ECLI:NL:RBROT:2023:6850

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 juli 2023
Publicatiedatum
31 juli 2023
Zaaknummer
10491087 / CV EXPL 23-12537
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eindvonnis na onterecht verstekvonnis in civiele procedure

In deze civiele procedure, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam, is op 21 juli 2023 een eindvonnis gewezen in de zaak tussen [eiser01] en [gedaagde01]. De procedure begon met een dagvaarding op 3 april 2023, waarbij [eiser01] [gedaagde01] heeft laten dagvaarden voor de rolzitting van 9 mei 2023. De rechtbank heeft de dagvaarding per abuis onder twee verschillende zaaknummers geregistreerd, wat heeft geleid tot verwarring in de behandeling van de zaak.

Tijdens de procedure heeft [gedaagde01] in een e-mail op 8 mei 2023 aangegeven dat hij de geëiste bedragen van in totaal € 868,82 had betaald. Deze betaling is door [eiser01] erkend. Echter, in de andere geregistreerde zaak met zaaknummer 10494580 heeft [gedaagde01] verstek laten gaan, wat resulteerde in een verstekvonnis op 23 mei 2023. [eiser01] heeft verklaard dat dit verstekvonnis niet ten uitvoer zal worden gelegd.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat met de betaling door [gedaagde01] de hoofdsom en de bijkomende kosten zijn voldaan, waardoor de eis van [eiser01] in zoverre is afgewezen. De kantonrechter heeft [gedaagde01] als de in het ongelijk gestelde partij aangemerkt en hem veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 611,77, inclusief wettelijke rente. De proceskostenveroordeling is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

In de beslissing heeft de kantonrechter verder alle andere vorderingen afgewezen, waarmee de zaak is afgesloten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10491087 / CV EXPL 23-12537
datum uitspraak: 21 juli 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser01],
wonende in [woonplaats01] ,
eiser,
gemachtigde: mr. M. Leung te Rotterdam,
tegen
[gedaagde01], die handelt onder de naam
[website01],
wonende in [woonplaats02] ,
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘ [eiser01] ’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 3 april 2023, met bijlagen;
  • het antwoord, met een bijlage;
  • de repliek, met een bijlage.

2.De beoordeling

2.1.
Op 3 april 2023 heeft [eiser01] [gedaagde01] laten dagvaarden tegen de rolzitting van 9 mei 2023. De griffie van de rechtbank heeft de dagvaarding van [eiser01] per abuis tweemaal op de rol ingeschreven, namelijk onder zaaknummer 10491087 (deze zaak) en onder zaaknummer 10494580.
2.2.
In zijn antwoord - dat in een e-mail van 8 mei 2023 is verwoord - heeft [gedaagde01] de kantonrechter bericht dat “
beide geëiste bedragen zijn betaald”. [gedaagde01] doelt hiermee kennelijk op de hoofdsom, de verschenen wettelijke rente en de vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten ten bedrage van in totaal € 868,82 die [eiser01] van hem eist, aangezien het bankafschrift dat bij de e-mail is gevoegd een overboeking van exact dit bedrag betreft. [eiser01] heeft de ontvangst van dit bedrag erkend.
2.3.
De e-mail van [gedaagde01] is per abuis alleen in de zaak met zaaknummer 10491087 verwerkt. In de zaak met zaaknummer 10494580 is geregistreerd dat [gedaagde01] verstek heeft laten gaan en is op 23 mei 2023 een verstekvonnis gewezen. [eiser01] heeft dit verstekvonnis ontvangen en hij heeft desgevraagd verklaard dat het verstekvonnis niet ten uitvoer zal worden gelegd.
2.4.
Met de betaling van [gedaagde01] zijn de hoofdsom, de verschenen wettelijke rente en de vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten inmiddels betaald. In zoverre wordt de eis van [eiser01] daarom afgewezen. Aangezien [eiser01] in zijn conclusie van repliek stelt dat de eis nu alleen nog op de proceskosten ziet, gaat de kantonrechter er vanuit dat [eiser01] zijn eis voor wat betreft de ten tijde van het uitbrengen van de dagvaarding nog niet verschenen wettelijke rente heeft ingetrokken. Daarover hoeft dan ook geen beslissing meer te worden genomen.
2.5.
Met de betaling van de door [eiser01] geëiste bedragen heeft [gedaagde01] de verschuldigdheid van die bedragen erkend. [gedaagde01] heeft in deze zaak daarom te gelden als de in het ongelijk gestelde partij en daarom moet hij de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [eiser01] tot vandaag vast op € 133,77 aan dagvaardingskosten, € 214,00 aan griffierecht en € 264,00 aan salaris voor de gemachtigde (twee punten x € 132,00). Dit is in totaal € 611,77. Voor kosten die [eiser01] maakt na deze uitspraak moet [gedaagde01] een bedrag betalen van € 66,00. Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist (zie de uitspraak van de Hoge Raad van 10 juni 2022, gepubliceerd onder ECLI:NL:HR:2022:853). De wettelijke rente wordt ook toegewezen.
2.6.
De proceskostenveroordeling wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten, die aan de kant van [eiser01] tot vandaag worden vastgesteld op € 611,77 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag nadat dit vonnis is betekend tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
3.3.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J.R. van Tongeren en in het openbaar uitgesproken.
38671