak, die op 9 augustus 2023 door de Rechtbank Rotterdam is behandeld, heeft eiseres, vertegenwoordigd door mr. J.F. Overes, een kort geding aangespannen tegen gedaagde, vertegenwoordigd door mr. D.E. Burgers, met als doel een loonvordering van € 3.467,64 netto aan achterstallig loon te verkrijgen. Eiseres stelt dat zij een arbeidsovereenkomst heeft gesloten met gedaagde, terwijl gedaagde betwist dat er een overeenkomst is en stelt dat eiseres slechts op basis van een mondelinge overeenkomst als salonmanager heeft gewerkt. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eis van eiseres niet toewijsbaar is zonder bewijslevering, wat in een kort geding niet mogelijk is. De kantonrechter oordeelt dat eiseres onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij recht heeft op het gevorderde loon. De vordering wordt afgewezen en eiseres wordt veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 529,-. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.