In deze civiele procedure, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam, is op 21 juli 2023 een eindvonnis gewezen in de zaak tussen [eiser01] en [gedaagde01]. De procedure begon met een dagvaarding op 3 april 2023, waarbij [eiser01] [gedaagde01] heeft laten dagvaarden voor de rolzitting van 9 mei 2023. De rechtbank heeft de dagvaarding per abuis onder twee verschillende zaaknummers geregistreerd, wat heeft geleid tot verwarring in de behandeling van de zaak.
Tijdens de procedure heeft [gedaagde01] in een e-mail op 8 mei 2023 aangegeven dat hij de geëiste bedragen van in totaal € 868,82 had betaald. Deze betaling is door [eiser01] erkend. Echter, in de andere geregistreerde zaak met zaaknummer 10494580 heeft [gedaagde01] verstek laten gaan, wat resulteerde in een verstekvonnis op 23 mei 2023. [eiser01] heeft verklaard dat dit verstekvonnis niet ten uitvoer zal worden gelegd.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat met de betaling door [gedaagde01] de hoofdsom en de bijkomende kosten zijn voldaan, waardoor de eis van [eiser01] in zoverre is afgewezen. De kantonrechter heeft [gedaagde01] als de in het ongelijk gestelde partij aangemerkt en hem veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 611,77, inclusief wettelijke rente. De proceskostenveroordeling is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
In de beslissing heeft de kantonrechter verder alle andere vorderingen afgewezen, waarmee de zaak is afgesloten.